ECLI:NL:RBGEL:2024:958

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
05-131920-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ex-marinier wegens grootschalige oplichting met cryptovaluta en gewoontewitwassen

Op 12 februari 2024 heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige ex-marinier, die werd beschuldigd van grootschalige oplichting met cryptovaluta, gewoontewitwassen en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van bijna anderhalf jaar ten minste 29 slachtoffers had opgelicht, waarbij hij hen had bewogen tot de afgifte van meer dan € 320.200 en een aanzienlijke hoeveelheid cryptovaluta. De verdachte had zich voorgedaan als een ervaren en betrouwbare investeerder in cryptocurrency en had valse beloftes gedaan over rendementen en investeringen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van listige kunstgrepen en valse voorstellingen. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte de inleggelden van de slachtoffers had gebruikt voor persoonlijke uitgaven, waaronder gokken en luxe goederen. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op voor de benadeelde partijen, zodat zij hun inleg terugkregen. De verdachte werd ook veroordeeld voor het witwassen van een geldbedrag van € 26.630, dat hij in zijn bezit had zonder een legale verklaring voor de herkomst ervan. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het misbruik van vertrouwen dat de verdachte had gepleegd, vooral gezien zijn achtergrond als marinier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/131920-22 en 05/238588-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak : 12 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [adres 2] .
Raadsman: mr. S.J.F. van Merm, advocaat te Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging en een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 05/131920-22:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 mei 2021 tot en met 18 augustus 2023, te Duiven en/of Arnhem en/of Doorn, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of ( een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een groot aantal personen, waaronder
- [slachtoffer 1] (map 1, p. 27) en/of
- [slachtoffer 2] (map 1, p. 79) en/of
- [slachtoffer 3] (map 1, p. 121) en/of
- [slachtoffer 4] (map 1, p. 165) en/of
- [slachtoffer 5] (map 1, p. 170) en/of
- [slachtoffer 6] (map 1, P. 204) en/of
- [slachtoffer 7] (map 1, p. 232) en/of
- [slachtoffer 8] (zie aangifte [slachtoffer 7] , map 1, p. 232) en/of
- [slachtoffer 9] (zie aangifte [slachtoffer 7] , map 1, p. 232) en/of
- [slachtoffer 10] (map 1, p. 247) en/of
- [slachtoffer 11] (map 1, p. 256) en/of
- [slachtoffer 12] (map 1, p. 269) en/of
- [slachtoffer 13] (map 1, p. 278) en/of
- [slachtoffer 14] (map 2, p. 337) en/of
- [slachtoffer 15] (map 2, p. 477) en/of
- [slachtoffer 16] (map 2, p. 486) en/of
- [slachtoffer 17] (map 2, p. 500) en/of
- [slachtoffer 18] (map 2, p. 534) en/of
- [slachtoffer 19] (map 2, p. 585) en/of
- [slachtoffer 20] (map 2, p. 613) en/of
- [slachtoffer 21] (map 2, p. 637) en/of
- [slachtoffer 22] (map 2, p. 640) en/of
- [slachtoffer 23] (map 2, p. 645) en/of
- [slachtoffer 24] (zie aangifte [slachtoffer 11] , map 1, p. 256) en/of
- [slachtoffer 25] (aanvullend pv, p. 1258) en/of
- [slachtoffer 26] (aanvullend pv, p. 1276) en/of
- [slachtoffer 31] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en/of
- [slachtoffer 28] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en/of
- [slachtoffer 29] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en/of
- [slachtoffer 30] (aanvullend pv, p. 1332),
één of meermalen heeft/hebben bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) (van een totaalbedrag van ongeveer € 320.200,-, althans enig geldbedrag) en/of een hoeveelheid cryptovaluta (te weten een hoeveelheid Ethereum munten, met een totale waarde van ongeveer $ 35,626.86 en/of 12495.616899 Cardano munten, met een totale waarde van ongeveer $ 25,416,08), in elk geval enig goed, hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een eenmanszaak, genaamd [bedrijf 1] opgericht en/of aan bovengenoemde personen en/of aan andere (onbekend gebleven) personen, onder meer in persoon en/of telefonisch en/of per Snapchat en/of WhatsApp en/of middels facebook
- zich voorgedaan als ervaren en/of betrouwbare investeerder van cryptocurrency en/of
- ( een) (flexibel en/of streefdoel en/of investerings) contract(en) opgemaakt en/of afgesloten voor de aankoop/investering van/in cryptocurrency en/of
- voorgewend en/of medegedeeld dat de gehele inleg van een inlegger zou worden geïnvesteerd in cryptocurrency en/of de van de gehele inleg cryptocurrency zou worden aangekocht en/of
- voorgewend en/of medegedeeld dat met de handel in cryptocurrency winst gegenereerd zou worden en/of een hoog rendement zou worden behaald/uitgekeerd en/of
- voorgewend en/of medegedeeld en/of in het contract vermeld dat de aankoop/investering gegarandeerd terugbetaald zou worden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 mei 2021 tot en met 18 augustus 2023, te Duiven en/of Arnhem en/of Doorn, in elk geval in Nederland, ( telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en) (van een totaalbedrag van ongeveer € 320.200,-, althans enig geldbedrag) en/of een hoeveelheid cryptovaluta (te weten een hoeveelheid Ethereum munten, met een totale waarde van ongeveer $ 35,626.86 en/of 12495.616899 Cardano munten, met een totale waarde van ongeveer $ 25,416,08), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
- [slachtoffer 1] (map 1, p. 27) en/of
- [slachtoffer 2] (map 1, p. 79) en/of
- [slachtoffer 3] (map 1, p. 121) en/of
- [slachtoffer 4] (map 1, p. 165) en/of
- [slachtoffer 5] (map 1, p. 170) en/of
- [slachtoffer 6] (map 1, P. 204) en/of
- [slachtoffer 7] (map 1, p. 232) en/of
- [slachtoffer 8] (zie aangifte [slachtoffer 7] , map 1, p. 232) en/of
- [slachtoffer 9] (zie aangifte [slachtoffer 7] , map 1, p. 232) en/of
- [slachtoffer 10] (map 1, p. 247) en/of
- [slachtoffer 11] (map 1, p. 256) en/of
- [slachtoffer 12] (map 1, p. 269) en/of
- [slachtoffer 13] (map 1, p. 278) en/of
- [slachtoffer 14] (map 2, p. 337) en/of
- [slachtoffer 15] (map 2, p. 477) en/of
- [slachtoffer 16] (map 2, p. 486) en/of
- [slachtoffer 17] (map 2, p. 500) en/of
- [slachtoffer 18] (map 2, p. 534) en/of
- [slachtoffer 19] (map 2, p. 585) en/of
- [slachtoffer 20] (map 2, p. 613) en/of
- [slachtoffer 21] (map 2, p. 637) en/of
- [slachtoffer 22] (map 2, p. 640) en/of
- [slachtoffer 23] (map 2, p. 645) en/of
- [slachtoffer 24] (zie aangifte [slachtoffer 11] , map 1, p. 256) en/of
- [slachtoffer 25] (aanvullend pv, p. 1258) en/of
- [slachtoffer 26] (aanvullend pv, p. 1276) en/of
- [slachtoffer 31] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en/of
- [slachtoffer 28] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en/of
- [slachtoffer 29] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en/of
- [slachtoffer 30] (aanvullend pv, p. 1332),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) en/of goed verdachte en/of
zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich had(den), te
weten als houder en/of belegger van cryptovaluta, wederrechtelijk zich
heeft/hebben toegeëigend;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 mei 2021 tot en met 18 augustus 2023 te Duiven en/of Arnhem en/of Doorn, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer geldbedrag(en) (van een totaalbedrag van ongeveer € 320.200,-, althans enig geldbedrag) en/of één of meer voorwerp(en), te weten een hoeveelheid cryptovaluta (een hoeveelheid Ethereum munten, met een totale waarde van ongeveer $ 35,626.86 en/of 12495.616899 Cardano munten, met een totale waarde van ongeveer $ 25,416,08), in elk geval enig goed, heeft/hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans van die/dat geldbedrag(en) en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt en/of van die/dat geldbedrag(en) en/of van dat voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) en/of dat voorwerp was/waren en/of wie die/dat
geldbedrag(en) en/of dat voorwerp voorhanden had(en), terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dan wel ( telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die/dat geldbedrag(en) en/of dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, en hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van dit
feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Onder parketnummer 05/238588-22
hij op of omstreeks 20 januari 2022, te Arnhem, in elk geval in Nederland, (van) een voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van (in totaal) 26.630 euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

