ECLI:NL:RBGEL:2025:2193

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
ARN23/3745
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en intrekking van het recht op bijstand en terugvordering van bijstandsbedragen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het beroep van eiser tegen de herziening en intrekking van zijn recht op bijstand beoordeeld. Eiser ontving sinds 7 augustus 2014 bijstand van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn. Het college heeft op 15 november 2022 besloten tot herziening, intrekking en terugvordering van bijstand over verschillende periodes, na een melding van zwart werk en een daaropvolgend onderzoek. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep aangetekend. De rechtbank heeft op 11 februari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de intrekking en herziening van het recht op bijstand over bepaalde maanden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en vernietigt het bestreden besluit voor de maanden waarin het recht op bijstand onterecht is herzien of ingetrokken. Het college moet binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen over het recht op bijstand en de terugvordering van de betaalde bijstand. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3745

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, het college
(gemachtigde: mr. L. Kikkert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van zijn recht op bijstand, op grond van de Participatiewet (Pw), over de maanden januari 2018, mei 2020, mei 2021, juni 2021, augustus 2021, september 2021, februari 2022 en april 2022, tegen de intrekking van dit recht op bijstand over de maanden juni 2017 tot en met augustus 2017, oktober 2017, februari 2018, april 2018 tot en met juni 2018, augustus 2018 tot en met oktober 2018, december 2018 tot en met april 2019, juni 2019 tot en met april 2020, augustus 2020 tot en met november 2020, januari 2021 tot en met april 2021, juli 2021, oktober 2021 tot en met januari 2022, maart 2022 en de periode van 31 mei 2022 tot en met 21 juni 2022 en tegen de terugvordering van de betaalde bijstand over de periode van 1 juni 2017 tot en met 21 juni 2022 tot een bedrag van € 58.962,59 van eiser.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 15 november 2022 tot deze herziening, intrekking en terugvordering besloten. Met het bestreden besluit van 15 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser ontvangt sinds 7 augustus 2014 bijstand van het college laatstelijk (sinds 19 augustus 2016) naar de norm van een alleenstaande. Daarvoor heeft eiser bijstand ontvangen van het college gedurende de periode van 16 november 2009 tot en 23 november 2011 en de periode van 24 oktober 2013 tot en met 14 december 2013. Op 11 mei 2022 heeft het Team RISC van de gemeente [plaatsnaam] (hierna: Team RISC) een anonieme melding over eiser ontvangen. Daarin wordt aangegeven dat:
  • eiser zwart werk verricht bij [bedrijf] (hierna: ATA) in [plaatsnaam] ;
  • eiser gedurende twee jaar, vier dagen per week zwart werk verricht;
  • de werkdagen van eiser op dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag en soms op zaterdag zijn;
  • eiser tussen 10.00 uur en 11.00 uur begint en tot rond 18.00 uur werkt;
  • eiser twee à drie keer per jaar wisselt van auto.
Naar aanleiding van deze melding heeft het college onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan eiser verstrekte bijstand.
2.1.
In het kader van dit onderzoek is het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) geraadpleegd. Daaruit bleek dat eiser gedurende de bijstandsperiode vanaf 19 augustus 2016 tot datum raadpleging achttien kentekens op zijn naam geregistreerd had staan gedurende periodes variërend van enkele dagen tot enkele maanden.
2.2.
Door medewerkers van het Team RISC zijn gedurende de periode van 31 mei 2022 tot en met 24 juni 2022 waarnemingen verricht bij ATA. Tijdens deze waarnemingen is de auto die op naam van eiser stond tijdens de 24 waarnemingen die verspreid over zestien dagen zijn verricht, dertien keer verdeeld over negen dagen waargenomen op het terrein van ATA. Ook is tijdens deze waarnemingen waargenomen dat eiser rond 11.00 uur vanaf zijn huisadres vertrekt naar ATA, waar hij zijn auto op het terrein van ATA parkeert en het bedrijf vervolgens binnenloopt.
2.3.
Op 15 juni 2022 rond 11.15 uur heeft een medewerker van het Team RISC een bezoek gebracht aan het gebouw van ATA. Daarbij is hij te woord gestaan door eiser. De medewerker heeft aan eiser aangegeven op zoek te zijn naar autobanden. Eiser heeft de medewerker verteld dat hij niet de eigenaar is, maar daar wel werkt. Eiser heeft ook desgevraagd verteld dat hij zelf geen keurmeester is, maar de eigenaar wel. Eiser kijkt wel de auto’s die voor een APK worden gebracht na, maar de keurmeester - tevens eigenaar - doet nog een hercontrole en voert vervolgens de keuring uit.
2.4.
Op 1 juli 2022 vindt er een gesprek plaats met eiser. Tijdens dit gesprek heeft hij zijn bankafschriften over de periode van 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 overgelegd en – hier van belang – het volgende verklaard. Het gaat lichamelijk slecht met hem, als gevolg van een ongeval in 2009. Hij heeft onder meer klachten aan zijn nek, rug, knie, enkels en polsen. Door deze klachten kan hij niet meer werken. Ook lukt het niet meer om zijn hobby’s (onder andere vissen) uit te oefenen. Eiser leent af en toe geld van iemand. Dan gaat het om een paar tientjes. Eiser eet af en toe bij vrienden. Zijn kinderen komen geregeld bij hem langs. Eiser heeft onlangs zijn auto te koop gezet via Marktplaats. Deze auto heeft hij sinds oktober 2021. Toen had hij zijn vorige auto omgeruild voor deze auto. Vanwege zijn polsklachten kan hij geen reparaties verrichten aan de auto. Behoudens misschien wat dingen van zijn kinderen, verkoopt eiser verder niets op Marktplaats. Ook niet via andere verkoopsites. Als eiser gebruik maakt van Marktplaats is dat met het account met de accountnaam [.] . Gevraagd naar de achttien kentekens die eiser in de periode van 2017 tot en met 2022 op zijn naam heeft gehad, heeft hij verklaard dat hij in het verleden de ene slechte auto na de andere slechte auto had. Hij heeft nooit meer dan één auto tegelijkertijd gehad. Eiser probeert steeds van de auto af te komen door ze te ruilen. Soms zette hij de auto’s te koop op Marktplaats en reageerde er weleens iemand. Het waren allemaal auto’s met een waarde van minder dan € 1.000. Omdat eiser niet wist dat dat moest, heeft hij dat niet doorgegeven aan de gemeente.
Tijdens het gesprek is eiser geconfronteerd met de anonieme meldingen en dat uit de bevindingen uit het onderzoek dat tot dan toe is verricht inderdaad blijkt dat hij al een hele lange tijd aan het werk is. Eiser heeft daarop aangegeven dat hij niet weet waar de medewerkers van de gemeente het over hebben. Hij kent ATA. Dat is van een vriend van hem. Daar komt hij weleens, soms een paar keer per week (twee tot drie keer) en dan alleen op bezoek. De ene keer blijft eiser daar maar vijf minuten en de andere keer drie tot vier uur. Het komt ook weleens voor dat eiser pas ’s avonds laat weggaat. De laatste keer dat eiser bij ATA was, was anderhalve week geleden. Dat eiser daar gezien is, is volgens hem mogelijk. Hij komt al heel lang bij ATA, ongeveer zes jaar. Eiser gaat er alleen langs om met de eigenaar te ‘ouwehoeren’ en als er wat met zijn auto is, dan werkt de eigenaar daar ondertussen aan. Eiser helpt er weleens, bijvoorbeeld als er een auto naar binnen gereden moet worden. Of als er olie bijgevuld moet worden, dan doet hij dat ook. Hij heeft nog nooit geld ontvangen van de eigenaar van ATA. Eiser werkt niet bij ATA. Wel heeft hij misschien weleens wat kleins aan een auto gedaan. Hij houdt niet bij wanneer hij bij ATA is.
