4.1.De voor de beoordeling van beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Het college heeft aan de intrekking, herziening en terugvordering – samengevat en aansluitend bij het advies van de Onafhankelijke Bezwarencommissie van 11 mei 2023 – het volgende ten grondslag gelegd:
- Uit informatie van Marktplaats blijkt dat eiser vanaf 12 mei 2012 actief is op Marktplaats. Hij ontvangt bijstand sinds 19 augustus 2016 naar de norm van een alleenstaande. In de gegevens van Marktplaats is te zien dat er sindsdien ook veelvuldig artikelen worden aangeboden op het account. Gelet op de aard, de omvang en regelmaat van de verkoopactiviteiten op Marktplaats is er in sommige maanden geen sprake van incidentele verkoop van privégoederen, maar van handel. Eiser heeft daarvan geen administratie bijgehouden en de verkopen zijn vrijwel allemaal contant gegaan. Bij vrijwel geen advertentie staat een vraagprijs vermeld. Daardoor kunnen de inkomsten niet schattenderwijs worden vastgesteld. In de maanden van handel kan niet worden vastgesteld in hoeverre eiser inkomsten heeft verworven en in hoeverre hij recht op bijstand heeft gehad. Het is voor ontvangers van bijstand niet verboden om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan de gemeente.
- Eiser heeft eerst verklaard voor ongeveer € 50 per week aan boodschappen te doen. Uit de bankafschriften blijkt dat hij in sommige maanden vrijwel geen pintransacties heeft voor de kosten van levensonderhoud. Eiser verklaarde geleefd te hebben van contanten. Hij verklaarde deze contanten op te nemen van zijn bankrekening, nog spaargeld te hebben, geld te hebben geleend of geld te hebben ontvangen uit de verkoop van de spullen op Marktplaats. Eiser verklaarde dat hij al zijn contante opnames verricht om te voorzien in de kosten van levensonderhoud. Echter er zijn maanden waarin geen contanten zijn opgenomen en er niet geregistreerd is dat eiser geld geleend zou hebben. Daarbij is er geen administratie van de verkoop van spullen op Marktplaats. Later verklaarde eiser wel rond te kunnen komen van € 5 per dag. Echter de verklaring dat eiser zuinig zou leven, terwijl ook nog twee dagen in de week zijn kinderen bij hem thuis zijn, ligt niet voor de hand. Om die reden gaat de verklaring van eiser dat hij zuinig leeft en, als hij over onvoldoende middelen beschikt, bij vrienden eet, niet op. Eiser toont in die maanden onvoldoende inzicht in de uitgaven voor de kosten van levensonderhoud en hij heeft hiervan geen administratie aangeleverd. In de maanden waarin er nauwelijks uitgaven aan levensonderhoud zijn gedaan, is het recht op bijstand van eiser niet vast te stellen.
- Eiser verklaarde aanvankelijk dat de achttien kentekens die sinds aanvang van het recht op bijstand op zijn naam stonden allemaal één op één zonder enige bijbetalingen geruild zijn via Marktplaats. Daarbij hadden deze kentekens naar zijn zeggen te maken met ondeugdelijkheid van de voertuigen. Te zien is dat van de achttien kentekens veertien kentekens korter dan 90 dagen op naam hebben gestaan. Van die ruilingen kon eiser geen controleerbare en verifieerbare stukken aanleveren. Bij het inzien van het verkregen ingevulde aanvullende bewijsstuk van eiser blijkt echter dat hij veel ruilingen heeft verricht met bijgelegd geld verkregen uit vakantiegeld, lening of verkoop van een voertuig. Hiervan heeft eiser geen administratie kunnen aanleveren. Daarnaast blijkt het door hem overgelegde overzicht niet sluitend te zijn. Om die reden is het aannemelijk dat eiser inkomsten heeft verworven of redelijkerwijs heeft kunnen verwerven in de maanden waarin de registraties bij de RDW zijn beëindigd. Aangezien controleerbare gegevens over de inkomsten ontbreken, kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld in de maanden waarin de transacties hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft eiser geen melding gemaakt van transacties met op naam geregistreerde voertuigen, waardoor sprake is van schending van de inlichtingenplicht.
- Uitbetalingen van crypto worden aangemerkt als inkomen en hadden om die reden aan de gemeente moeten worden doorgegeven. Deze inkomsten hadden in mindering moeten worden gebracht in de periode waarin eiser de uitbetalingen van de crypto heeft ontvangen. Doordat eiser deze uitbetalingen niet heeft doorgegeven, heeft het college bij de uitbetaling van zijn bijstand geen rekening kunnen houden met deze inkomsten.
- Uit onderzoek is gebleken dat eiser in ieder geval in de periode van 31 mei 2022 tot en met 21 juni 2022 veelvuldig aanwezig is geweest bij ATA. Eiser heeft geen volledig schema aangeleverd van de dagen en tijdstippen van zijn aanwezigheid. Gelet op de rechtspraak is alleen al de aanwezigheid op de werkplek aan te merken als op geld waardeerbare arbeid. Ook als eiser niet daadwerkelijk inkomen ontvangt voor die uren. Voor de verlening van bijstand is niet alleen het inkomen waarover eiser daadwerkelijk beschikt van belang, maar ook het inkomen waarover hij redelijkerwijs kan beschikken. De aanwezigheid op een werkplek tijdens reguliere arbeidsuren veronderstelt dat de desbetreffende persoon bij geconstateerde aanwezigheid ook daadwerkelijk op geld waardeerbare arbeid heeft verricht en dat het vervolgens aan die persoon is om het tegendeel aannemelijk te maken. Het tegendeel heeft eiser niet aannemelijk gemaakt. Daardoor is zijn recht op bijstand niet vast te stellen.
