3.17.Op grond van het voorgaande is het hof voornemens de volgende vraagstelling voor te leggen aan de te benoemen neuropsychologisch deskundige:
Vragen die zien op het te verrichten test-onderzoek in het algemeen
1. Zou u tijdens uw onderzoek specifiek willen testen op
a. een eventuele verhoogde afleidbaarheid;
b. de eventuele beperkingen in de (mentale) duurbelastbaarheid;
c. de eventuele verhoogde prikkelgevoeligheid. Wilt u in uw rapport beschrijven hoe u welke prikkels bij welke testen heeft toegevoegd?
2. Wilt u ook tenminste twee symptoom- en prestatievaliditeitstesten afnemen? Wilt u vermelden
a. welke testen dat zijn geweest,
b. wat de resultaten daarvan zijn,
c. wat die resultaten betekenen voor de uitkomst van het onderzoek?
3. Als er tijdens het onderzoek sprake was van factoren die van invloed waren op de resultaten, wilt u dan vermelden:
a. welke factoren dat zijn geweest;
b. welke invloed die op de resultaten hebben gehad;
c. hoe u dat hebt kunnen meten?
4. Welke neurocognitieve klachten rapporteert betrokkene bij uw onderzoek, op neurocognitief gebied, zoals bijvoorbeeld (maar niet limitatief bedoeld) met betrekking tot:
a. de helderheid van bewustzijn;
b. de sociale cognitie;
c. gedrag en emoties;
d. het cognitief functioneren;
e. het toepassen van de cognitieve functies?
5. Worden de door betrokkene verwoorde neurocognitieve klachten ook gezien bij de testen die u bij betrokkene heeft afgenomen? Zo ja, welke? Worden bij de testen ook nog andere afwijkingen gezien? Zo ja, welke?
6. Als de door u uitgevoerde neuropsychologische testen neurocognitieve klachten aantonen, welke beperkingen verwacht u dan dat betrokkene zal ondervinden in
a. het algemeen dagelijks functioneren;
b. het functioneren in arbeid (of studie)?
c. Komen deze beperkingen overeen met de door betrokkene genoemde beperkingen? Gaarne toelichten.
7. Welke gevolgen hebben die vastgestelde neurocognitieve klachten voor de afleidbaarheid van betrokkene?
8. Welke gevolgen hebben die vastgestelde neurocognitieve klachten voor
a. het functioneren in duurbelasting van betrokkene;
b. voor de recuperatiebehoefte?
Fictieve situatie zonder ongeval
9. Bestonden bij betrokkene voor het ongeval reeds neurocognitieve klachten die de betrokkene thans nog steeds heeft?
10. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze neurocognitieve klachten voortvloeiden en thans nog steeds uit die klachten voortvloeien?
11. Zijn er daarnaast op uw vakgebied neurocognitieve klachten die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als het ongeval de betrokkene niet was overkomen?
12. Zo ja (dus zonder ongeval ook neurocognitieve klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten dan hadden kunnen ontstaan?
13. Kunt u aangeven welke beperkingen uit die neurocognitieve klachten dan zouden zijn voortgevloeid?
14. Is naar uw deskundig oordeel sprake van een stabiele situatie? Of anders geformuleerd: acht u de huidige toestand van de betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de ongevalsgerelateerde neurocognitieve klachten mogelijk is of verwacht u in de toekomst nog belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
14. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u dan nog?
14. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
14. Kunt u aangeven welke gevolgen die verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen?
14. Hebt u in het kader van eventuele mogelijke en wenselijke behandelingen eventueel nog suggesties? Zo ja, welke en door wie / bij welke discipline?
19. Is naar uw deskundig oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de betrokkene zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek ? Kunt u daarbij de resultaten uit de symptoomvaliditeitstesten betrekken en uw antwoord toelichten?
19. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van betrokkene op de door u geconstateerde inconsequenties en welke conclusies u daaruit trekt?
21. Kunt u toelichten wat de impact van het tijdsverloop van inmiddels ruim 16 jaar na ongeval is op uw onderzoeksmogelijkheden, de uitkomsten daarvan, en op de beantwoording van de vraag welke conclusies omtrent het causaal verband met het ongeval nu nog getrokken kunnen worden? Heeft u in uw onderzoek constateringen gedaan die wijzen op na het ongeval opgekomen alternatieve oorzaken van de thans aangegeven klachten?
22. Hebt u naar aanleiding van uw onderzoek – of anderszins – nog opmerkingen waarvan u meent dat die voor partijen nog van belang zouden kunnen zijn?
De verzekeringsgeneeskundig deskundige