Tijdens het gesprek hebben de medewerkers van de gemeente [plaatsnaam] met eiser zijn bankafschriften doorgenomen en hem om een toelichting gevraagd bij een aantal transacties onder meer met betrekking tot automaterialen en bij contante geldopnames en geldstortingen. Aan het eind van het gesprek is aan eiser meegedeeld dat hij een brief zal ontvangen, met daarin een verzoek dat hij een verklaring voor de voertuigen moet gaan geven en een schema aan moet leveren van wanneer hij bij ATA is geweest. Eiser is uitgelegd dat als hij structureel bij een bedrijf over de vloer komt en daar langer is en hij in de bijstand zit, dat hij er dan geld voor moet vragen van het bedrijf. Na doorlezing van de verklaring volhardde eiser daarin en tekende hij de verklaring.
2.5.
Bij brief van 1 juli 2022 is eiser verzocht om voor 11 juli 2022 een ingevuld aanwezigheidsschema en een ingevulde lijst met vragen betreffende kentekens die op zijn naam stonden aan te leveren. Omdat eiser de gevraagde gegevens niet op tijd heeft aangeleverd, is het college overgegaan tot opschorting van het recht op bijstand van eiser vanaf 12 juli 2022 met een besluit van 12 juli 2022. Daarin is een hersteltermijn gesteld om voor 20 juli 2022 de gevraagde gegevens alsnog aan te leveren. Eiser heeft daarop per e-mail gereageerd op 13 juli 2022, waarin hij aangeeft dat hij de gegevens de week daarvoor al per post heeft verzonden. Uiteindelijk bleek dat de gegevens wel waren aangeleverd door eiser en is de bijstand per 12 juli 2022 voortgezet. Eiser heeft het aanwezigheidsschema onvolledig ingevuld. Ook het overzicht van de kentekens op naam heeft eiser summier ingevuld.
2.6.
Naar aanleiding van de bevindingen tot dan toe zijn door het Team RISC inlichtingen opgevraagd bij Marktplaats, onder meer over welke gebruikersna(a)m(en) bekend zijn op eisers mailadressen en telefoonnummer. Naar aanleiding van dit verzoek heeft Marktplaats een mail gestuurd, waarin melding wordt gemaakt van twee accounts die geregistreerd staan op het telefoonnummer van eiser, één met een mailadres van eiser ( [accountnummer 1] , naam [.] , actief sinds 5 december 2012) en één met een mailadres van ATA ( [accountnummer 2] , naam ATA [bedrijf] [plaatsnaam] ). Ook heeft Marktplaats twee Excel-overzichten ingestuurd, één overzicht van alle geplaatste advertenties van deze twee accounts en één overzicht van de verrichte betalingen van deze accounts. Uit deze overzichten blijkt dat op het account met de naam [.] de volgende aantallen advertenties werden geplaatst: drie in 2012, 104 in 2015, 190 in 2016, 218 in 2017, 67 in 2018, 180 in 2019, 70 in 2020, 48 in 2021 en acht in 2022 (tot datum overzicht). Deze advertenties hebben onder meer betrekking op auto’s, auto-onderdelen, aanhangers, visserijartikelen, speelgoed, wapens, sieraden, gereedschap en games. Met het account op naam van ATA zijn sinds 26 februari 2012 ongeveer 1.200 advertenties geplaatst. Die advertenties hebben betrekking op auto’s, brommers/scooters, auto- en brommeronderdelen en mobiele telefoons. Bij één van de advertenties is het telefoonnummer van eiser vermeld. Navraag is nog gedaan bij Marktplaats over in hoeverre het telefoonnummer van eiser verbonden is aan het account op naam van ATA. Daarop is aangegeven door Marktplaats dat beide accounts naar voren kwamen toen gezocht werd op het opgegeven telefoonnummer. Het account op naam van ATA heeft geen telefoonnummer gekoppeld voor de twee-staps-verificatie. ATA heeft daarom dat telefoonnummer alleen geregistreerd staan op het account. Zo heeft Marktplaats beide accounts kunnen koppelen.
2.7.
Op 5, 7 en 8 juli 2022 zijn opnieuw waarnemingen verricht bij ATA. Daarbij is de auto van eiser niet waargenomen. Op 5 juli 2022 hebben rapporteurs van Team RISC gesproken met de eigenaar van ATA, [naam 1] . Daarbij heeft hij verklaard dat hij eiser al een tijdje kent. Hij spreekt hem iedere dag, niet alleen telefonisch maar ook bij ATA. Ata heeft geen personeel. Eiser komt vier tot vijf keer per week, rond 11/12 uur. Soms blijft eiser een paar uur en soms een paar minuten. Eiser gaat lopend weg en vervolgens moet Ata hem weer ophalen, omdat hij pijn heeft. De auto van eiser is vaak kapot. Ata maakt die dan in zijn vrije tijd. Eiser heeft vaak slechte auto’s die hij dan moet omruilen. Eiser geeft Ata weleens een schroevendraaier aan. Ook schrijft hij weleens wat dingen op of brengt hij wat dingen voor Ata weg. Soms helpt hij Ata met het aangeven van een bandje. Ata zou eiser nooit als personeel aannemen, omdat hij twee linkerhanden en last van zijn pols heeft.
2.8.
Omdat nader onderzoek naar de verklaringen van eiser over de kentekens op zijn naam, de Marktplaatsadvertenties, onderzoek in het RDW-register en de bankafschriften van eiser een aantal inconsistenties aan het licht heeft gebracht, is eiser, bij brief van 14 juli 2022, gevraagd om zijn bankafschriften over de periode van 1 mei 2017 tot en met 14 juli 2022 aan te leveren voor 22 juli 2022. Eiser heeft per mail de bankafschriften over de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 maart 2022 aangeleverd. Met betrekking tot de periode daarvoor merkt hij op dat hij die al eerder heeft aangeleverd bij de nacontrole van de schuldsanering. Omdat die incompleet in het dossier aanwezig waren, is eiser wederom verzocht om de bankafschriften over de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 december 2018 aan te leveren. Na een mailwisseling heeft eiser de bankafschriften over de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 december 2018 alsnog aangeleverd.
2.9.
Omdat er uit bankafschriften en de eerder door eiser overgelegde gegevens vragen zijn gerezen over onder meer de uitgaven voor de kosten van levensonderhoud, de uitgaven voor bitcoins en de transacties met betrekking tot op zijn naam geregistreerde kentekens en de mutaties daarvan, is eiser uitgenodigd voor een gesprek op 12 augustus 2022. Tijdens dat gesprek en het vervolggesprek op 16 augustus 2022 heeft eiser – hier van belang – samengevat het volgende verklaard. Hij maakt als enige gebruik van zijn telefoonnummer. Hij leent van verschillende mensen geld. Eiser gebruikt een Marktplaatsaccount voor de verkoop van spullen van zijn in 2018 overleden schoonvader, maar ook voor zijn hobby’s zoals hengelsport en wapens. Hij maakt ook gebruik van andere autoverkoopsites zoals Autoscout24, Autotrack en Autotrader. Hij ruilt weleens auto’s als hobby. ATA heeft weleens auto’s van eiser gerepareerd. Om verschillende redenen heeft hij weleens zijn telefoonnummer bij een advertentie van ATA op Marktplaats gezet. Hij geeft ongeveer € 50 per week uit aan boodschappen, maar kan zich ook met € 5 per dag redden. Eiser eet twee tot drie dagen met iemand mee. Zijn kinderen zijn twee tot drie dagen bij hem. Ze komen vrijdagavond na het eten en vertrekken zondag voor het eten. Dan hoeft hij alleen op zaterdag een warme maaltijd te verzorgen voor hen. Eiser heeft geïnvesteerd in cryptomunten middels een applicatie van Bitcoin Ventures, Bitvavo.com en Binance UAB. Hij heeft daarin ook voor een vriend geïnvesteerd in februari 2018. Hij is niet meer actief met cryptomunten en heeft daarom zijn accounts verwijderd, waardoor inzage niet meer mogelijk is. Eiser heeft veelal contant geld bij zich middels verkoop van spullen op Marktplaats en/of verkoop van auto’s, waarmee hij zich onderhoudt voor de kosten van levensonderhoud. Verder heeft eiser tijdens deze gesprekken verklaringen gegeven voor diverse transacties op zijn bankrekening, transacties op Marktplaats en de kentekenmutaties. Op 24 augustus 2022 zijn met eiser zijn aanvullingen en op- en aanmerkingen doorgenomen. Na het verwerken daarvan heeft eiser de vastgelegde verklaring akkoord bevonden en de verklaring getekend.
