In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. Het college heeft de bijstand over de periode van 1 juli 2018 tot en met 22 april 2019 ingetrokken, met als reden dat appellante de inlichtingenverplichting zou hebben geschonden. Appellante heeft echter betoogd dat het college niet heeft voldaan aan zijn bewijslast. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de Raad oordeelt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellante de inlichtingenverplichting niet is nagekomen. De Raad stelt vast dat de zichtbare uitgaven voor levensonderhoud op de bankafschriften niet automatisch leiden tot de conclusie dat er sprake is van een schending van de inlichtingenverplichting. Appellante heeft verklaard dat zij haar levensonderhoud heeft gefinancierd door geld te lenen en bij anderen te eten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, en draagt het college op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante. Tevens wordt de boete die aan appellante was opgelegd herroepen, omdat het college niet heeft voldaan aan de bewijslast.