2.1.
Inleiding
Op 20 januari 2022 werd verdachte aangehouden met een bedrag van 26.630 euro aan contant geld bij zich. Deze zaak is bekend geworden onder parketnummer 05/238588-22. [1] Verder ontving de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) vanaf 11 april 2022 meldingen en aangiftes van oplichting en/of verduistering, die verdachte, al dan niet via zijn bedrijf [bedrijf 1] , zou hebben gepleegd. Naar aanleiding hiervan is de KMar op 11 mei 2022 het onderzoek Frances gestart. Deze zaak is bekend geworden onder parketnummer 05/131920-22. [2]
2.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feiten 1 primair en 2 van parketnummer 05/131920-22 en het onder parketnummer 05/238588-22 tenlastegelegde.
2.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
Ten aanzien van de onder feit 1 van parketnummer 05/131920-22 primair tenlastegelegde oplichting geldt dat oplichtingsmiddelen ontbreken, de aangevers voorts niet middels deze oplichtingsmiddelen zijn bewogen tot afgifte van hun geld en ten slotte dat verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had.
Ten aanzien van de onder feit 1 van datzelfde parketnummer subsidiair tenlastegelegde verduistering geldt dat de militaire kamer ervan moet uitgaan dat verdachte de gelden van de aangevers rechtmatig onder zich had, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak ten aanzien van de oplichting. Ook hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2 van datzelfde parketnummer tenlastegelegde geldt dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, nu het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag niet uit misdrijf afkomstig is. Indien de militaire kamer van oordeel is dat één of meer ingelegde geldbedragen van enig strafbaar feit afkomstig zijn, dan refereert de verdediging zich ten aanzien van deze bedragen aan het oordeel van de militaire kamer.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/238588-22 tenlastegelegde geldt dat verdachte de benodigde stukken heeft aangeleverd om de legale herkomst van het geld aan te tonen. Hiermee heeft hij voldaan aan datgene wat van hem mag worden verlangd. Het Openbaar Ministerie heeft geen feiten en omstandigheden aangedragen waardoor de verklaring van verdachte onaannemelijk is geworden. Verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, nu niet kan worden uitgesloten dat hij het geld op een legale manier heeft verworven.
2.4.
Het oordeel van de militaire kamer
2.4.1.
Het oordeel over het onder feit 1 van parketnummer 05/131920-22 tenlastegelegde
De militaire kamer stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van oplichting is vereist dat verdachte bij een ander een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Dit door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen. Verdachte moet hiervoor een of meer van de in artikel 326, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt. Anderen moeten daardoor zijn bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Voor beantwoording van de vraag of in dit geval de inleggers door verdachte en/of zijn bedrijf [bedrijf 1] door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen, zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
In de tenlastelegging worden de wettelijke oplichtingsmiddelen in zes gedragingen uitgewerkt die de militaire kamer hierna zal bespreken. De militaire kamer stelt daarbij eerst de feiten en omstandigheden vast en maakt daarna een vergelijking tussen hetgeen door verdachte is voorgewend en de werkelijke situatie.
- Het voorgewende
Ad 1. het oprichten van de eenmanszaak [bedrijf 1]
Op 28 mei 2021 heeft verdachte de eenmanszaak [bedrijf 1] opgericht en zijn zaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [3] Verdachte had ook een website, genaamd [Website bedrijf] . [4] Verder had hij ten behoeve van deze eenmanszaak een kantoor, gevestigd op het adres [adres 1] . [5]
Volgens aangever [slachtoffer 13] wekte het feit dat verdachte een eigen kantoor had vertrouwen bij hem op. Verdachte stuurde hem geregeld foto’s en filmpjes door via Snapchat waarop te zien was dat er verschillende personen aan het werk waren. [6] Aangever [slachtoffer 20] verklaarde dat het hem ‘leek te kloppen’ dat er in het kantoor van verdachte medewerkers live aan het traden waren en dat er mensen binnenkwamen voor een cursus. [7] Ook andere aangevers verklaren over het kantoor en de medewerkers van verdachte, hetzij omdat zij op het kantoor van verdachte zijn geweest, hetzij omdat verdachte hen hierover vertelde. [8]
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij een tradingcursus heeft gevolgd bij verdachte op zijn kantoor. Het eerste deel van de cursus volgde hij bij een medewerker van verdachte, het tweede deel van de cursus gaf verdachte een maand later zelf. [9] Meerdere aangevers hebben een dergelijke cursus gevolgd. [10]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte hem benaderde met een Snapchat-foto, waarop het volgende te lezen is:

Laatste 5 plekken voor n lange tijd. Reserveer jou plek of stap direct in. (…) geen verlies mogelijk minimaal inleg terug gegarandeerd. Zorg dat je in de laatste boot zit. (Meerdere tevreden klanten al gehad)’. [11]
Meerdere aangevers hebben dergelijke advertenties ontvangen, ook via andere sociale media, zoals WhatsApp. [12]
Gelet op het voornoemde stelt de militaire kamer vast dat verdachte het bedrijf [bedrijf 1] heeft opgericht, kantoor hield in Duiven, waar hij inleggers heeft ontvangen en cursussen heeft gegeven. Verder beschikte verdachte over een website en maakte hij ook reclame. Door zijn mededelingen, gedragingen en zijn manieren van presenteren heeft hij zich met [bedrijf 1] voorgedaan als een betrouwbare onderneming.
Ad 2. het zich voordoen als ervaren en betrouwbare investeerder van cryptocurrency
Verdachte was destijds werkzaam bij het Korps Mariniers als marinier. Onder de aangevers bevinden zich veel collega-mariniers. De overige aangevers zijn veelal via een marinier in contact gekomen met verdachte. [13] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat het vertrouwen binnen het Korps Mariniers onderling erg groot is. Je ‘naait’ een collega niet, omdat je er dan nooit meer bij hen in komt. Daarom vertrouwde hij een collega, zoals verdachte, veel sneller dan een buitenstaander. [14] Ook zijn andere collega-mariniers vertrouwden verdachte omdat hij marinier was. [15] Ook aangevers die niet werkzaam waren bij Defensie hadden om deze reden vertrouwen in verdachte. [16]
[slachtoffer 1] hoorde van collega-mariniers dat verdachte het goed deed in de crypto. [17] Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn zwager geld had geïnvesteerd bij verdachte en dit met winst terug had gekregen. [18] Ook andere aangevers verklaren over succesverhalen van andere investeerders. [19]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte dure kleding, waaronder een nektasje van het merk Louis Vuitton, dure schoenen droeg en een dure auto, te weten een Audi RS7, reed, waardoor [slachtoffer 1] dacht dat het wel goed moest gaan met de handel van verdachte. [20] Aangever [slachtoffer 14] heeft verklaard dat verdachte een Rolex-horloge droeg. [21] Ook andere aangevers viel het op dat verdachte dure kleding droeg en dure auto’s reed, waardoor men dacht dat verdachte geld verdiende met de handel in cryptocurrencies. [22]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 20 mei 2021 een afspraak had met verdachte. Verdachte had een laptop en meerdere iPads bij zich en liet [slachtoffer 2] met grafieken zien wat hij allemaal deed met de crypto (
de militaire kamer begrijpt: de handel in cryptocurrencies). Verdachte liet hem zien hoe hij inlegde en wanneer hij weer uitstapte. Dit gaf [slachtoffer 2] een positief gevoel. [slachtoffer 2] zag namelijk dat de crypto flink steeg in een dag en dat het beoogde winstdoel van verdachte – twee procent – wel realistisch was. Het geheel kwam betrouwbaar en verzorgd op [slachtoffer 2] over. [23]
[slachtoffer 5] ontving op 16 augustus 2021 het volgende WhatsApp-bericht van verdachte:

Ikzelf ben een bedrijf begonnen in het verhandelen van crypto valuta dat doe ik voor een x aantal mensen , onder contract vorm van 6 maanden en het bedrag dat geïnvesteerd word zal ongeveer x 10 gaan in 6 maanden tijd ik heb een 5 persoons team die 24/7 verhandeld in crypto valuta & wij proberen elke dag 5% te behalen op de crypto markt per geïnvesteerde persoon, ik geef ook cursessen hoe dit te doen dat kun je ook vragen aan [naam] die heeft ook een curses erbij genomen , ik zal elke maandag een update geven met hoe het er voor staat . En na 6 maanden tijd kun je op 3 verschillende manieren uitbetalen cash / crypto / bank , en een minimale inverstering bedraag 10duizend euro en Max 50 duizend euro . [24]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij het idee had dat verdachte hiervan (
de militaire kamer begrijpt: de handel in cryptocurrencies) zijn beroep had gemaakt. Verdachte vertelde dat hij daar 24/7 druk mee bezig was en dat hij met een groepje van vijf personen om de vier uur afwisselde om te allen tijd op de markt actief te kunnen zijn. [25] Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat verdachte geen zin meer had in oefeningen, omdat hij zijn geld verdiende met crypto. [26] [slachtoffer 13] verklaarde dat verdachte het bracht alsof hij zijn beroep maakte van traden in cryptocurrencies. [27] Aangever [slachtoffer 15] verklaarde dat verdachte dagelijks bezig was met de handel in cryptocurrencies, zelfs tijdens de les. [28] Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte wilde dat [getuige] voor hem kwam traden. [getuige] is toen op het kantoor van verdachte geweest, waar vier jongens verdachte nadeden met traden. [29]
Verdachte stuurde aangever [slachtoffer 18] het volgende WhatsApp-bericht:

mijn werknemers onder loondienst moet ik ook betalen’. [30]
Aangever [slachtoffer 21] , die zelf in crypto handelt, wist dat je in de cryptomarkt met goede daytraders best wel veel geld kon verdienen in korte tijd. Daarom vond hij streefdoelbedrag van 200.000 euro voor een inleg van 20.000 euro best realistisch en haalbaar. [31] Ook aangever [slachtoffer 18] was bekend met crypto, daarom wist hij dat de cryptomarkt zeer op en neer kon gaan en dat winsten van duizenden procenten mogelijk waren als je de juiste dingen deed. Daarom dacht hij dat de door verdachte voorgestelde winsten wel te halen waren. [32]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat zijn zwager hem een screenshot liet zien, afkomstig van verdachte. Hierop was een bedrag van meer dan 100.000 euro van de cryptocoin Pundix te zien. [33] [slachtoffer 5] heeft verklaard dat verdachte hem zijn rekeningoverzicht liet zien met bedragen van Bitvavo. Tot maart 2021 was er een bedrag van in totaal ongeveer 250.000 euro bijgeschreven. Hierdoor had [slachtoffer 5] er een goed gevoel bij dat verdachte ook echt geld wist te verdienen met crypto. [34] Verdachte stuurde op 13 september 2021 een filmpje naar [slachtoffer 13] , waarop te zien is dat verdachte met een hele grote stapel contant geld zwaait. [35] Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte hem foto’s van zijn bankrekening stuurde. [36]
Gelet op het voorgaande stelt de militaire kamer vast dat verdachte zich presenteerde als een ervaren en betrouwbare investeerder van cryptocurrency.
Ad 3. het opmaken en afsluiten van contracten voor het aankopen van of investeren in cryptocurrency
Verdachte heeft met vrijwel alle aangevers een contract afgesloten in verband met de handel in cryptocurrencies. Het betrof een streefdoelcontract, een investeringsovereenkomst of een flexibel contract. [37]
Ad 4. het voorwenden dat de gehele inleg zou worden gebruikt voor het aankopen van of investeren in cryptocurrencies
Verdachte gaf tegenover aangevers aan dat hun gehele inleg zou worden gebruikt voor het aankopen van of investeren in cryptocurrency. [38] Zo geeft [slachtoffer 1] aan dat verdachte hem had verteld dat verdachte het geld zou investeren in crypto. [39] Ook [slachtoffer 3] ging ervan uit dat verdachte zijn volledige inleg zou gebruiken om te traden op de cryptomarkt. Dit bleek uit het contract en de website van [bedrijf 1] . [40] Verdachte heeft tegen aangever [slachtoffer 4] gezegd dat hij de 30.000 euro die [slachtoffer 4] had ingelegd, zou beleggen in een cryptofonds. [41] Aangever [slachtoffer 19] had met verdachte afgesproken dat hij zijn geld zou investeren in crypto en niet in andere beleggingen. [42]
Op 22 januari 2022 stuurde verdachte het volgende WhatsApp-bericht naar [slachtoffer 10] :