2.10.
De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in de Rapportage RISC van 10 oktober 2022. Daarin wordt – kort samengevat – geconcludeerd dat eiser meermaals de inlichtingenplicht van artikel 17 van de Pw heeft geschonden gelet op het: van en op naam zetten van een kenteken; de op geld waardeerbare werkzaamheden bij ATA; de verkopen op Marktplaats, de cryptocurrency; het ontbreken van de kosten van levensonderhoud en het niet melden van de vakantieperiode. Als gevolg daarvan is het recht op bijstand niet vast te stellen over de maanden juni, juli, augustus en oktober 2017, de maanden februari, april, mei, juni, augustus, september, oktober en december 2018, de maanden januari, februari, maart, april, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december 2019, de maanden januari, februari, maart, april, augustus, september, oktober en november 2020, de maanden januari, februari, maart, april, juli, oktober, november en december 2021, de maanden januari en maart 2022 en de periode van 31 mei 2022 tot en met 21 juni 2022. Over de maanden januari 2018, mei 2020, mei 2021, juni 2021, augustus 2021, september 2021, februari 2022 en april 2022 moeten bedragen aan inkomen in mindering worden gebracht op de bijstand. Omdat bij waarnemingen eiser niet meer wordt waargenomen bij ATA en er op de bankafschriften en het overzicht van Marktplaats vanaf april 2022 geen bijzonderheden meer te zien zijn, kan het recht op bijstand van eiser verder ongewijzigd worden voortgezet.
2.11.
Vervolgens is het college, nadat eiser nog in de gelegenheid is gesteld om een nadere reactie te geven en hij van die gelegenheid gebruik heeft gemaakt, overgegaan tot de bestreden besluitvorming. Daarnaast heeft het college, bij besluit van 5 december 2022, een boete opgelegd van € 660. Met het bestreden besluit heeft het college ook dit besluit gehandhaafd. Eiser heeft echter geen beroep ingesteld tegen het handhaven van de boete in het bestreden besluit. Het beroep is daarom alleen gericht tegen de intrekking en herziening van het recht op bijstand van eiser en de terugvordering van de aan eiser betaalde bijstand ter hoogte van een bedrag van € 58.962,59.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de intrekking en herziening van het recht op bijstand van eiser en de terugvordering van de aan eiser betaalde bijstand over de periode van 1 juni 2017 tot en met 21 juni 2022 tot een bedrag van € 58.962,59. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat vindt het college?
5. Het college heeft aan de intrekking, herziening en terugvordering – samengevat en aansluitend bij het advies van de Onafhankelijke Bezwarencommissie van 11 mei 2023 – het volgende ten grondslag gelegd:
  • Uit informatie van Marktplaats blijkt dat eiser vanaf 12 mei 2012 actief is op Marktplaats. Hij ontvangt bijstand sinds 19 augustus 2016 naar de norm van een alleenstaande. In de gegevens van Marktplaats is te zien dat er sindsdien ook veelvuldig artikelen worden aangeboden op het account. Gelet op de aard, de omvang en regelmaat van de verkoopactiviteiten op Marktplaats is er in sommige maanden geen sprake van incidentele verkoop van privégoederen, maar van handel. Eiser heeft daarvan geen administratie bijgehouden en de verkopen zijn vrijwel allemaal contant gegaan. Bij vrijwel geen advertentie staat een vraagprijs vermeld. Daardoor kunnen de inkomsten niet schattenderwijs worden vastgesteld. In de maanden van handel kan niet worden vastgesteld in hoeverre eiser inkomsten heeft verworven en in hoeverre hij recht op bijstand heeft gehad. Het is voor ontvangers van bijstand niet verboden om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan de gemeente.
  • Eiser heeft eerst verklaard voor ongeveer € 50 per week aan boodschappen te doen. Uit de bankafschriften blijkt dat hij in sommige maanden vrijwel geen pintransacties heeft voor de kosten van levensonderhoud. Eiser verklaarde geleefd te hebben van contanten. Hij verklaarde deze contanten op te nemen van zijn bankrekening, nog spaargeld te hebben, geld te hebben geleend of geld te hebben ontvangen uit de verkoop van de spullen op Marktplaats. Eiser verklaarde dat hij al zijn contante opnames verricht om te voorzien in de kosten van levensonderhoud. Echter er zijn maanden waarin geen contanten zijn opgenomen en er niet geregistreerd is dat eiser geld geleend zou hebben. Daarbij is er geen administratie van de verkoop van spullen op Marktplaats. Later verklaarde eiser wel rond te kunnen komen van € 5 per dag. Echter de verklaring dat eiser zuinig zou leven, terwijl ook nog twee dagen in de week zijn kinderen bij hem thuis zijn, ligt niet voor de hand. Om die reden gaat de verklaring van eiser dat hij zuinig leeft en, als hij over onvoldoende middelen beschikt, bij vrienden eet, niet op. Eiser toont in die maanden onvoldoende inzicht in de uitgaven voor de kosten van levensonderhoud en hij heeft hiervan geen administratie aangeleverd. In de maanden waarin er nauwelijks uitgaven aan levensonderhoud zijn gedaan, is het recht op bijstand van eiser niet vast te stellen.
  • Eiser verklaarde aanvankelijk dat de achttien kentekens die sinds aanvang van het recht op bijstand op zijn naam stonden allemaal één op één zonder enige bijbetalingen geruild zijn via Marktplaats. Daarbij hadden deze kentekens naar zijn zeggen te maken met ondeugdelijkheid van de voertuigen. Te zien is dat van de achttien kentekens veertien kentekens korter dan 90 dagen op naam hebben gestaan. Van die ruilingen kon eiser geen controleerbare en verifieerbare stukken aanleveren. Bij het inzien van het verkregen ingevulde aanvullende bewijsstuk van eiser blijkt echter dat hij veel ruilingen heeft verricht met bijgelegd geld verkregen uit vakantiegeld, lening of verkoop van een voertuig. Hiervan heeft eiser geen administratie kunnen aanleveren. Daarnaast blijkt het door hem overgelegde overzicht niet sluitend te zijn. Om die reden is het aannemelijk dat eiser inkomsten heeft verworven of redelijkerwijs heeft kunnen verwerven in de maanden waarin de registraties bij de RDW zijn beëindigd. Aangezien controleerbare gegevens over de inkomsten ontbreken, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld in de maanden waarin de transacties hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft eiser geen melding gemaakt van transacties met op naam geregistreerde voertuigen, waardoor sprake is van schending van de inlichtingenplicht.
  • Uitbetalingen van crypto worden aangemerkt als inkomen en hadden om die reden aan de gemeente moeten worden doorgegeven. Deze inkomsten hadden in mindering moeten worden gebracht in de periode waarin eiser de uitbetalingen van de crypto heeft ontvangen. Doordat eiser deze uitbetalingen niet heeft doorgegeven, heeft het college bij de uitbetaling van zijn bijstand geen rekening kunnen houden met deze inkomsten.
