ECLI:NL:RBGEL:2025:6047

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
11449839
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Letselschade en benoeming van deskundigen in een civiele procedure

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 7 juli 2025, wordt een verzoek behandeld van [verzoeker] inzake letselschade na een val van een trap in een huurwoning. De kantonrechter heeft de bevoegdheid om van het geschil kennis te nemen, aangezien de aansprakelijkheid van [verweerder 1] en ASR SCHADEVERZEKERING N.V. eerder is vastgesteld. De zaak betreft de benoeming van deskundigen, een neuroloog en een neuropsycholoog, om de schade en het causaal verband tussen de klachten van [verzoeker] en het ongeval vast te stellen. De kantonrechter wijst het verzoek van [verzoeker] toe, ondanks de bezwaren van [verweerder 1] en ASR, die stellen dat [verzoeker] niet voldoende medische informatie heeft verstrekt. De kantonrechter oordeelt dat het verzoek tot benoeming van deskundigen relevant is en dat de deskundigen de benodigde informatie moeten ontvangen om hun rapportages op te stellen. De kosten van de deskundigen worden toegewezen aan [verweerder 1] en ASR, die ook het voorschot moeten betalen. De beschikking bevat gedetailleerde instructies voor de deskundigen en de partijen over de verdere procedure.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 11449839 \ AZ VERZ 24-14
Beschikking van 7 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. B.A. Hopman,
tegen

1.[verweerder 1],

te [vestigingsplaats],
2.
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Utrecht,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: [verweerder 1] en ASR,
gemachtigde: mr. M.M. Klunder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, met een tegenverzoek
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2025, waar mr. Hopman een pleitnota heeft overgelegd en voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] huurde van [verweerder 1] woonruimte aan [adres]. De woonruimte bevatte een slaapzolder, die met een vlizotrap bereikbaar was. In de nacht van 31 maart 2014 op 1 april 2014 is [verzoeker] van deze trap gevallen. Zij heeft daarbij letsel opgelopen.
2.2.
In een vonnis van 12 mei 2023 [1] heeft de kantonrechter in Nijmegen geoordeeld dat [verweerder 1] hiervoor aansprakelijk is en dat zij verplicht is de materiële en immateriële schade van [verzoeker] te vergoeden. Ook ASR is daartoe veroordeeld. Zij is de verzekeraar van [verweerder 1] en [verzoeker] heeft rechtstreekse betaling door ASR gevorderd.
2.3.
[verweerder 1] en ASR zijn in hoger beroep gegaan tegen voormeld vonnis. Het gerechtshof in Arnhem heeft het vonnis van de kantonrechter in een arrest van 20 augustus 2024 bekrachtigd [2] .
2.4.
Partijen zijn sindsdien in onderhandeling over de afwikkeling van de schade van [verzoeker].

3.Het verzoek en het verweer met een voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking:
een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van neuroloog [naam 3] (verbonden aan CWZ te Nijmegen) en de neuroloog op te dragen aan de hand van de in productie 21 genoemde medische stukken de als productie 19 bij het verzoekschrift overgelegde vragen (de IWMD-vraagstelling) gemotiveerd en schriftelijk te beantwoorden en een verslag te schrijven van zijn onderzoeksbevindingen;
een voorlopig deskundigenbericht te bevelen met benoeming van neuropsycholoog [naam 4] (te Amersfoort) en aan de neuropsycholoog op te dragen aan de hand van de in productie 21 genoemde medische stukken de onder randnummer 24 van het verzoekschrift geformuleerde vragen gemotiveerd en schriftelijk te beantwoorden en een verslag te schrijven van haar onderzoeksbevindingen;
de deskundigen op te dragen om [verzoeker] als eerste in de gelegenheid te stellen kennis te kunnen nemen van de rapportages, zodat zij al dan niet gebruik kan maken van het haar toekomende blokkeringsrecht;
alsmede:
4. [verweerder 1] en ASR te veroordelen het honorarium van de te benoemen deskundigen te betalen, althans te gelasten dat [verweerder 1] en ASR het voorschot voor deze kosten moeten voldoen;
5. een datum te bepalen waarop dit verzoekschrift en de daarop te geven beslissing aan [verweerder 1] en ASR dient te worden toegezonden.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] het volgende ten grondslag gelegd. De schade van [verzoeker] en het causaal verband tussen haar klachten en beperkingen en het ongeval moeten worden vastgesteld. [verzoeker] heeft alle relevante medische informatie aan ASR verstrekt, maar ASR stelt zich op het standpunt dat dit niet voldoet. Partijen komen hier niet uit, waardoor zij ook niet komen tot een gezamenlijke opdracht aan de deskundigen. [verzoeker] stelt dat zij er recht en belang bij heeft dat de kantonrechter de deskundigen zal benoemen.