Het voorgaande leidt tot de herziening van het recht op bijstand van eiser over de maanden januari 2018, mei 2020, mei 2021, juni 2021, augustus 2021, september 2021, februari 2022 en april 2022, de intrekking van dit recht op bijstand over de maanden juni 2017 tot en met augustus 2017, oktober 2017, februari 2018, april 2018 tot en met juni 2018, augustus 2018 tot en met oktober 2018, december 2018 tot en met april 2019, juni 2019 tot en met april 2020, augustus 2020 tot en met november 2020, januari 2021 tot en met april 2021, juli 2021, oktober 2021 tot en met januari 2022, maart 2022 en de periode van 31 mei 2022 tot en met 21 juni 2022 en tot de terugvordering van de betaalde bijstand over de periode van 1 juni 2017 tot en met 21 juni 2022 tot een bedrag van € 58.962,59 van hem. Bij het college zijn geen dringende redenen of bijzondere omstandigheden bekend om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
6. Eiser voert – samengevat – het volgende aan. Het college is ten onrechte overgegaan tot het vorderen van gegevens van eiser bij Marktplaats. Ten onrechte is overwogen dat de gegevens van de RDW (achttien kentekens op naam), een afschrijving naar Marktplaats en de eigen verklaring over het gebruik van Marktplaats voldoende aanleiding waren om – zonder eerst informatie of bescheiden van de eventuele Marktplaatsactiviteiten bij eiser zelf op te vragen – gegevens bij Marktplaats op te vragen. Uit het dossier blijkt ook niet van een afweging of onderbouwing voor deze gegevensuitvraag. De inbreuk op de privacy was daarom onder deze omstandigheden ongerechtvaardigd en de onderzoeksbevindingen mogen niet aan de besluitvorming ten grondslag worden gelegd. Volgens eiser is voor het overgrote deel van de betreffende maanden waarin sprake is geweest van een aantal Marktplaatsadvertenties, gesteld dat sprake zou zijn van handel. Op grond van de in bezwaar overgelegde toelichting en de lijst van advertenties is er voldoende aanleiding om niet zonder meer van handel, in plaats van incidentele verkoop van goederen, uit te gaan.
Ten onrechte zijn verschillende autotransacties, waarvan met name in bezwaar de achtergrond voldoende is toegelicht, niet aangemerkt als (ver)koop van algemeen gebruikelijke goederen, waarbij de waarde gelet op het vervangingsvermoeden, buiten beschouwing moet worden gelaten. Er is ten onrechte overwogen dat niet aannemelijk is dat deze voertuigen niet voor eigen gebruik bestemd waren. Met wat eiser heeft aangevoerd is dat wel degelijk aannemelijk.
Eiser stelt dat het direct overgaan tot het doen van waarnemingen, waarbij eiser persoonlijk is gevolgd, niet voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Daarom hadden de waarnemingen niet aan de besluitvorming ten grondslag gelegd mogen worden. Het college heeft niet verder uitgelegd waarom het niet op een andere manier had kunnen omgaan met de anonieme melding dat eiser zwart zou werken.
Eiser meent verder dat hij afdoende heeft toegelicht wat de herkomst is geweest van diverse bijschrijvingen en dat deze ten onrechte allemaal zijn aangemerkt als inkomsten. Niet afdoende is toegelicht waarom die reconstructie niet als betrouwbaar kan worden gezien. Ten aanzien van de maanden waarin is tegengeworpen dat te weinig uitgaven zouden zijn gedaan voor levensonderhoud, geeft het college blijk van een onjuiste rechtsopvatting over de bewijslast bij zo’n beoordeling. Eiser heeft inzichtelijk gemaakt hoe het kan dat hij (door over contanten te beschikken waarvan de herkomst is toegelicht en door zuinig te leven) met relatief lage pinuitgaven heeft kunnen rondkomen.
Voor de crypto-bijschrijvingen geldt dat met name de ontvangst namens Van den Berg ten onrechte is aangemerkt als inkomen, juist omdat het direct is doorgestort naar Van den Berg.Daarnaast is ten onrechte overwogen dat het college geen rekening zou hoeven te houden met verwervingskosten. Er wordt verwezen naar de wijze waarop gokactiviteiten worden beoordeeld, terwijl in recente rechtspraak een nuance is aangebracht in de manier waarop de omvang van bepaalde activiteiten moet worden bepaald. Bovendien kan – in tegenstelling tot wat doorgaans het geval is bij gokactiviteiten – bij crypto-uitbetalingen de waardevermeerdering (en dus het inkomen) wel worden bepaald. Meer van belang is dat volgens eiser geen sprake is geweest van inkomen, maar dat het gaat om vermogen dat in waarde is toegenomen.
7. Het besluit tot herziening en intrekking van het recht op bijstand en de terugvordering van de betaalde bijstand is een voor eiser belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden daarvoor is voldaan in beginsel op het college. Dit betekent dat het college de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen. Het ligt daarom op de weg van het college om aan de hand van uit onderzoek verkregen gegevens aannemelijk te maken dat eiser de ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Pw op hem rustende inlichtingenverplichting niet of niet naar behoren is nagekomen door geen, onvolledige of onjuiste mededeling te doen van feiten of omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand. Meer concreet houdt deze bewijslast in dit geval in dat het college aannemelijk moet maken dat eiser onjuiste of onvolledige inlichtingen over zijn op geldwaardbare werkzaamheden bij ATA, zijn Marktplaatsactiviteiten, de op zijn naam geregistreerde kentekens, het feit dat hij geen tot weinig kosten voor levensonderhoud heeft gehad in een aantal maanden, de uitbetaling van cryptocurrencies en de bijschrijvingen van derden heeft verstrekt.