  • Uit onderzoek is gebleken dat eiser in ieder geval in de periode van 31 mei 2022 tot en met 21 juni 2022 veelvuldig aanwezig is geweest bij ATA. Eiser heeft geen volledig schema aangeleverd van de dagen en tijdstippen van zijn aanwezigheid. Gelet op de rechtspraak is alleen al de aanwezigheid op de werkplek aan te merken als op geld waardeerbare arbeid. Ook als eiser niet daadwerkelijk inkomen ontvangt voor die uren. Voor de verlening van bijstand is niet alleen het inkomen waarover eiser daadwerkelijk beschikt van belang, maar ook het inkomen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken. De aanwezigheid op een werkplek tijdens reguliere arbeidsuren veronderstelt dat de desbetreffende persoon bij geconstateerde aanwezigheid ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht en dat het vervolgens aan die persoon is om het tegendeel aannemelijk te maken. Het tegendeel heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Daardoor is zijn recht op bijstand niet vast te stellen.
Het voorgaande leidt tot de herziening van het recht op bijstand van eiser over de maanden januari 2018, mei 2020, mei 2021, juni 2021, augustus 2021, september 2021, februari 2022 en april 2022, de intrekking van dit recht op bijstand over de maanden juni 2017 tot en met augustus 2017, oktober 2017, februari 2018, april 2018 tot en met juni 2018, augustus 2018 tot en met oktober 2018, december 2018 tot en met april 2019, juni 2019 tot en met april 2020, augustus 2020 tot en met november 2020, januari 2021 tot en met april 2021, juli 2021, oktober 2021 tot en met januari 2022, maart 2022 en de periode van 31 mei 2022 tot en met 21 juni 2022 en tot de terugvordering van de betaalde bijstand over de periode van 1 juni 2017 tot en met 21 juni 2022 tot een bedrag van € 58.962,59 van hem. Bij het college zijn geen dringende redenen of bijzondere omstandigheden bekend om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Wat vindt eiser?
6. Eiser voert – samengevat – het volgende aan. Het college is ten onrechte overgegaan tot het vorderen van gegevens van eiser bij Marktplaats. Ten onrechte is overwogen dat de gegevens van de RDW (achttien kentekens op naam), een afschrijving naar Marktplaats en de eigen verklaring over het gebruik van Marktplaats voldoende aanleiding waren om – zonder eerst informatie of bescheiden van de eventuele Marktplaatsactiviteiten bij eiser zelf op te vragen – gegevens bij Marktplaats op te vragen. Uit het dossier blijkt ook niet van een afweging of onderbouwing voor deze gegevensuitvraag. De inbreuk op de privacy was daarom onder deze omstandigheden ongerechtvaardigd en de onderzoeksbevindingen mogen niet aan de besluitvorming ten grondslag worden gelegd. Volgens eiser is voor het overgrote deel van de betreffende maanden waarin sprake is geweest van een aantal Marktplaatsadvertenties, gesteld dat sprake zou zijn van handel. Op grond van de in bezwaar overgelegde toelichting en de lijst van advertenties is er voldoende aanleiding om niet zonder meer van handel, in plaats van incidentele verkoop van goederen, uit te gaan.
Ten onrechte zijn verschillende autotransacties, waarvan met name in bezwaar de achtergrond voldoende is toegelicht, niet aangemerkt als (ver)koop van algemeen gebruikelijke goederen, waarbij de waarde gelet op het vervangingsvermoeden, buiten beschouwing moet worden gelaten. Er is ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is dat deze voertuigen niet voor eigen gebruik bestemd waren. Met wat eiser heeft aangevoerd is dat wel degelijk aannemelijk.
Eiser stelt dat het direct overgaan tot het doen van waarnemingen, waarbij eiser persoonlijk is gevolgd, niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarom hadden de waarnemingen niet aan de besluitvorming ten grondslag gelegd mogen worden. Het college heeft niet verder uitgelegd waarom het niet op een andere manier had kunnen omgaan met de anonieme melding dat eiser zwart zou werken.
Eiser meent verder dat hij afdoende heeft toegelicht wat de herkomst is geweest van diverse bijschrijvingen en dat deze ten onrechte allemaal zijn aangemerkt als inkomsten. Niet afdoende is toegelicht waarom die reconstructie niet als betrouwbaar kan worden gezien. Ten aanzien van de maanden waarin is tegengeworpen dat te weinig uitgaven zouden zijn gedaan voor levensonderhoud, geeft het college blijk van een onjuiste rechtsopvatting over de bewijslast bij zo’n beoordeling. Eiser heeft inzichtelijk gemaakt hoe het kan dat hij (door over contanten te beschikken waarvan de herkomst is toegelicht en door zuinig te leven) met relatief lage pinuitgaven heeft kunnen rondkomen.
Voor de crypto-bijschrijvingen geldt dat met name de ontvangst namens Van den Berg ten onrechte is aangemerkt als inkomen, juist omdat het direct is doorgestort naar Van den Berg. [1] Daarnaast is ten onrechte overwogen dat het college geen rekening zou hoeven te houden met verwervingskosten. Er wordt verwezen naar de wijze waarop gokactiviteiten worden beoordeeld, terwijl in recente rechtspraak een nuance is aangebracht in de manier waarop de omvang van bepaalde activiteiten moet worden bepaald. Bovendien kan – in tegenstelling tot wat doorgaans het geval is bij gokactiviteiten – bij crypto-uitbetalingen de waardevermeerdering (en dus het inkomen) wel worden bepaald. Meer van belang is dat volgens eiser geen sprake is geweest van inkomen, maar dat het gaat om vermogen dat in waarde is toegenomen.
Wat vindt de rechtbank?
7. Het besluit tot herziening en intrekking van het recht op bijstand en de terugvordering van de betaalde bijstand is een voor eiser belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan in beginsel op het college. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. Het ligt daarom op de weg van het college om aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aannemelijk te maken dat eiser de ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pw op hem rustende inlichtingenverplichting niet of niet naar behoren is nagekomen door geen, onvolledige of onjuiste mededeling te doen van feiten of omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand. Meer concreet houdt deze bewijslast in dit geval in dat het college aannemelijk moet maken dat eiser onjuiste of onvolledige inlichtingen over zijn op geldwaardbare werkzaamheden bij ATA, zijn Marktplaatsactiviteiten, de op zijn naam geregistreerde kentekens, het feit dat hij geen tot weinig kosten voor levensonderhoud heeft gehad in een aantal maanden, de uitbetaling van cryptocurrencies en de bijschrijvingen van derden heeft verstrekt.
7.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) vormt het gegeven dat als gevolg van schending van de wettelijke inlichtingenverplichting het recht op bijstand niet (meer) kan worden vastgesteld, een zelfstandige (dat wil zeggen: afzonderlijke) grond voor weigering, beëindiging dan wel intrekking van bijstand.
Voldoen de onderzoeksmethoden aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit?
8. De rechtbank zal eerst beoordelen of het college op goede gronden gebruik heeft kunnen maken van de onderzoeks- en controlemiddelen van het opvragen van gegevens over eiser bij Marktplaats en het verrichten van waarnemingen bij het adres van ATA.
8.1.