3.3.
[verweerder 1] en ASR verzetten zich tegen toewijzing van het verzoek en voeren daartoe het volgende aan. Uit de overgelegde medische informatie volgen aanwijzingen dat [verzoeker] voor het ongeval ook al kampte met (ernstige) psychische klachten en vermoeidheidsklachten. Nu [verzoeker] niet de door ASR ter beoordeling hiervan nodig geachte medische informatie wil verstrekken, is het gelasten van de gevraagde deskundigenberichten in strijd met de goede procesorde dan wel stuiten de verzoeken af op een ander zwaarwichtig belang. Primair concluderen [verweerder 1] en ASR daarom tot afwijzing van de verzoeken. Subsidiair menen [verweerder 1] en ASR dat [verzoeker] aan de medisch adviseur van ASR en de deskundigen de complete medische informatie moet overleggen. Daartoe doen [verweerder 1] en ASR ook een verzoek op grond van artikel 194 juncto 195 Rv (nieuw). Ook hebben [verweerder 1] en ASR opmerkingen over de door [verzoeker] voorgestelde vraagstellingen en vinden zij dat [verzoeker] de kosten van de deskundigen moet betalen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, waar nodig voor de beoordeling, ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter
4.1.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of hij bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. [verzoeker] heeft de bevoegdheid gebaseerd op de stelling dat de zaak betrekking heeft op een huurovereenkomst, gezien de aansprakelijkheid van [verweerder 1] jegens [verzoeker]. [verweerder 1] en ASR hebben dit niet betwist.
4.2.
De kantonrechter constateert dat in twee instanties over de aansprakelijkheid is geoordeeld en geen vraag meer voorligt die kennis op dit specifieke gebied vereist. In feite lijkt nu sprake van een op handen zijnde schade(staat)procedure, waarbij de schade vooralsnog onbepaald is, maar volgens de stellingen daarover van partijen het bedrag van € 25.000 ver zal (kunnen) overstijgen. Dit roept de vraag op of de kantonrechter bevoegd zal zijn in een eventuele bodemzaak op dit punt en dus om kennis te nemen van de onderhavige verzoeken [3] .
4.3.
Na bespreking van dit punt hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling de kantonrechter verzocht op de zaak te beslissen, zo nodig met toepassing van artikel 96 Rv. Gelet hierop is de kantonrechter in ieder geval bevoegd en kan dit punt verder onbesproken blijven.
Verzoek en tegenverzoek; medische informatie van [verzoeker]
4.4.
Het geschil tussen [verzoeker] en [verweerder 1] en ASR ziet op het volgende. [verzoeker] stelt dat zij klachten en beperkingen heeft die het gevolg zijn van het ongeval. Dit ziet onder meer op cognitieve klachten, nek- en hoofdpijnklachten, slaapproblemen, vermoeidheidsklachten, dat zij beperkt belastbaar is en verminderde smaak en reuk heeft.
4.5.