Alles in één keer overmaken met als beschrijving Crypto inverstering en dan aan mij aangeven welke trajecten jij wilt ik zal vanaf vandaag dan elke week jou een update geven voor dat lange traject en je word elke maand uitbetaald [43]
Ad 5. het voorwenden dat met de handel in cryptocurrency winst of een hoog rendement zou worden gegenereerd/behaald/uitgekeerd
In het streefdoelcontract van [slachtoffer 2] stond dat zijn inleg van 10.000 euro binnen vijf tot zes maanden zou worden vervijfvoudigd. [44] Tegen [slachtoffer 3] heeft verdachte gezegd dat hij in zes maanden tijd 200.000 euro kon maken van 20.000 euro. [45] Verdachte heeft tegen [slachtoffer 4] gezegd dat zijn inleg binnen twee weken tijd zou verdubbelen naar 60.000 euro. [46] Ook tegen andere aangevers had verdachte gezegd dat hij grote winsten of rendementen zou behalen met de handel in cryptocurrency. [47] Aangever [slachtoffer 16] heeft verklaard dat hij 15.000 euro heeft ingelegd. Het streefdoelbedrag was 100.000 euro. [48] Volgens aangever [slachtoffer 17] zou verdachte van 20.000 euro in een half jaar tijd twee ton maken. [49] Ook de inleggen van [slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] en aangever [slachtoffer 25] zouden in een half jaar tijd worden vertienvoudigd. [50]
Op 10 augustus 2021 stuurde verdachte [slachtoffer 17] het volgende WhatsApp-bericht:

Ik heb namelijk veel cursessen gegeven ,d us ik heb nu 30k contant gespaard als jij mij 30k aan crypto kan sturen kan ik dat in 14dagen x3 laten gaan met een nieuwe methode deze is gegarandeerd alleen vereist meer werk ik zal jou naar 14dagen met 30 k winst uitbetalen dus 60 in totaal en ik houd dan ook 30k over zo heb ik die 30k wit gekregen [51]
Op 7 oktober 2021 stuurde verdachte het volgende bericht naar [slachtoffer 14] :

Dit is een algemeen bericht naar alle [bedrijf 1] investeerders, [bedrijf 1] beschikt momenteel over een vrije plek wat betekend dat voor jou ? Ken jij een vriend, familie lid of een naasten die ook dit traject wilt volgen en komt deze persoon binnen via jou dan zitten daar % bij voor jou (ook hebben we een nieuw traject geopend looptijd 3 maanden inverstering x5) [52]
Op 25 oktober 2021 stuurde verdachte het volgende bericht naar [slachtoffer 7] :

Hee goedenavond inderdaad ik heb een bepaalde analyse gedaan wat eigenlijk voorspeld dat dit mogelijk is de verdubbelaar is gegarandeerd niet meer of niet minder looptijd 4 weken & het zelfde contract [53]
Verdachte heeft [slachtoffer 1] op 21 december 2021 het volgende WhatsApp-bericht verstuurd:

Hee goedenavond ik zat zo te denken ik weet dat je al een lange tijd wilt instappen nu is het zo ik heb al mijn inversteerders aangeboden vandaag geld te inversteren en krijgen deze met 2 weken dubbel uitgekeerd nu is het zo je bent nog geen inversteerder maar ik gun het je wel en mag met 5000,- euro’. [54]
Verdachte heeft [slachtoffer 13] het volgende WhatsApp-bericht verstuurd:

ik doe vanaf 10k 6 maanden tijd krijg je 100k [55]
Ad 6. het voorwenden dat de aankoop of investering gegarandeerd zou worden terugbetaald
In eerder genoemde Snapchat-advertentie stond ‘
geen verlies mogelijk, minimaal inleg terug gegarandeerd’. [56] Dit stond ook in de streefdoelcontracten. [57] Ook verdachte zelf verklaarde dat in de contracten stond dat inleggers minimaal hun inleg zouden terugkrijgen. [58] [slachtoffer 15] verklaarde dat verdachte zijn inleg apart zou zetten zodra het geld was verdubbeld. Wat er dan ook met de markt zou gebeuren, zijn inleg zou dan veilig zijn. [59] Volgens [slachtoffer 17] had verdachte hem verteld dat hij een speciaal potje voor de inleg had. [60]
Op 16 augustus 2021 stuurde verdachte de volgende WhatsApp-berichten aan [slachtoffer 5] :
Op 23 november 2021 stuurde verdachte het volgende WhatsApp-bericht aan aangever [slachtoffer 6] :

Even antwoord op je vraag , het risico voor jou is dat je quite speelt en dat kan alleen als de markt helemaal instort dit kun je zelf in de gaten houden maar die kans is 0,01%. [62]
- De werkelijkheid
De militaire kamer stelt vast dat de werkelijkheid anders was dan door verdachte voorgewend.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet voldoende kennis had van de handel in cryptocurrencies. Toen hem werd gevraagd hier een percentage aan te koppelen, gaf hij aan dat hij minder dan vijftig procent kennis bezat. [63] Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte minder kennis van het traden had dan hijzelf. [64] [slachtoffer 13] heeft verklaard dat hij een fasttrade-cursus heeft gevolgd bij verdachte. In die cursus liet verdachte zien hoe hij te werk ging, maar [slachtoffer 13] heeft niets geleerd en gaf aan dat de cursus eigenlijk helemaal nergens op sloeg. [65]
De militaire kamer stelt op basis hiervan vast dat verdachte in ieder geval aanmerkelijk minder verstand van zaken had dan hij tegenover investeerders heeft voorgewend.
Getuige [getuige] heeft verder verklaard dat verdachte niet had moeten liegen en bedriegen en dat verdachte overal smoesjes en leugens voor verzint. Verdachte heeft beloftes gedaan die hij niet kon waarmaken. [66]
Op 25 mei 2022 ontving verdachte het volgende bericht, vermoedelijk van zijn moeder:

Weer iemand aan de deur!!! Aloesh?!!!! Niet blij!! Krijgt 55.000? Echt [naam] ... je liegt tegen iedereen... (…) Waar ben je mee bezig en waarom trek je ons hierin mee? Maak het niet nog erger... ga hulp zoeken ... hou op met liegen, niemand gelooft je meer!! Zo kun je niet leven en wij ook niet!!!! [67]
Verdachte heeft bekend dat hij inleggelden van nieuwe klanten heeft gebruikt om andere investeerders terug te betalen. Verder heeft hij bekend dat hij inleggelden heeft aangewend voor eigen gebruik. Zo heeft hij een deel van het ingelegde geld gebruikt om mee te gokken. Verdachte heeft ook de volledige inleg van [slachtoffer 2] van 28 juli 2021 overgemaakt naar zijn moeder. Verder heeft hij een deel van de inleg van [slachtoffer 13] overgemaakt naar zijn ex-vriendin. Hij heeft een deel van de inleg van [slachtoffer 6] gebruikt om apparatuur te kopen bij de Mediamarkt. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij de inleg van geen enkele aangever volledig heeft terugbetaald. Verder heeft geen enkele aangever de door hem beloofde winstuitkering gekregen. [68]
Verdachte heeft verklaard dat het in 2021 nog goed ging met zijn bedrijf, maar dat hij er in begin 2022 achter kwam dat hij het niet meer aan kon. Verdachte is toen gaan gokken in de hoop om op deze manier winst te maken. [69] De militaire kamer acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig nu uit objectieve bewijsmiddelen iets anders blijkt. Verdachte heeft reeds in 2021 meermaals de inleg van investeerders gebruikt om te gokken. De militaire kamer verwijst hiervoor onder andere naar de inleg van 20.000 euro die [slachtoffer 5] op 16 augustus 2021 heeft gedaan. Deze inleg werd niet gebruikt voor het handelen in cryptocurrencies, in plaats daarvan werd het geld door verdachte besteed aan onder andere gokwebsites en casino’s. [70] Ook de inleg van 5.000 euro die [slachtoffer 14] op 9 oktober 2021 heeft gedaan, werd niet gebruikt voor het handelen in cryptocurrencies. In plaats daarvan werd het geld door verdachte besteed aan gokwebsites. [71] En ook de inleg van 10.000 euro die [slachtoffer 25] op 25 oktober 2021 heeft gedaan, werd niet gebruikt voor het handelen in cryptocurrencies. In plaats daarvan werd het geld door verdachte besteed aan gokwebsites, waaronder een bedrag van 9.000 euro dat door verdachte is overgemaakt aan [Website bedrijf] [72] .
[slachtoffer 1] ontving op 21 december 2021 de volgende advertentie van verdachte:

Laatste 5 plekken voor n lange tijd. Reserveer jou plek of stap direct in. (…) geen verlies mogelijk minimaal inleg terug gegarandeerd. Zorg dat je in de laatste boot zit. (Meerdere tevreden klanten al gehad)’. [73]
Verdachte heeft echter na 21 december 2021 nog vele investeerders toegelaten, te weten [slachtoffer 10] op 22 januari 2022, aangever [slachtoffer 26] op 23 januari 2022, [slachtoffer 4] op 17 februari 2022, [slachtoffer 17] op 28 maart 2022 en aangeefster [slachtoffer 23] op 23 april 2022. Deze laatste heeft op 9 mei 2022 haar laatste bedrag geïnvesteerd. [74] De militaire kamer stelt dan ook vast dat de advertentie van verdachte niet conform de werkelijkheid was.
[slachtoffer 15] heeft op 5 mei 2021 een inleg van 15.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte maakte deze inleg dezelfde dag over naar een Bitvavo-eurowallet. Vervolgens wordt er mee gehandeld in cryptocurrencies. De gekochte cryptocurrencies worden verkocht en direct daarna wordt een bedrag van 13.571,38 euro weer teruggeboekt naar de rekening van verdachte. Verdachte maakt dit bedrag vervolgens op aan eigen uitgaven. [slachtoffer 15] heeft op 26 juli 2021 opnieuw een inleg gedaan, dit keer van 5.000 euro. Deze inleg is door verdachte direct aangewend voor eigen gebruik, waaronder een contante opname van 4.000 euro. [75]
[slachtoffer 13] heeft op 24 juni 2021 10.000 euro ingelegd. Verdachte heeft deze inleg eerst overgemaakt naar cryptoplatform Binance en daarna naar cryptoplatform Bitvavo. Een dag na de inleg ontvangt verdachte een bedrag van 12.129 euro aan Ethereum. In de gegevens van Binance is te zien dat de 10.000 euro in de Binance-eurowallet is ontvangen. Vervolgens zet verdachte een hoeveelheid Binance-tokens, die hij al in bezit had, om naar Ethereum-tokens. Dezelfde hoeveelheid Ethereum-tokens wordt overgemaakt naar Bitvavo en vervolgens direct verkocht. Daarna koopt en verkoopt verdachte nog diverse andere cryptocurrencies. Na de laatste verkoop maakt verdachte 12.706,95 euro, ongeveer het bedrag dat hij uit de laatste verkoop heeft ontvangen, over na zijn bankrekening. Binnen anderhalve dag maakt hij het bijgeschreven bedrag op voor eigen gebruik, waaronder een overboeking aan zijn ex-vriendin. Op 1 juli 2021 heeft [slachtoffer 13] opnieuw een inleg gedaan, dit keer van 2.500 euro. Deze inleg is door verdachte direct aangewend voor eigen gebruik, namelijk een overboeking van 2.000 euro naar zijn ex-vriendin. [76]
Op 7 september 2021 heeft [slachtoffer 14] zijn inleg van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte maakt dit bedrag dezelfde dag over naar Bitvavo, samen met de inleg van aangever [slachtoffer 30] . Vervolgens gebruikt verdachte dit geld om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte vanuit zijn Bitvavo-eurowallet een bedrag van 19.764,93 terug over naar zijn eigen bankrekening. Dit bedrag is voortgekomen uit de laatste verkoop van diverse cryptocurrencies. Diezelfde dag, te weten 8 september 2021, maakt verdachte bedragen van 10.000 euro en 9.500 euro over naar Bitvavo. In de tussentijd is er geen inleg van andere personen bijgeschreven op zijn rekening. Verdachte gebruikt de inleg om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte een bedrag van 21.835,91 euro terug over naar zijn bankrekening. Binnen een periode van vier uur wordt dit geld opgemaakt voor eigen gebruik van verdachte. [77]
[slachtoffer 17] heeft op 18 mei 2021 een bedrag van 25.416,08 dollar aan de cryptomunt Cardano (omgerekend 19.551,36 euro) overgemaakt naar de cryptowallet van verdachte. Verdachte verkoopt deze tokens en gebruikt dit bedrag om diverse cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Vervolgens wordt de inleg van [slachtoffer 17] overgemaakt naar de bankrekening van verdachte en uitgegeven aan eigen uitgaven.
Op 11 augustus 2021 heeft [slachtoffer 17] een inleg van 35.626,86 aan Ethereum (omgerekend 30.791,46 euro) overgemaakt naar de cryptowallet van verdachte. Verdachte heeft dit overgemaakt naar zijn Bitvavo-wallet. Vervolgens heeft hij de Ethereum direct verkocht, waarna hij diverse cryptocurrencies heeft gekocht en verkocht. Hierbij verminderde de inleg van [slachtoffer 17] met 10.000 euro in waarde. Uiteindelijk voegt verdachte de inleg van [slachtoffer 17] samen met die van [slachtoffer 19] en zijn eigen inleg. Hiermee wordt XRP aangekocht. Vervolgens worden deze tokens overgemaakt van Bitvavo naar de Binance-wallet van verdachte en vervolgens naar weer een andere wallet. Het is onduidelijk wat er verder met de XRP-tokens is gebeurd, maar er is in ieder geval geen geld of crypto terug gegaan naar [slachtoffer 17] . [78]
[slachtoffer 19] heeft op 13 augustus 2021 een inleg van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Deze inleg is deels gebruikt voor eigen uitgaven. Vervolgens heeft verdachte dezelfde dag een resterend bedrag van 7.500 euro overgemaakt naar Bitvavo. Verdachte voegt dit bedrag samen met de inleg van [slachtoffer 17] en eigen inleg. Hiermee worden XRP-tokens aangekocht, die worden overgemaakt naar de Binance-wallet van verdachte en vervolgens naar weer een andere wallet. Het is onduidelijk wat er verder met deze tokens is gebeurd, maar er is in ieder geval geen geld terug overgemaakt naar [slachtoffer 19] . [79]
[slachtoffer 30] heeft op 7 september 2021 een bedrag van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Deze inleg wordt, samen met de inleg van [slachtoffer 14] , overgemaakt naar Bitvavo. Vervolgens gebruikt verdachte hun inleg om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte vanuit zijn Bitvavo-wallet een bedrag van 19.764,93 euro terug over naar zijn bankrekening. Dit bedrag is voortgekomen uit de laatste verkoop van diverse cryptocurrencies. Diezelfde dag, te weten 8 september 2021, maakt verdachte bedragen van 10.000 euro en 9.500 euro over naar Bitvavo. In de tussentijd is er geen inleg van andere personen bijgeschreven op zijn rekening. Verdachte gebruikt de inleg om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte een bedrag van 21.835,91 euro terug over naar zijn bankrekening. Binnen een periode van vier uur wordt dit geld opgemaakt voor eigen gebruik van verdachte. [80]