Vaststaat dat met het opvragen van gegevens bij Marktplaats over eiser en de waarnemingen die zijn verricht inbreuk is gemaakt op het in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gewaarborgde recht op respect voor het privéleven van eiser. Een dergelijke inbreuk behoeft, gelet op artikel 8, tweede lid, van het EVRM, een wettelijke grondslag. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het college op grond van artikel 53a van de Pw bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. [2] Deze algemene onderzoeksbevoegdheid kan steeds en spontaan worden uitgeoefend ten aanzien van alle bijstandsgerechtigden, zonder dat daartoe een redengevend feit, signaal, grond of vermoeden vereist is.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het opvragen van gegevens bij Marktplaats een geringe inbreuk op de privacy van eiser vormt, omdat de gegevens over de geplaatste advertenties op zichzelf openbaar toegankelijk zijn/waren. Ook is het college niet lichtvaardig overgegaan tot het opvragen van deze gegevens bij Marktplaats. Eerst heeft op 1 juli 2022 een gesprek met eiser plaatsgevonden en zijn de bankafschriften over de periode van 1 april 2022 tot en met 30 juni 2022 bestudeerd. Het feit dat eiser tijdens dit gesprek heeft verklaard dat hij weleens actief is op Markplaats, dat op de bankafschriften Marktplaatstransacties voorkomen en dat uit de gegevens van de RDW is gebleken dat eiser vanaf 19 augustus 2016 achttien kentekens van voertuigen op zijn geregistreerd had staan, vormen naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding om gegevens over eiser bij Marktplaats op te vragen. Daarmee voldoet het opvragen van de Marktplaatsgegevens aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
8.3.
In de periode van 31 mei 2022 tot en met 24 juni 2022 hebben op zestien dagen in totaal 28 kortdurende waarnemingen plaatsgevonden bij ATA op verschillende tijdstippen van de dag. De waarnemingen zijn uitgevoerd vanaf de openbare weg en hadden betrekking op de aanwezigheid en de activiteiten van eiser in of bij ATA. Tijdens deze waarnemingen is de auto die op naam van eiser stond tijdens de 24 waarnemingen dertien keer verdeeld over negen dagen waargenomen op het terrein van ATA. Ook is tijdens deze waarnemingen waargenomen dat eiser rond 11.00 uur vanaf zijn huisadres vertrekt naar ATA, waar hij zijn auto op het terrein van ATA parkeert en het bedrijf vervolgens binnenloopt. Wat is waargenomen zou voor een ieder vanaf de openbare weg te zien zijn geweest. Er is geen gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen. De waarnemingen waren ook niet zodanig dat daarmee een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het privéleven van eiser is verkregen.
8.4.
Het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 53a van de Pw kan worden aangemerkt als het behartigen van het belang van het economisch welzijn van Nederland als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het EVRM. Daaronder valt namelijk ook het tegengaan en bestrijden van misbruik en fraude bij sociale uitkeringen. De waarnemingen die in het kader van dit onderzoek zijn gedaan dienen daarom een gerechtvaardigd doel in de zin van die bepaling. De inbreuk die het dagelijks bestuur met de waarnemingen op het recht op privacy van eiser heeft gemaakt, was niet onevenredig zwaar in verhouding tot het hiervoor beschreven doel. De waarnemingen vonden weliswaar plaats gedurende een langere periode, maar niet dagelijks. De waarnemingen waren kortdurend en vonden plaats vanaf de openbare weg. Het college kon geen gebruik maken van een minder ingrijpend onderzoeksmiddel om de werkzaamheden van eiser bij ATA te controleren.
8.5.
Het opvragen van gegevens bij Marktplaats en de waarnemingen voldeden daarom aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, zodat de daarmee gemaakte inbreuk op het recht op privacy van eiser gerechtvaardigd was. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding te Marktplaatsgegevens en de bevindingen van de waarnemingen buiten beschouwing te laten bij haar beoordeling.
Moeten de kentekentransacties worden aangemerkt als handelstransacties?
9. Indien een persoon betrokken is geweest bij twee wijzigingen van de tenaamstelling van hetzelfde voertuig binnen een betrekkelijk korte periode ten aanzien van diverse voertuigen, dan volgt uit vaste rechtspraak dat aannemelijk is dat met betrekking tot die voertuigen handelstransacties hebben plaatsgevonden. Ook is vaste rechtspraak dat de datum van de tweede wijziging van de tenaamstelling – met ingang waarvan de kentekenregistratie op naam van de persoon is geëindigd – wordt aangemerkt als de datum waarop de voor het recht op bijstand relevante transactie heeft plaatsgevonden. [3]
9.1.
Gelet op deze rechtspraak is het aan eiser om met concrete en verifieerbare gegevens aannemelijk te maken dat bij de koop en verkoop van een voertuig geen sprake is van een handelstransactie. Eiser is daar niet in geslaagd.
9.2.
Om te beginnen heeft eiser geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd betreffende bijvoorbeeld de verkopers en kopers van de voertuigen, de door eiser betaalde koopprijs en de door eiser ontvangen verkoopprijs.
9.3.
De stelling van eiser dat sprake is van een vervangingsvermoeden kan hem niet baten. Bij handel is niet uitgesloten dat sprake is van vervanging in die zin dat na de verkoop van een voertuig een ander voertuig wordt gekocht en dat de verkoopopbrengsten geheel of gedeeltelijk worden gebruikt voor de nieuwe aankoop. Bij die gang van zaken kan nog steeds sprake zijn van handel.
9.4.
Om dezelfde reden kan de stelling van eiser dat hij de voertuigen zelf gebruikte hem niet baten. Ook bij eigen gebruik van voertuigen kan sprake zijn van handel, in die zin dat de inzet van de aankoop en verkoop van die voertuigen is dat winst wordt behaald.
Zijn de marktplaatsactiviteiten aan te merken als handel?
10. Uit vaste rechtspraak van de CRvB volgt dat voor ontvangers van bijstand het niet verboden is om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen inkomsten tijdig melding wordt gemaakt aan de bijstandverlenende instantie. De opbrengst van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat daarvan in beginsel geen mededeling behoeft te worden gedaan. [4]
10.1.
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat het college ten aanzien van een aantal maanden ten onrechte heeft aangenomen dat sprake was van handel. Met betrekking tot de in bezwaar door eiser genoemde maanden overweegt de rechtbank het volgende.
Juni – augustus 2017
10.2.
De rechtbank volgt het college dat sprake was van handel. Eiser heeft niet met concrete en verifieerbare gegevens aangetoond dat hij advertenties ten behoeve van zijn schoonvader heeft geplaatst. Bovendien staat daarbij zijn telefoonnummer vermeld. Het standpunt van eiser dat sprake was van dubbele advertenties kan hem, gelet op de aantallen advertenties, niet baten.
Februari 2018
10.3.
Gelet op de toelichting van eiser acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van twee horloges en dat voor beide horloges twee advertenties zijn geplaatst. Ten aanzien van het Citizen horloge heeft eiser erop gewezen dat deze advertentie in twee verschillende rubrieken is geplaatst. En verder stemt met het betoog van eiser overeen dat uit de bankafschriften blijkt dat hij een betaling heeft ontvangen voor een Citizen horloge en voor een Jacob Jensen.
Het college is in deze maand ten onrechte uitgegaan van handel. Dat betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
April 2018
10.4.
Gelet op de toelichting van eiser acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van twee horloges. Ten aanzien van de Rolex heeft eiser aangevoerd dat uit beide advertenties valt op te maken (“1 op 1” respectievelijk “1:1”) dat het om een imitatie gaat, dat Marktplaats kennelijk niet wil dat imitaties worden verkocht en dat beide advertenties door Markplaats verwijderd zijn. De drie advertenties van het horloge Seiko Premier zijn gedateerd 23 april, 25 april en 28 april 2018. Eiser heeft aangevoerd dat hij de advertentie er twee keer opnieuw op heeft gezet, omdat door de grote aantallen advertenties in de rubriek horloges de geplaatste advertentie snel ‘wegzakt’ en niet meer wordt bekeken. Door de advertentie opnieuw te plaatsen komt deze weer bovenaan en is de verkoopkans groter, aldus eiser. De rechtbank acht deze toelichting niet onaannemelijk.
Het college is in deze maand ten onrechte van handel uitgegaan. Dat betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
Mei 2018
10.5.
Eiser heeft gesteld dat sprake is van één horloge waarvoor negen keer een advertentie is geplaatst en heeft als verklaring daarvoor gegeven het ‘wegzakken’ van de advertentie (zie hiervoor onder 10.4.). De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk.