[verweerder 1] en ASR betwisten de aanwezigheid van deze klachten en, voor zover deze aanwezig zijn, dat deze het gevolg zijn van het ongeval. [verweerder 1] en ASR wijzen op de volgende gegevens:
- een notitie in het huisartsenjournaal van 28 december 2015:
“Heeft vanaf 15 jaar last van stemmingsproblemen, donkere wolk met zich mee, automutilatie, ook vermoeid, veel in bed. Pols 70/min, bloeddruk 110/70. E: depressief gevoel. P: is nog onder behandeling bij [naam 1] in Nijmegen, gaat eerst terug naar [naam 1] zonodig verwijzing”
  • een notitie in het huisartsenjournaal van 11 september 2011 met als diagnose depressief gevoel, omdat [verzoeker] problemen ervaart, vooral met haar borsten. Zij wil naar een psycholoog. [verzoeker] wordt verwezen naar een psycholoog;
  • een notitie in het huisartsenjournaal van 8 november 2011 waarin een contact wordt gemeld in verband met vermoeidheid en van 11 januari 2012 waarin wordt genoteerd dat [verzoeker] in het verleden waarschijnlijk het Epstein-Barr virus heeft doorgemaakt;
  • de brief van de revalidatiearts van 28 mei 2014 waarin wordt vermeld:
“(…) Slaapt slecht wegens piekeren, dat was pre-morbide ook al zo. Piekerde altijd al, psychologische begeleiding voor gehad in het verleden, momenteel piekert ze wel meer dan eerst”;
  • de controleafspraak bij de revalidatiearts op 2 april 2015 waarover is genoteerd dat het niet goed gaat met [verzoeker], dat ze mentaal snel moe is en van streek was omdat ze niet alle ballen in de lucht kon houden. Daarbij leek er problematiek te spelen op financieel vlak, maar zou er ook sprake zijn van een moeizame relatie met haar ouders;
  • de notitie van de revalidatiearts naar aanleiding van een contact met [verzoeker] op 16 februari 2018:
“Is naast school ook gaan werken. Soms komt hoofdpijn 2x/week voor, soms helemaal niet. Werkt als docent 3 dagen/week, kan werk wel aan. Woensdag vrij. Maandag studiedag. Is master aan het afronden. Mogelijk dat er toch overprikkeling speelt. Geen sport/beweging, komt niet tot sociale contacten. Betrokkene woont samen met vriend in een groot appartement. Auto/fietsen: geen bijzonderheden. ADL zelfstandig. Slaapt slecht wegens piekeren, pre-morbide was dat ook al (…)”;
- In een brief van de behandelend neuroloog wordt verwezen naar een angststoornis niet anders omschreven (NAO) in de voorgeschiedenis waar [verzoeker] geen klachten meer van zou hebben.
4.6.
Volgens [verweerder 1] en ASR maakt dit dat van [verzoeker] kan worden gevergd dat zij, zo hebben [verweerder 1] en ASR tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd hun verzoek (nader) gespecificeerd, een uitdraai van het huisartsenjournaal verstrekt vanaf de eerste melding van vermoeidheidsproblematiek en psychische klachten, in ieder geval (dus) vanaf 2008, en alle onderliggende correspondentie daarover met behandelend specialisten. Zonder deze informatie is een deskundigenoordeel gebaseerd op onvolledige gegevens en dus maar van beperkt nut, aldus [verweerder 1] en ASR. Dit moet leiden tot afwijzing van het verzoek van [verzoeker], zo stellen zij. Subsidiair moet [verzoeker] worden opgedragen deze informatie te overleggen en daartoe doen [verweerder 1] en ASR zo nodig een tegenverzoek, zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van [verweerder 1] en ASR.
4.7.
De kantonrechter stelt bij zijn beoordeling het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Rv [4] biedt een partij de mogelijkheid om aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die moet oordelen over het verzoek om een dergelijk onderzoek te gelasten komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij moet het onderzoek in beginsel bevelen, indien het verzoek voor genoemde afwegingen relevant kan zijn en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders als de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om zo’n verzoek te doen - bijvoorbeeld als dit door onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar [5] .