Verdachte heeft bovenstaande aangevers voorgehouden dat hij met hun inleg zou handelen in cryptocurrencies. Hij heeft hen winstgevende vooruitzichten gesteld. [81] Aangevers hebben bevestigd dat verdachte hen voorspiegelde dat hij grote winsten zou behalen. [82] Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met de inleggen van [slachtoffer 15] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 17] , [slachtoffer 19] en [slachtoffer 30] enkele aan- en verkopen van cryptocurrencies verricht binnen slechts enkele dagen om vervolgens deze bedragen – veelal met verlies – direct terug te boeken naar zijn eigen bankrekening, waarna hij al het geld voor eigen gebruik aanwendt. De militaire kamer is van oordeel dat verdachte niet heeft gehandeld en gedaytrade op de cryptomarkt. Hij heeft door het doen van enkele aan- en verkopen voorgewend dat hij handelde, echter feitelijk heeft verdachte alle inleg na een of enkele dagen teruggeboekt naar zijn eigen bankrekening en al het geld voor eigen gebruik aangewend. Hiermee is de inleg verdampt en kan het geld nooit meer worden aangewend voor het genereren van winsten voor de inleggers, laat staan worden teruggeboekt naar de investeerders.
De KMar acht het op basis van voornoemd financieel onderzoek niet aannemelijk dat verdachte heeft belegd in het belang van aangevers, maar gaat ervan uit dat hij dit in zijn eigen belang en voor zijn eigen uitgaven deed. [83] Verdachte heeft in de periode van maart 2021 tot en met december 2021 51.995,83 euro meer overgemaakt naar zijn Bitvavo-account dan hij heeft laten uitbetalen. Daarnaast is het aantal transacties op Bitvavo in 2021 niet heel erg hoog. Dit geeft volgens de politie niet het beeld van iemand die dagelijks handelt namens klanten en hiervoor meerdere mensen in dienst heeft. [84]
De ‘handel’ die verdachte in bovenstaande heeft laten zien, heeft er naar het oordeel van de militaire kamer, gelet op het feit dat hij dit binnen slechts enkele dagen doet en het feit dat hij de bedragen gelijk terugboekt, alle schijn van dat verdachte hiermee in het geheel niet de intentie heeft gehad om te handelen in cryptocurrencies, te daytraden en hiermee grote winsten te behalen voor zijn inleggers.
Daarbij komt dat de inleg van het merendeel van de overige aangevers überhaupt niet naar een cryptoplatform is overgemaakt, maar direct vanaf de bankrekening van verdachte is opgemaakt aan uitgaven ten behoeve van zijn eigen gebruik. [85]
- Het oplichtingsmiddel
Gelet op het bovenstaande staat vast dat verdachte in strijd met de waarheid mededelingen heeft gedaan over [bedrijf 1] . De volgende vraag die moet worden beantwoord is of verdachte hierbij gebruik heeft gemaakt van één van de in de artikel 326 Sr genoemde oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen en/of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels. Gelet op de zojuist besproken zes gedragingen die aan verdachte ten laste zijn gelegd zal de militaire kamer zich beperken tot de vraag of verdachte gebruik heeft gemaakt van listige kunstgrepen.
Listige kunstgrepen
Van listige kunstgrepen is sprake in geval van bedrieglijke handelingen, geschikt om leugenachtige voorwendsels en valse voorstellingen ingang te doen vinden en daaraan kracht bij te zetten.
De militaire kamer heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte in strijd met de waarheid heeft medegedeeld dat de gehele inleg zou worden geïnvesteerd in cryptocurrencies en dat hij overeenkomsten met aangevers heeft gesloten, waarin hij toezegde dat zij hun inleg niet konden verliezen. Verdachte beloofde dit om zichzelf te onderscheiden van andere beleggingskantoren. Verder stuurde verdachte wekelijks updates aan zijn investeerders, met daarin percentages en de winst die in die week zouden zijn behaald. Deze updates, waarin hij zogenaamd behaalde winsten en percentages noemde, werden door verdachte zelf gemaakt. Verdachte loog ook door tegen investeerders te zeggen dat hun inleg voor honderd procent was gegarandeerd en dat hij een potje had waarin hij hun inleg apart hield. Verdachte loog hierover, omdat hij op dat moment geld nodig had. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij op 17 januari 2022 een Audi RS 7 heeft aangekocht voor een bedrag van 65.000 euro, met als doel uit te stralen dat zijn bedrijf succesvol was, zodat hij inleg zou krijgen van nieuwe klanten. [86] Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat hij geld van investeerders heeft gebruikt om te gokken, omdat hij het leuk vond om een gokje te wagen. Verder heeft hij investeringen aangenomen terwijl hij wist dat het niet goed ging. [87]
Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat verdachte zijn inleggers bijna irreële winsten heeft voorgespiegeld. [88]
Verdachte heeft gefingeerd dat hij wekelijks winsten zou behalen om zodoende inleg van de investeerders te ontvangen. Om daaraan kracht bij te zetten, heeft verdachte bovendien een aantal investeerders hun inleg gedeeltelijk terugbetaald, terwijl deze uitbetalingen in feite werden voldaan uit geld dat door andere investeerders was ingelegd.
Daarenboven heeft verdachte ontzettend veel leugenachtige voorwendsels naar voren gebracht. Hierbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, waaronder bijvoorbeeld de vertrouwenwekkende aard van verdachte richting investeerders en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang. De militaire kamer neemt hierbij in aanmerking dat verdachte wist dat hij als marinier blind werd vertrouwd. [89] Zo heeft verdachte een WhatsApp-bericht verstuurd aan [slachtoffer 5] , waarin hij onder andere aangaf:

je kan aan [naam] vragen ik ben een betrouwbaar persoon ben zelf ook nog marinier [90]
Verder maakte verdachte reclame, waarin hij aangaf:

Laatste 5 plekken voor n lange tijd. (…) Zorg dat je in de laatste boot zit.’ [91]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte altijd opdringerig was. Er was altijd een deadline en hij moest altijd geld hebben vóór een bepaalde tijd. De dag dat de getuige zijn geld heeft ingelegd, had hij rond 18:00 uur contact met verdachte. Verdachte moest het geld vóór 22:00 uur hebben, anders zou de aanbieding vervallen. [92] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat het geld volgens verdachte snel moest worden overgemaakt, omdat er nog maar één plek vrij was om in te stappen. [slachtoffer 3] voelde druk ontstaan, omdat verdachte zei dat hij snel moest zijn met inleggen, omdat hij anders niet meer mee kon doen. [93] Tegen [slachtoffer 19] gaf verdachte aan dat hij voor ten minste 10.000 euro moest investeren. Als [slachtoffer 19] voor minder in had kunnen stappen, had hij dat gedaan, maar dat was niet mogelijk. [94] Verdachte stuurde de volgende berichten naar [slachtoffer 6] :
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte investeerders onder druk zette om zo snel mogelijk in te leggen met een zo groot mogelijk bedrag.
Verder heeft verdachte aangevers meermaals om extra geld en nieuwe inleg gevraagd, terwijl hij op dat moment wist dat hij er slecht voor stond en terwijl hij hun oorspronkelijke inleg niet eens had gebruikt om te handelen in cryptocurrencies. [96]
Bovendien heeft de militaire kamer hiervoor al vastgesteld dat verdachte de suggestie wekte dat hij handelde in cryptocurrencies door te fingeren dat hij daytrade met de inleg om grote winsten te behalen, terwijl feitelijk uit onderzoeksgegevens blijkt dat hij één of enkele dagen aan- en verkopen van cryptocurrencies heeft verricht en vervolgens – na enkel verliezen te hebben behaald – de inleg terugstortte op zijn bankrekening voor eigen gebruik.
Op 17 januari 2022 stond er een saldo van 337.974,49 euro op de bankrekening van verdachte. Op 15 februari 2022 was dit saldo zelfs 429.566,50 euro. [97] Desondanks heeft hij de inleg van aangevers niet terugbetaald en ook geen winst uitgekeerd. Hiermee geconfronteerd ter terechtzitting wist verdachte niet waarom hij dit enorme geldbedrag niet heeft aangewend om de investeerders in ieder geval hun inleg terug te betalen. Wel heeft verdachte in dit kader verklaard dat hij op 17 januari 2022 een Audi RS 7 heeft aangekocht voor een bedrag van 65.000 euro, met als doel uit te stralen dat zijn bedrijf succesvol was, zodat hij nog meer inleg zou krijgen van (nieuwe) klanten.
Gelet op al het voorgaande is de militaire kamer van oordeel dat verdachte zich heeft bediend van listige kunstgrepen.
- Het causaal verband
De militaire kamer stelt verder vast dat de inleggers door voornoemd oplichtingsmiddel is bewogen tot afgifte van de door hen ingelegde gelden. De militaire kamer heeft hierbij de verklaringen van de aangevers in aanmerking genomen, waarvan de militaire kamer enkele zal noemen, maar waartoe de militaire kamer zich niet uitsluitend beperkt.
Zo heeft onder andere [slachtoffer 1] verklaard: ‘
Zijn verhaal was geloofwaardig en ik hoorde van andere nog geen slechte verhalen. Daarnaast was hij collega-marinier, wat inhield dat je te vertrouwen hoort te zijn. (…) Het risico was minimaal je inleg terug. Dat zei hij ook telkens in alle gesprekken. Zijn buffer was groot genoeg om mij ten alle tijden te kunnen compenseren. (…) Crypto is altijd risico vol. De markt verschilt per dag. Maar door zijn verkooppraatje en de inleg die gegarandeerd was, zag ik hier geen risico in. Je kon niet verliezen in dit verhaal. Dit zei hij regelmatig. Nu is het natuurlijk te mooi om waar te zijn achteraf. Zelfs op de [bedrijf 1] -website stond dat je inleg gegarandeerd was.’ [98]
[slachtoffer 2] verklaarde dat hij het idee had dat hij uitbetaald zou worden, omdat verdachte verschillende rekeningoverzichten had gestuurd met telkens grote bedragen erop. Door het contact dat hij maandenlang met verdachte had gehad met onder andere updates had [slachtoffer 2] echt het idee dat verdachte met zijn inleg had gehandeld en zo winst had gemaakt. [99]
[slachtoffer 5] heeft aangegeven dat meerdere collega’s van de kazerne bij verdachte hadden geïnvesteerd, waarvan een aantal met winst waren uitbetaald. [slachtoffer 5] wist dat verdachte marinier was. Dit voelde voor hem erg vertrouwd, want mariniers zijn onderling echt broeders voor elkaar, dus [slachtoffer 5] dacht dat verdachte nooit andere collega’s erbij zou naaien. Verdachte liet zijn rekeningoverzicht zien, waaruit bleek dat er in de periode tot maart 2021 in totaal 250.000 euro was bijgeschreven van Bitvavo. Hierdoor had hij een goed gevoel dat verdachte ook echt geld wist te verdienen met crypto. [100]
- Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn intenties altijd goed zijn geweest, maar dat het hem boven het hoofd is gegroeid. Nu verdachte hiermee ontkent het oogmerk te hebben gehad om zichzelf dan wel een ander te bevoordelen, moet de militaire kamer toetsen in hoeverre zijn gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op een dergelijke bevoordeling. Daarbij betrekt de militaire kamer de volgende feiten en omstandigheden.
[slachtoffer 15] heeft op 5 mei 2021 een bedrag van 15.000 euro overgemaakt naar verdachte. Dit bedrag is overgemaakt naar de euro-wallet van cryptoplatform Bitvavo. Een dag later wordt een bedrag van 13.571,38 euro teruggeboekt naar de bankrekening van verdachte. Dit bedrag maakt verdachte op aan eigen uitgaven en een overboeking naar [naam] . [101]
[slachtoffer 17] heeft op 18 mei 2021 een bedrag van 25.416,08 dollar aan de cryptomunt Cardano (12495.616899 munten, omgerekend 19.551,36 euro) overgemaakt naar de cryptowallet van verdachte. Verdachte verkoopt deze tokens en gebruikt dit bedrag om diverse cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Vervolgens wordt de inleg van [slachtoffer 17] overgemaakt naar de bankrekening van verdachte en uitgegeven aan eigen uitgaven. Op 11 augustus 2021 heeft [slachtoffer 17] een inleg van 35.626,86 aan Ethereum (omgerekend 30.791,46 euro) overgemaakt naar de cryptowallet van verdachte. Verdachte heeft dit overgemaakt naar zijn Bitvavo-wallet. Vervolgens heeft hij de Ethereum direct verkocht, waarna hij diverse cryptocurrencies heeft gekocht en verkocht. Hierbij verminderde de inleg van [slachtoffer 17] met 10.000 euro in waarde. Uiteindelijk voegt verdachte de inleg van [slachtoffer 17] samen met die van [slachtoffer 19] en zijn eigen inleg. Hiermee wordt XRP aangekocht. Vervolgens worden deze tokens overgemaakt van Bitvavo naar de Binance-wallet van verdachte en vervolgens naar weer een andere wallet. Het is onduidelijk wat er verder met de XRP-tokens is gebeurd, maar er is in ieder geval geen geld of crypto terug gegaan naar [slachtoffer 17] . [102]