Het college is in deze maand ten onrechte van handel uitgegaan. Dat betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
Advertenties in de rubriek vissen
10.6.
Uit de stukken blijkt dat in een groot aantal maanden advertenties in de rubriek vissen is geplaatst. Ten aanzien van de advertenties in de rubriek vissen in de maanden oktober en december 2018, februari, maart, augustus, oktober, november en december 2019, januari, februari en november 2020 en januari 2021 heeft eiser aangevoerd dat het om een hobby gaat. Hij had een groot aquarium. Er was sprake van vissen die agressief waren tegen elkaar. Bovendien is hij gewisseld van ‘continent’. Later heeft hij een vijver gehad, maar dat leverde problemen op, dus toen is hij daar mee gestopt. Volgens eiser is geen sprake van handel.
10.7.
Uit de stukken begrijpt de rechtbank dat het college van oordeel is dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van handel mede in aanmerking kan worden genomen dat in de rubriek vissen een groot aantal advertenties is geplaatst. De rechtbank acht dit niet onjuist. Eiser heeft erop gewezen dat in januari 2019 advertenties in de rubriek vissen zijn geplaatst, maar dat in die maand geen handel is aangenomen. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het om alle factoren gaat. Het feit dat er veel advertenties in één rubriek zijn geplaatst speelt mee, maar ook het aantal advertenties per maand in die rubriek en het totaal aantal advertenties per maand. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank is van oordeel dat het college voor de hiervoor genoemde maanden in beginsel heeft kunnen uitgaan van handel. Hieronder zal ten aanzien van de door eiser genoemde maanden nog een nadere toelichting worden gegeven. De stelling van eiser dat in de rubriek vissen sprake is van hobbymatige verkopen en dus niet van handel, wordt niet gevolgd. Om te beginnen heeft eiser deze stelling niet onderbouwd met concrete en verifieerbare gegevens. Bovendien geldt dat, ook indien sprake zou zijn van een hobby, dit niet betekent dat de verkopen die in dat kader plaatsvinden niet als handel aangemerkt kunnen worden.
Oktober 2018
10.8.
Zie hiervoor onder 10.7. Het college is terecht van handel uitgegaan.
December 2018, februari en maart 2019
10.9.
Zie hiervoor onder 10.7. Het college is terecht van handel uitgegaan.
Juni en juli 2019
10.10.
Ten aanzien van juni 2019 heeft eiser gesteld dat van de zestien advertenties er twee voor één horloge zijn en zeven voor een ander horloge. Indien eiser daarin zou worden gevolgd, blijven acht advertenties over voor individuele goederen. Het college heeft daarom kunnen uitgaan van handel.
Ten aanzien van juli 2019 heeft eiser aangevoerd dat van de twaalf advertenties er vijf voor één horloge zijn en dat er een dubbele advertentie voor vissen is. Als eiser hierin zou worden gevolgd blijven zeven advertenties over voor individuele goederen. Het college heeft kunnen uitgaan van handel.
Augustus 2019, oktober 2019 tot en met februari 2020, november 2020
10.11.
Eiser heeft aangevoerd dat enkel vanwege de categorie (vissen) door het college is gesteld dat sprake is van handel. Dat is onjuist. Uit de rapportage RISC, pagina 94 en verder, blijkt dat het college de verschillende onder 10.7 genoemde factoren heeft betrokken.
In november 2020 waren er tien advertenties op Marktplaats. Eiser heeft aangevoerd dat van de negen advertenties in de rubriek vissen er zeven betrekking hebben op twee vissen. Volgens eiser gaat het om vier verschillende vissen. Als eiser hierin gevolgd zou worden blijven er vijf advertenties over voor individuele goederen. Naar het oordeel van de rechtbank is het twijfelachtig of ten aanzien van november 2020 van handel kan worden uitgegaan. Voor november 2020 geldt echter dat het college terecht heeft gesteld dat geen recht op bijstand bestaat gelet op de zeer beperkte uitgaven voor levensonderhoud. De rechtbank verwijst naar overweging 12.8 (hierna).
Voor de overige maanden heeft het college kunnen uitgaan van handel.
Januari 2021
10.12.
In deze maand zijn vijftien advertenties geplaatst, waarvan acht in de categorie vissen. Volgens eiser gaat het maar om vier verschillende vissen. Als eiser hierin gevolgd zou worden, blijven elf advertenties over voor individuele goederen. Het college heeft kunnen uitgaan van handel.
Oktober 2021
10.13.
Eiser heeft in deze maand een advertentie geplaatst voor een Audi-TT Cabrio voor een vraagprijs van € 4.999. Omdat onduidelijk is wat eiser aan inkomsten heeft gehad ten aanzien van dit voertuig kan het recht op bijstand volgens het college niet worden vastgesteld. Eiser heeft aangevoerd dat hij deze auto voor een vriend op Marktplaats heeft gezet, maar dat die vriend uiteindelijk heeft besloten de auto in te ruilen. De rechtbank volgt dit niet. Eiser heeft zijn betoog niet met concrete en verifieerbare gegevens onderbouwd.
December 2021
10.14.
Eiser heeft in deze maand zestien advertenties geplaatst, waarvan twaalf in de categorie schietsport. Eiser stelt dat elf van die advertenties betrekking hebben op één en dezelfde luchtbuks. Volgens eiser wil Marktplaats geen advertenties voor wapens op de website en wordt de advertentie daarom telkens na bijvoorbeeld een uur verwijderd. Eiser heeft de advertentie er heel vaak op gezet in de hoop dat de beperkte tijd dat de advertentie er stond voldoende was om de luchtbuks te verkopen. Uiteindelijk is dat gelukt. De rechtbank vindt deze toelichting niet onaannemelijk. Dat betekent dat in deze maand sprake is van zes advertenties. Gelet hierop en gelet op de aard van de advertenties is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van handel.
Het college is in deze maand ten onrechte van handel uitgegaan. Dat betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
Zijn de (crypto-)bijschrijvingen terecht aangemerkt als inkomsten?
11. Uit vaste rechtspraak volgt dat bedragen die contant zijn gestort en bedragen die zijn overgemaakt door derden op een bankrekening van een bijstandontvanger in beginsel beschouwd worden als in aanmerking te nemen middelen in de zin van artikel 31, eerste lid, van de Pw. Als deze betalingen een terugkerend of periodiek karakter hebben, door de betrokkene kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan, is ook sprake van inkomsten als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Pw. [5]
11.1.
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat het college ten aanzien van een aantal maanden ten onrechte heeft aangenomen dat bedragen die op de rekening van eiser zijn bijgeschreven in aanmerking genomen moeten worden bij de vaststelling van de bijstand.
Met betrekking tot de in bezwaar door eiser genoemde maanden overweegt de rechtbank het volgende.
Januari 2018
11.2.
Eiser heeft aangevoerd dat een bijschrijving van € 257 en een bijschrijving van € 30 verband houden met de verkoop van horloges op Marktplaats. De rechtbank volgt dit betoog van eiser. Uit de bankafschriften blijkt dat bij de bijschrijving van € 257 is vermeld “2x horloge” en bij de bijschrijving van € 30 is vermeld “Origins”. Deze bijschrijvingen sluiten aan bij de advertenties op Marktplaats in deze maand.
Het standpunt van eiser dat de eenmalige storting van € 150 buiten beschouwing moet blijven, omdat dit verband houdt met de verkoop via Marktplaats van een gebruikte Playstation, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd die dit onderbouwen.
Het voorgaande betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
Mei 2020
11.3.
Het college heeft € 255 aan bijschrijvingen als inkomsten aangemerkt.
Eiser heeft aangevoerd dat een bedrag van € 30 en een bedrag van € 25 verband houden met verkopen via Marktplaats. De rechtbank volgt dit niet. Eiser heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd die dit onderbouwen.