4.8.
Hier komt voor deze zaak nog het volgende bij. De Hoge Raad heeft in de zogenaamde Patiëntenkaart-arresten [6] geoordeeld dat het aan de deskundige is en niet aan de rechter of de wederpartij van het slachtoffer om te beoordelen welke informatie noodzakelijk is voor een gewogen en deskundige uitvoering van het expertiseonderzoek. Hiervan moet, behoudens uitzonderingen, worden uitgegaan.
4.9.
De kantonrechter leidt uit een en ander af dat niet snel sprake zal zijn van een situatie dat het niet overleggen door (in dit geval) [verzoeker] van door [verweerder 1] en ASR gevraagde medische informatie leidt tot afwijzing van het gevraagde voorlopige deskundigenbericht. Zowel de gronden waarop een dergelijk verzoek kan worden afgewezen zijn namelijk beperkt, maar temeer waar het gaat om medische informatie die volgens verweerder aan de deskundige ter kennis zou moeten komen. Zin loopt niet
4.10.
[verweerder 1] en ASR beroepen zich, en gronden hun tegenverzoek op de wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht. Naar het oordeel van de kantonrechter wordt de beoordeling van het onderhavige verzoek echter niet beheerst door dit recht, nu het verzoek door [verzoeker] is gedaan vóór 1 januari 2025. Dat het tegenverzoek van [verweerder 1] en ASR van daarna is, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat het tegenverzoek op grond van het nieuwe recht moet worden beoordeeld. Immers is wat betreft het overgangsrecht bepaald dat ‘zaken’ die voor 1 januari 2025 zijn aangebracht, worden beoordeeld naar het oude recht [7] . Het tegenverzoek van [verweerder 1] en ASR is naar het oordeel van de kantonrechter onderdeel van de vóór 1 januari 2025 door [verzoeker] aanhangig gemaakte zaak en geen nieuwe zaak [8] .
4.11.
Daarbij komt dan nog dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de wetgever heeft beoogd met de modernisering van het bewijsrecht een wezenlijke verandering te brengen in de door De Hoge Raad in voornoemde patiëntenkaart-arresten bepaalde lijn. Dat op grond van, dan wel als gevolg van het nieuwe bewijsrecht dus van benadeelde partijen kan worden gevergd dat zij meer medische informatie verstrekken, is niet aannemelijk.
4.12.
Daarom wordt geoordeeld op grond van het onder 4.7 geschetste beoordelingskader. De kantonrechter begrijpt dat [verweerder 1] en ASR betogen dat het verzoek van [verzoeker] prematuur is. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. De kantonrechter constateert dat niet in geschil is dat [verzoeker] over drie jaren voor het ongeval het volledige huisartsenjournaal ter beschikking heeft gesteld. Naar aanleiding van vragen van ASR op basis van de hiervoor onder 4.5 weergegeven omstandigheden, heeft [verzoeker] gerichte vragen voorgelegd aan haar huisarts en voorts aan de psycholoog (mevrouw [naam 2]) waar zij voor het ongeval in behandeling was. De vragen zagen erop of [verzoeker] in de jaren 2010 tot en met 2014 kampte met energetische of psychische klachten. Wat betreft de behandeling bij de psycholoog is geen informatie gevonden en de huisarts heeft bericht dat er geen langdurige of serieuze klachten van deze aard worden vermeld.
4.13.
Dat (de medisch adviseur van) ASR op basis van de verstrekte medische informatie (nog) niet kan vaststellen of de gestelde klachten het gevolg zijn van het ongeval, leidt niet tot de conclusie dat [verzoeker] daarom geen belang heeft bij de gevraagde onderzoeken. Er is door [verzoeker] voldoende informatie overgelegd. Zij heeft het huisartsenjournaal overgelegd over drie jaren, dus meer dan de twee jaren die in de Medische Paragraaf van de Gedragscode Behandeling Letselschade tot uitgangspunt worden genomen [9] . Daarnaast is zowel de huisarts als de behandelend psycholoog specifiek bevraagd naar aanleiding van opmerkingen van (de medisch adviseur van) ASR, waarbij de huisarts heeft gekeken naar een periode van vier jaar voor het ongeval. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat op basis van de thans bekende gegevens voldoende.
