ECLI:NL:CRVB:2014:3319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor de besteding van het persoonsgebonden budget en terugvordering door het Zorgkantoor
In deze zaak gaat het om de verantwoordelijkheid van een verzekerde voor de besteding van het persoonsgebonden budget (pgb) en de terugvordering van onterecht verstrekte gelden door het Zorgkantoor. Appellante had een pgb aangevraagd en dit beheer uitbesteed aan het bemiddelingsbureau Raad en Daad. Na het faillissement van dit bureau ontstonden er problemen met de verantwoording van de besteding van het pgb. Het Zorgkantoor stelde dat appellante uiteindelijk verantwoordelijk blijft voor de verantwoording, ook al had zij het beheer uitbesteed. De rechtbank Maastricht had eerder het bezwaar van appellante tegen de terugvordering ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de verantwoording van de besteding van het pgb de eigen verantwoordelijkheid van de verzekerde is. De Raad wees erop dat de regelgeving omtrent het pgb duidelijk maakt dat de verzekerde verplicht is om zorg te inkopen en de bijbehorende verantwoording te leveren. De Raad concludeerde dat het Zorgkantoor de subsidieverlening terecht had vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens, en dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het Zorgkantoor onterecht had gehandeld.
De Raad benadrukte dat het Zorgkantoor appellante had bijgestaan in het opstellen van een verantwoording, maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij appellante lag. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor verzekerden om zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheden bij het aanvragen en beheren van een pgb, en dat het Zorgkantoor niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de tekortkomingen van een derde partij, zoals een bemiddelingsbureau.