Verder heeft eiser aangevoerd dat twee bedragen van elk € 100 een lening van [naam 2] zijn, en dat één van die bedragen twee dagen later is terugbetaald. De rechtbank overweegt het volgende. Op 18 mei 2020 is een bedrag van € 100 bijgeschreven van
[naam 2] met de vermelding “Lening :-(“. Op 20 mei 2020 is door eiser een bedrag van € 100 overgemaakt naar [naam 2] met de vermelding “thanks bro”. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende aannemelijk is gemaakt dat eiser op 18 mei een lening heeft ontvangen die hij op 20 mei heeft terugbetaald, zodat de bijschrijving van 18 mei 2020 niet als inkomsten kan worden aangemerkt.
Het voorgaande betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
April 2021
11.4.
Uit het rapport RISC blijkt dat volgens het college geen recht op bijstand bestaat omdat in deze maand een kenteken van de naam van eiser is geschreven. Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot de kentekenregistraties is overwogen volgt dat het college zich terecht op dit standpunt stelt.
Daarom behoeft het standpunt van eiser dat het bedrag van € 2.984,34 dat door een cryptobedrijf op zijn rekening is bijgeschreven geen inkomsten zijn, geen bespreking meer.
Juli 2021
11.5.
In deze maand is door cryptobedrijven Binance UAB en Bitvavo in totaal een bedrag van € 1.216,97 bijgeschreven op de bankrekening van eiser. Het college heeft dit aangemerkt als inkomsten, zodat eiser over deze maand geen recht heeft op bijstand. In het advies van de bezwaarcommissie is onder 2.27.1 onder meer overwogen dat eiser in 2018 en 2021 vrij actief en structureel geld heeft overgemaakt naar Bitvavo en de waardestijging in 2021 heeft laten uitbetalen. Ter zitting heeft het college nader toegelicht dat, als sprake is van het regelmatig kopen en verkopen van cryptomunten, de uitkering van de waarde van de cryptomunten inkomsten zijn en geen vermogen. Volgens het college had eiser een account en kon hij daarmee cryptomunten kopen en verkopen. Eiser heeft meegedeeld dat het account is opgeheven en dat hij daarom geen inzage meer heeft in het account.
11.6.
Uit openbaar toegankelijke bronnen op internet blijkt het volgende. Binance en Bitvavo zijn crypto exchanges. Bij deze exchanges kan een rekening worden geopend waarop geld kan worden ingelegd. Vervolgens kunnen met het geld van deze rekening cryptomunten worden gekocht en verkocht.
11.7.
De bijschrijvingen op de rekening van eiser zijn afkomstig van de rekeningen die hij bij Binance en Bitvavo had. Uit deze bijschrijvingen blijkt niet of eiser de rekeningen alleen heeft gebruikt om te beleggen of dat hij actief in cryptomunten heeft gehandeld. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de bijschrijvingen niet als inkomsten aangemerkt moeten worden. Eiser heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd waaruit blijkt dat geen sprake is van inkomsten, maar van waardevermeerdering van belegd vermogen. Eiser zou dit wellicht kunnen onderbouwen door inzage te geven in de transacties die hij vanaf de rekeningen bij Binance en Bitvavo heeft verricht, maar dat heeft hij niet gedaan. Voor zover dit niet meer mogelijk is omdat eiser de rekeningen heeft opgeheven komt dit voor risico van eiser.
Augustus 2021
11.8.
Eiser heeft aangevoerd dat een bijschrijving van € 100 op 25 augustus 2021 verband houdt met de verkoop van een Koi-karper op Marktplaats. De rechtbank volgt dit betoog van eiser. Uit de bankafschriften blijkt dat bij de bijschrijving van € 100 is vermeld “Koi”. Dit sluit aan bij de advertenties op Marktplaats van 24 augustus 2021 voor een Koi-karper.
Het voorgaande betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
September 2021
11.9.
Volgens eiser zijn de twee bijschrijvingen van begin september van totaal € 310 te linken aan advertenties op Marktplaats van eind augustus. De rechtbank volgt dit niet. De bijschrijvingen betreffen stortingen, waaruit niet kan worden afgeleid dat enig verband bestaat met marktplaatsverkopen eind augustus.
Ook voor de andere bijschrijvingen geldt dat die niet te relateren zijn aan marktplaatsverkopen.
Februari 2022
11.10.
Volgens eiser is de bijschrijving van € 230 voor de incidentele verkoop van een Koi-karper. De rechtbank kan dit volgen. Bij de bijschrijving is vermeld ‘Koi’. In dit geval is geen corresponderende marktplaatsadvertentie aanwezig. Uit het voorgaande blijkt echter dat eiser vaker vissen heeft verkocht en ook al eerder een Koi-karper. Al met al is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat het om de incidentele verkoop van een Koi-karper van eiser gaat.
Het voorgaande betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
Maart 2022
11.11.
Uit het rapport RISC blijkt dat volgens het college geen recht op bijstand bestaat omdat in deze maand een kenteken van de naam van eiser is geschreven. Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot de kentekenregistraties is overwogen volgt dat het college zich terecht op dit standpunt stelt.
Daarom behoeft het standpunt van eiser dat de bijschrijving van € 850 op zijn bankrekening een lening betreft geen bespreking meer.
April 2022
11.12.
In deze maand heeft eiser € 500 opgenomen van zijn rekening. Later heeft hij € 30 en € 10 op zijn rekening gestort. Het college heeft de stortingen van totaal € 40 aangemerkt als inkomsten. Eiser heeft als verklaring voor de stortingen aangevoerd dat er rekeningen betaald moesten worden en dat hij door de grote opname van € 500 niet meer genoeg op zijn bankrekening had staan. Daarom heeft hij twee keer een kleine storting gedaan om vanaf zijn bankrekening te kunnen betalen. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk.
Het voorgaande betekent dat het college het recht op bijstand over deze maand opnieuw moet vaststellen.
De uitgaven voor kosten voor levensonderhoud
12. Het is vaste rechtspraak van de CRvB dat, hoewel de Nibudreferentiecijfers geen absolute minimumbedragen zijn, deze cijfers wel een algemeen geaccepteerd richtsnoer geven om te bepalen hoeveel een huishouden nodig heeft om in bepaalde kosten te voorzien. Dat geen of geringe uitgaven voor levensonderhoud op de bankafschriften zichtbaar zijn, levert op zichzelf geen schending op van de inlichtingenverplichting. Dat is ook niet het geval, als de zichtbare uitgaven veel lager zijn dan de Nibud-referentiecijfers. Wel roept dit de vraag op hoe een bijstandsgerechtigde in haar of zijn levensonderhoud heeft voorzien. Er zou immers sprake kunnen zijn van een verzwegen inkomstenbron of een verzwegen andere mogelijkheid om in het levensonderhoud te voorzien. [6]
12.1.
Gelet op deze vaste rechtspraak is het aan eiser om over de maanden waarin hij veel minder geld uitgeeft aan levensmiddelen dan de Nibud-norm daarvoor een afdoende verklaring te geven. Deze verklaring moet eiser met concrete en verifieerbare gegevens onderbouwen.
12.2.
In bezwaar heeft eiser aangevoerd dat het college ten aanzien van een aantal maanden ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser geen of geringe uitgaven voor levensonderhoud had, terwijl hij daarvoor geen afdoende verklaring had.
Met betrekking tot de in bezwaar door eiser genoemde maanden overweegt de rechtbank het volgende.
December 2018
12.3.
In het voorgaande is ten aanzien van deze maand door de rechtbank geoordeeld dat het college gelet op de marktplaastadvertenties heeft kunnen uitgaan van handel. Eiser had om die reden geen recht op bijstand over december 2018.
Dat betekent dat het standpunt van eiser over de kosten van levensonderhoud in december 2018 geen bespreking meer behoeft.