4.14.
Verder is het juist aan de deskundige om op basis van de anamnese en de beschikbare medische informatie, eventueel aangevuld met door de deskundige op te vragen nadere informatie, een antwoord te geven op de voorgelegde vragen, die onder meer een licht kunnen werpen op de vraag of er causaal verband bestaat tussen de gestelde klachten en het ongeval. Het verzoek zal dan ook als ter zake dienend worden toegewezen.
Te benoemen deskundigen en vraagstelling
4.15.
Tussen partijen bestaat geen geschil over de benoeming van een neuroloog en een neuropsycholoog en de personen van de te benoemen deskundigen. Daarom zal de kantonrechter neuroloog [naam 3] benoemen en neuropsycholoog [naam 4]. Zij hebben desgevraagd aan de rechtbank verklaard vrij te staan ten aanzien van partijen en bereid te zijn om als deskundigen op te treden in deze zaak. De kantonrechter ziet aanleiding om, zoals gebruikelijk, de neuropsychologische expertise pas na gereedkoming van de neurologische expertise te laten plaatsvinden, waarbij de neuropsycholoog kennis moet nemen van het rapport van de neurologische expertise.
4.16.
De aan [naam 3] voor te leggen vraagstelling is evenmin in geschil. De volledige IWMD-vraagstelling zal worden voorgelegd. Het weglaten van een tweetal vragen door [verzoeker] berust op een vergissing, zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken.
4.17.
Wat betreft de aan [naam 4] voor te leggen vraagstelling wordt als volgt geoordeeld. [verzoeker] heeft verzocht een vraagstelling te hanteren die is opgesteld door [naam 5], verzekeringsarts en [naam 6], gezondheidspsycholoog, neuropsycholoog en universitair docent aan de Universiteit Maastricht. [verweerder 1] en ASR hebben hiertegen, zo begrijpt de kantonrechter hun stellingen, geen bezwaar, maar willen daarnaast de NVvN-vraagstelling voorleggen. [verzoeker] heeft zich hiertegen verzet.
4.18.
[verweerder 1] en ASR hebben gesteld dat met de eerder voor [verzoeker] optredende gemachtigde overeenstemming was bereikt over het voorleggen van beide vraagstellingen. [verzoeker] heeft hierover gesteld dat in het kader van de onderhandelingen inderdaad op dit punt overeenstemming bestond, maar dat dit achterhaald is nu partijen het onderling niet eens zijn geworden over het geheel van de benoeming van deskundigen en de vraagstelling. De kantonrechter is van oordeel dat nu [verweerder 1] en ASR niet, althans niet gemotiveerd, stellen dat [verzoeker] gebonden is aan de in het kader van de onderhandeling gedane (voorlopige) toezegging, [verzoeker] in deze procedure zich kan verzetten tegen het hanteren van de dubbele vraagstelling en dit punt dus nog ter beoordeling voorligt.
4.19.
[verzoeker] heeft betoogd dat tegen de NVvN-vraagstelling specifieke bezwaren bestaan. Volgens [verzoeker] is de vraagstelling te beperkt als het gaat om niet-objectiveerbare klachten, nu gevraagd wordt naar aantoonbare of aangetoonde stoornissen als gevolg van een beschadiging van de hersenen. Daarnaast wordt volgens [verzoeker] een juridische vraag gesteld waar een oordeel wordt verzocht over het toeschrijven van klachten.
4.20.
[verweerder 1] en ASR hebben hier niets wezenlijks tegenin gebracht, anders dan hun stelling dat beide vraagstellingen aan de neuropsycholoog kunnen worden voorgelegd. Dit voldoet niet gezien de gemotiveerde bezwaren die door [verzoeker] zijn opgeworpen, die – in elk geval voor deze zaak – steekhoudend zijn en (daarom) in diverse uitspraken worden onderschreven [10] . Gezien deze omstandigheden wordt voorbij gegaan aan de stellingen van [verweerder 1] en ASR en (alleen) de door [verzoeker] verzochte vraagstelling, waarop door [verweerder 1] en ASR verder geen aanmerkingen zijn gemaakt, aan [naam 4] voorgelegd. De kantonrechter ziet voorts gezien het voorgaande geen reden daaraan nog meer of andere vragen toe te voegen.
4.21.
De kantonrechter zal zodanig oordelen dat het onderzoek door de neuroloog
Voorschot
4.22.
Volgens de hoofdregel moet het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij worden gedeponeerd. Omdat vaststaat dat [verweerder 1] en ASR aansprakelijk zijn jegens [verzoeker], moeten zij naar het oordeel van de kantonrechter de kosten van de deskundigen dragen.
4.23.
De kostenbegroting van [naam 3] komt uit op een bedrag van € 6.887,93 inclusief btw. Dit bedrag is gebaseerd op een verwachte urenbesteding van 15,5 tegen een uurtarief van € 315,00 exclusief btw en 9 uur aan inschakeling secretariaat tegen een uurtarief van
€ 90,00 exclusief btw. De kostenbegroting van [naam 4] komt uit op een bedrag van
€ 4.919,56 inclusief btw. Deze kostenbegroting is gebaseerd op een te verwachten urenbesteding van 25 uur tegen een uurtarief van € 162,63 exclusief btw. Partijen krijgen de mogelijkheid om te reageren op deze kostenbegrotingen (die aan deze beschikking zijn gehecht) op de wijze onder de beslissing vermeld.
Overige aanwijzingen
4.24.
De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de . De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.25.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het verzoek
5.1.
beveelt een onderzoek door een neuroloog ter beantwoording van de volgende vragen:
ALGEMENE TOELICHTING
Deze vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst mogelijk zal lijden) als gevolg van een ongeval. Deze schade wordt in het civiele aansprakelijkheidsrecht vastgesteld aan de hand van een vergelijking tussen de gezondheidstoestand van de onderzochte zoals die na het ongeval is ontstaan en zich waarschijnlijk in de toekomst zal voortzetten (de situatie met ongeval) en de hypothetische situatie waarin de onderzochte zich zou hebben bevonden als het ongeval nooit had plaatsgevonden (de situatie zonder ongeval).
Deze systematiek vormt de grondslag van deze vraagstelling. Onderdeel 1 heeft betrekking op de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de situatie met ongeval. In onderdeel 2 wordt aan de deskundige gevraagd zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven hoe de gezondheidstoestand en het functioneren van de onderzochte in de hypothetische situatie zonder ongeval zouden zijn geweest. De gezondheidssituatie van
de onderzochte voorafgaand aan het ongeval is relevant voor de beoordeling van beide situaties.
Bij het opstellen van deze vraagstelling is aansluiting gezocht bij de
Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage(RMSR). In deze richtlijn is geformuleerd aan welke eisen een deskundige en diens rapportage moeten voldoen. De richtlijn is bedoeld als
hulpmiddel voor deskundigen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. De deskundige wordt verzocht de aanbevelingen en bepalingen in de richtlijn – zo veel als mogelijk – in acht te nemen.
1 DE SITUATIE MET ONGEVAL
Anamnese
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de
anamnese per definitie het subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als “betrokkene zou (…)” worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden en als zodanig genoemd weergegeven.
Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
i. de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
ii. de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.
Medisch onderzoek
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voor zover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.
Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapport gevoegd te worden.
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Aanbeveling 2.2.8 RMSR:
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.
Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.
Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw
differentiaaldiagnostische overweginggeven?
Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
i. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
j. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
k. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
l. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor het functieverlies (als bedoeld in vraag 1g)?
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

2.DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.
Aanbeveling 2.2.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag wordt uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen. Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer
klachten aan een ongeval “toerekenen” of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?
Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.
Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen
(bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).

3.OVERIGE ASPECTEN VAN DE HYPOTHETISCHE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Met het oog op de bepaling van de looptijd van eventuele toekomstschade, is van belang te weten of in het medisch dossier van betrokkene overigens feiten of omstandigheden voorkomen – ook buiten de huidige klachten en afwijkingen en/of uw eigen vakgebied gelegen – die aanleiding zouden kunnen geven te veronderstellen dat bij betrokkene ook zonder ongeval op enig moment beperkingen zouden zijn opgetreden op het gebied van de uitoefening van de beroepsactiviteiten of het verrichten van werkzaamheden in en rond de woning.
a. Wilt u, tegen deze achtergrond, een inventarisatie maken van de feiten en omstandigheden uit het medisch dossier van betrokkene die naar uw mening in dit opzicht relevant zijn?

4.HET GENEZINGSPROCES EN DE OPSTELLING VAN BETROKKENE DAARIN

Op betrokkene rust krachtens het civiele aansprakelijkheidsrecht de verplichting om zijn schade zoveel mogelijk te beperken. Deze schadebeperkingsplicht is niet absoluut , er zijn grenzen aan wat de aansprakelijke partij in dit kader van betrokkene kan verlangen. Kort gezegd komt de schadebeperkingsplicht van betrokkene erop neer dat van hem mag worden verwacht dat hij zich – mede in aanmerking genomen zijn privé-omstandigheden en zijn persoonlijkheidsstructuur – voldoende inspant om een bijdrage te leveren aan zijn herstelproces. Tegen die achtergrond zouden wij van u graag een antwoord ontvangen op de volgende vragen:
a. Welke behandelingen of therapieën op uw vakgebied zijn medisch geïndiceerd voor het
letsel van betrokkene?
b. Welke behandelingen of therapieën zijn ingesteld en met welk resultaat?
c. Indien niet alle medisch geïndiceerde behandelingen of therapieën zijn ingesteld of
volledig afgerond, kunt u dan aangeven wat daarvoor de reden is geweest?
Indien deze reden bestaat uit een weigering van betrokkene om deze behandelingen of
therapieën te ondergaan of voort te zetten, kunt u dan aangeven:
d. In hoeverre behandeling of voortzetting bij betrokkene zou hebben kunnen leiden tot
een vermindering van de beperkingen
(als bedoeld in vraag 1g)?;
e. of u aanleiding ziet om door een deskundige op een ander vakgebied (bijvoorbeeld een psychiater of een psycholoog te laten onderzoeken of deze weigering verband houdt met, of kan worden gezien als een uitvloeisel van, de persoonlijkheidsstructuur of van betrokkene of het bij hem bestaande klachtenpatroon.

5.OVERIG

Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Aanbeveling 2.2.11 RMSR:
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij ter zake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.
5.2.
benoemt tot deskundige:
[naam 3],
correspondentieadres:
Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis
Postbus 9015, 6500 GS Nijmegen
telefoon: 024-3657657,
emailadres: [naam 3]@cwz.nl,
5.3.
beveelt een onderzoek door een neuropsycholoog ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Welke neuropsychologische klachten rapporteert betrokkene bij uw onderzoek?
2. Wanneer zijn deze neuropsychologische klachten ontstaan en welke ontwikkeling laten deze klachten in de tijd zien?
3. Welk onderzoek heeft u verricht en wat zijn uw conclusies van dit onderzoek?
4. Welke symptoom- en prestatievaliditeitstesten heeft u bij betrokkene afgenomen?
a. Wat zijn de uitslagen van deze symptoom- en prestatievaliditeitstesten?
b. Zijn er factoren tijdens het onderzoek geweest die van invloed zijn op de resultaten? Heeft u dit ook kunnen meten?
c. In het geval de uitslagen op de SVT-en op onderpresteren en/of overdrijven van klachten wijzen, heeft u daarvoor een verklaring? Zo ja, welke verklaring heeft u daarvoor en kunt u dit toelichten?