September 2019
12.4.
In deze maand had eiser € 2,48 aan uitgaven voor levensonderhoud en heeft hij bovendien € 245 aan contanten gestort. Eiser voert aan dat in de drie voorafgaande maanden het recht op bijstand is herzien vanwege handel op Marktplaats. Voor zover eiser daarmee betoogt dat de inkomsten die hij in de voorgaande maanden met die handel heeft verworven voldoende waren voor het levensonderhoud in september 2019, volgt de rechtbank dit niet. Eiser heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd over zijn inkomsten in de drie maanden voor september 2019, zodat ook niet geconcludeerd kan worden dat hij daarmee in zijn levensonderhoud van september 2019 kon voorzien.
Oktober 2019 en februari 2020
12.5.
In het voorgaande is ten aanzien van deze maanden door de rechtbank geoordeeld dat het college gelet op de marktplaastadvertenties heeft kunnen uitgaan van handel. Eiser had om die reden geen recht op bijstand over deze maanden.
Dat betekent dat het standpunt van eiser over de kosten van levensonderhoud in oktober 2019 en februari 2020 geen bespreking meer behoeft.
April 2020
12.6.
In deze maand had eiser € 31,56 aan uitgaven voor levensonderhoud. Eiser voert aan dat in de voorafgaande maand het recht op bijstand is herzien omdat in die maand een kenteken van zijn naam is geschreven. Voor zover eiser daarmee betoogt dat de inkomsten die hij in maart 2020 met de verkoop van een voertuig heeft verworven voldoende waren voor het levensonderhoud in april 2020, volgt de rechtbank dit niet. Eiser heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd over zijn inkomsten in maart 2020, zodat ook niet geconcludeerd kan worden dat hij daarmee in zijn levensonderhoud van april 2020 kon voorzien.
Augustus en september 2020
12.7.
Uit het rapport RISC blijkt dat volgens het college geen recht op bijstand bestaat omdat in deze maanden een kenteken van de naam van eiser is geschreven. Uit hetgeen hiervoor met betrekking tot de kentekenregistraties is overwogen volgt dat het college zich terecht op dit standpunt stelt.
Dat betekent dat het standpunt van eiser over de kosten van levensonderhoud in augustus en september 2020 geen bespreking meer behoeft.
November 2020, januari en februari 2021
12.8.
Uit het rapport RISC blijkt dat eiser in deze maanden zeer beperkte uitgaven voor levensonderhoud had. Eiser heeft aangevoerd dat hij in deze maanden met de incidentele verkoop van privégoederen heeft kunnen voorzien in zijn levensonderhoud. De rechtbank volgt dit niet. Eiser heeft geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd over zijn inkomsten in deze maanden.
Januari 2022
12.9.
In het rapport RISC (pagina 99) heeft het college bij deze maand onderbouwd dat eiser geen contant geld meer kon hebben voor het levensonderhoud. Eiser stelt dat hij in de voorafgaande maanden opbrengsten heeft gehad van marktplaatsverkopen. De rechtbank is echter van oordeel dat eiser de onderbouwing van het college onvoldoende heeft weerlegd. Zo heeft hij geen concrete en verifieerbare gegevens overgelegd over zijn inkomsten in de voorafgaande maanden.

Conclusie en gevolgen

13. Samenvattend volgt uit het voorgaande dat het college voor de volgende maanden het recht op bijstand onjuist heeft vastgesteld:
In verband met marktplaatsactiviteiten
- februari 2018
- april 2018
- mei 2018
- december 2021
In verband met bijschrijvingen
- januari 2018
- mei 2020
- augustus 2021
- februari 2022
- april 2022.
13.1.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarbij het recht op bijstand voor de onder 13 genoemde maanden is herzien of ingetrokken en voor zover daarbij het bedrag van de terugvordering is vastgesteld op € 58.962,59. Het college moet voor de onder 13 genoemde maanden opnieuw beslissen over het recht op bijstand en moet het bedrag van de terugvordering opnieuw vaststellen, een en ander met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank bepaalt daarom met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het college een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiser met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken. Deze termijn gaat op grond van artikel 8:106 van de Awb pas lopen als de termijn om hoger beroep in te stellen is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, als daarop is beslist.
13.2.
Omdat de rechtbank in de onderhavige uitspraak over alle geschilpunten heeft beslist bestaat geen aanleiding om in deze zaak een tussenuitspraak te doen. Omdat de rechtbank niet beschikt over voldoende gegevens kan de rechtbank ook niet zelf in de zaak voorzien.
13.3.
De rechtbank ziet verder aanleiding te bepalen dat het college de proceskosten van eiser vergoedt. Deze vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van
€ 907. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Dat zijn twee punten met een gemiddeld gewicht. De vergoeding bedraagt dan in (€ 907 x 2 =) € 1.814. Ook moet het college het door eiser betaalde griffierecht, ter hoogte van € 50, aan hem vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het recht op bijstand voor de onder 13 genoemde maanden is herzien of ingetrokken en voor zover daarbij het bedrag van de terugvordering is vastgesteld op € 58.962,59;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken, of als hoger beroep wordt ingesteld, na de dag nadat daarop is beslist, een nieuw besluit op bezwaar te nemen over het recht op bijstand over de onder 13 genoemde maanden en over het bedrag van de terugvordering, een en ander met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser in beroep ter hoogte van € 1.814;
  • bepaalt dat het college aan eiser het griffierecht van € 50 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Peters, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
De rechter is verhinderd de uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 8
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Participatiewet
Artikel 17, eerste lid
De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
Artikel 17, tweede lid
De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 19, tweede lid
De hoogte van de algemene bijstand is het verschil tussen het inkomen en de bijstandsnorm.
Artikel 31, eerste lid
Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Tot de middelen worden mede gerekend de middelen die ten behoeve van het levensonderhoud van de belanghebbende door een niet in de bijstand begrepen persoon worden ontvangen. In elk geval behoort tot de middelen de ten aanzien van de alleenstaande of het gezin toepasselijke heffingskorting, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Artikel 32, eerste lid
Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 31 in aanmerking genomen middelen voorzover deze:
a. betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, een kostenvergoeding als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel k, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, socialezekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting, premies volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen als bedoeld in artikel 43 van de Zorgverzekeringswet, dan wel naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen; en
b. betrekking hebben op een periode waarover beroep op bijstand wordt gedaan.
Artikel 53a, zesde lid
Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of intrekking van de bijstand.
Artikel 54, derde lid
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
Artikel 58, eerste lid
Het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend vordert de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
Artikel 58, achtste lid
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.

Voetnoten

1.Eiser heeft in beroep een verklaring van [naam 2] van 12 maart 2024 overgelegd. Daarin verklaart [naam 2] dat hij weleens geld heeft geleend aan eiser. Eiser probeerde dat dan zo snel mogelijk aan hem terug te betalen. In januari 2021 had eiser nog een schuld van € 150 aan hem. [naam 2] heeft hem toen gevraagd om wat Altcoins voor hem te kopen. Daarvoor heeft hij nog € 350 aan eiser overgemaakt. Dat zou hij samen met de € 150 besteden aan Altcoins. In april 2021 heeft eiser de Altcoins voor [naam 2] uit laten betalen. De waarde was toen € 2.580. Eiser heeft op 6 april 2021 dat bedrag minus € 2,97 aan transactiekosten aan [naam 2] overgemaakt.
2.Bijvoorbeeld de uitspraken van 6 augustus 2019 ( ECLI:NL:CRVB:2019:2615) en van 12 april 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:980).
3.Bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 4 januari 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:29) en van 6 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1174).
4.Bijvoorbeeld de uitspraken van 8 juni 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BM9097), van 6 juni 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:1089) en van 4 juni 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:1644).
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:799.
6.Bijvoorbeeld de uitspraak van 7 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2283.