5. Indien er sprake is van objectief vastgestelde neurocognitieve functiestoornissen, welke beperkingen verwacht u dat betrokkene zal ondervinden in het algemeen dagelijks functioneren en in het functioneren in arbeid?
6. Bestonden er bij betrokkene reeds voor het ongeval d.d. 1 april 2014 klachten en afwijkingen op uw vakgebied, en zo ja, welke klachten en afwijkingen. Wilt u de bronnen benoemen waarop u uw antwoord baseert?
7. Is het volgens u waarschijnlijk dat de door u vastgestelde klachten en afwijkingen ook zonder ongeval d.d. 1 april 2014 op enig moment zouden ontstaan?
a. Zo ja, welke klachten en afwijkingen? Wat zijn hiervoor uw argumenten?
b. Zo ja, op welk moment in het leven verwacht u dat betrokkene deze klachten en afwijkingen ook zonder ongeval op enig moment zal krijgen? Wat zijn daarvoor uw argumenten?
5.4.
benoemt tot deskundige:
[naam 4], verbonden aan WPEX,
correspondentieadres:
Postbus 2783, 3800 GJ Amersfoort
telefoon: 088-2550630
emailadres: medischsecretariaat@wpex.nl,
het voorschot
5.5.
bepaalt met betrekking tot de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundigen het volgende:
1. partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking schriftelijk bezwaar maken tegen de in deze beschikking opgenomen en aangehechte begrotingen van de deskundigen van in totaal € 6.887,93 inclusief btw ([naam 3]) en € 4.919,56 inclusief btw ([naam 4]) ;
2. indien niet (tijdig) bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten nu reeds vastgesteld op het totaalbedrag van de door de deskundigen begrote bedragen;
3. indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
5.6.
bepaalt dat [verweerder 1] en ASR het voorschot van beide deskundigen dienen over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
5.7.
draagt de griffier op om de deskundigen onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.8.
bepaalt dat [verzoeker] haar procesdossier in afschrift aan de deskundigen dient te doen toekomen,
5.9.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig instellen op de door de deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.10.
wijst de deskundigen er op dat:
  • de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen,
  • de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
5.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.12.
draagt de deskundige [naam 3] op om
uiterlijk vier maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie, en [naam 4] uiterlijk vier maanden na ontvangst van het rapport van [naam 3],
5.13.
wijst de deskundigen er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd,
  • dat de deskundigen [verzoeker] in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoeker] als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan [verzoeker] (eventueel onder gesloten couvert via haar advocaat) moeten toesturen en [verzoeker] daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of [verzoeker] gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [verzoeker] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
  • dat, indien [verzoeker] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundigen de werkzaamheden onmiddellijk moeten staken en dit aan de kantonrechter moeten mededelen,
  • dat, indien [verzoeker] geen gebruik maakt van haar inzage- of blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen en toezenden
5.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
in het tegenverzoek
5.15.
wijst het verzoek van [verweerder 1] en ASR af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op
7 juli 2025.
560

Voetnoten

3.Artikel 203 Rv (oud).
4.Artikel 196 Rv nieuw
5.Hoge Raad 19 december 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8610.
6.Hoge Raad 22 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3676 en ECLI:NL:HR:2008:BB5626
7.Artikel XIIA van het overgangsrecht.
8.Vgl. rechtbank Amsterdam 2 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2040.
9.Onderdeel 3: het verzamelen van en de omgang met medische informatie, goede praktijken, sub f.
10.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 10 december 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7611 en Gerechtshof Amsterdam 26 november 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3283.