[slachtoffer 2] heeft op 20 mei 2021 een bedrag van 10.000 euro naar verdachte overgemaakt. Verdachte heeft deze inleg niet gebruikt om te handelen in cryptocurrencies, maar overgemaakt naar [naam] . [103]
Op 28 mei 2021 heeft verdachte zijn eenmanszaak [bedrijf 1] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [104]
[slachtoffer 13] heeft op 24 juni 2021 10.000 euro ingelegd. Verdachte heeft deze inleg eerst overgemaakt naar cryptoplatform Binance en daarna naar cryptoplatform Bitvavo. Een dag na de inleg ontvangt verdachte een bedrag van 12.129 euro aan Ethereum. In de gegevens van Binance is te zien dat de 10.000 euro in de Binance-eurowallet is ontvangen. Vervolgens zet verdachte een hoeveelheid Binance-tokens, die hij al in bezit had, om naar Ethereum-tokens. Dezelfde hoeveelheid Ethereum-tokens wordt overgemaakt naar Bitvavo en vervolgens direct verkocht. Daarna koopt en verkoopt verdachte nog diverse andere cryptocurrencies. Na de laatste verkoop maakt verdachte 12.706,95 euro, ongeveer het bedrag dat hij uit de laatste verkoop heeft ontvangen, over na zijn bankrekening. Binnen anderhalve dag maakte hij het bijgeschreven bedrag op. [105]
Op 1 juli 2021 heeft [slachtoffer 13] nog eens 2.500 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft het volledige bedrag overgemaakt naar zijn ex-vriendin. [106]
Op 26 juli 2021 heeft [slachtoffer 15] nog eens 5.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft dit geld gebruikt voor eigen uitgaven, waaronder een contante opname van 4.000 euro. [107]
Op diezelfde dag heeft [slachtoffer 2] 3.000 euro overgemaakt naar verdachte. Deze inleg is niet gebruikt voor het handelen in cryptocurrencies, maar voor eigen gebruik. De inleg is contant opgenomen door verdachte. Op 28 juli 2021 heeft [slachtoffer 2] nog eens 5.000 euro ingelegd. Dit geld heeft verdachte overgemaakt naar zijn moeder. [108]
[slachtoffer 19] heeft op 13 augustus 2021 een inleg van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Deze inleg is deels gebruikt voor eigen uitgaven. Vervolgens heeft verdachte dezelfde dag een bedrag van 7.500 euro overgemaakt naar Bitvavo. Verdachte voegt dit bedrag samen met de inleg van [slachtoffer 17] en eigen inleg. Hiermee worden XRP-tokens aangekocht, die worden overgemaakt naar de Binance-wallet van verdachte en vervolgens naar weer een andere wallet. Het is onduidelijk wat er verder met deze tokens is gebeurd, maar er is in ieder geval geen geld terug overgemaakt naar [slachtoffer 19] . [109]
De inleg van 20.000 euro die [slachtoffer 5] op 16 augustus 2021 heeft gedaan, werd niet gebruikt voor het handelen in cryptocurrencies. In plaats daarvan werd het geld besteed aan onder andere gokwebsites (8.500 euro), casino’s (4.530 euro), [naam] (2.875 euro) en de moeder van verdachte (850 euro). [110]
Op 28 augustus 2021 heeft [slachtoffer 11] 20.000 euro geïnvesteerd. Deze inleg was ook gedaan namens [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 24] . Verdachte heeft dit geld besteed aan eigen gebruik. Zo heeft hij onder andere 11.000 euro overgeboekt naar [naam] en 3.500 euro naar zijn moeder. [111]
Op 7 september 2021 heeft [slachtoffer 14] zijn inleg van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte maakt dit bedrag dezelfde dag over naar Bitvavo, samen met de inleg van aangever [slachtoffer 30] . Vervolgens gebruikt verdachte dit geld om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte vanuit zijn Bitvavo-eurowallet een bedrag van 19.764,93 euro terug over naar zijn eigen bankrekening. Dit bedrag is voortgekomen uit de laatste verkoop van diverse cryptocurrencies. Diezelfde dag, te weten 8 september 2021, maakt verdachte bedragen van 10.000 euro en 9.500 euro over naar Bitvavo. In de tussentijd is er geen inleg van andere personen bijgeschreven op zijn rekening. Verdachte gebruikt de inleg om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte een bedrag van 21.835,91 euro terug over naar zijn bankrekening. Binnen een periode van vier uur wordt dit geld opgemaakt voor eigen gebruik van verdachte. [112]
[slachtoffer 30] heeft op diezelfde dag een bedrag van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Deze inleg wordt, samen met de inleg van [slachtoffer 14] , overgemaakt naar Bitvavo. Vervolgens gebruikt verdachte hun inleg om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte vanuit zijn Bitvavo-wallet een bedrag van 19.764,93 euro terug over naar zijn bankrekening. Dit bedrag is voortgekomen uit de laatste verkoop van diverse cryptocurrencies. Diezelfde dag, te weten 8 september 2021, maakt verdachte bedragen van 10.000 euro en 9.500 euro over naar Bitvavo. In de tussentijd is er geen inleg van andere personen bijgeschreven op zijn rekening. Verdachte gebruikt de inleg om verschillende cryptocurrencies te kopen en te verkopen. Een dag later maakt verdachte een bedrag van 21.835,91 euro terug over naar zijn bankrekening. Binnen een periode van vier uur wordt dit geld opgemaakt voor eigen gebruik van verdachte. [113]
Op 10 oktober 2021 heeft [slachtoffer 14] nog eens 5.000 euro ingelegd. Verdachte heeft dit bedrag in zijn geheel gebruikt voor gokwebsites. [114]
Op 22 oktober 2021 hebben [slachtoffer 11] en [slachtoffer 7] samen nog eens 5.000 euro ingelegd, waarvan ze ieder de helft hebben betaald. Verdachte heeft dit geld volledig opgemaakt voor zijn eigen gebruik. Zo heeft hij 1.300 euro gebruikt voor gokwebsites en de rest overgemaakt naar [naam] . Verdachte heeft de inleg van 5.000 euro op 29 november 2021 terugbetaald. [115]
Op 25 oktober 2021 heeft [slachtoffer 7] namens [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. [116] Verdachte maakt dit geld bijna direct over naar [Website bedrijf] . [117]
[slachtoffer 25] heeft op diezelfde dag een bedrag van 10.000 euro geïnvesteerd bij verdachte. Verdachte heeft dit geld vooral gebruikt om te gokken. Zo heeft hij 9.000 euro overgemaakt naar [Website bedrijf] . [118]
Op 1 november 2021 heeft [slachtoffer 20] een bedrag van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft dit geld niet geïnvesteerd in cryptocurrencies, maar aangewend voor eigen gebruik. Er wordt namelijk vrijwel direct een bedrag van 9.900 euro overgemaakt naar [Website bedrijf] . De rest van het geld gaat op aan diverse kleine uitgaven. [119]
[slachtoffer 16] heeft op 8 november 2021 5.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft dit geld gebruikt om een bedrag van 7.300 euro over te boeken naar [naam] . Op 9 november 2021 heeft [slachtoffer 16] nog eens 10.000 euro extra geïnvesteerd. Dit geld heeft verdachte volledig aangewend voor gokwebsites. [120]
Op 24 november 2021 heeft [slachtoffer 6] zijn inleg van 5.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft dit bedrag aangewend voor zijn eigen gebruik. Hij heeft bijvoorbeeld voor een bedrag van 3.592,38 euro aan aankopen gedaan bij de Mediamarkt. Verder heeft hij onder andere 1.000 euro overgemaakt naar zijn ex-vriendin en 330 euro naar zijn moeder. [121]
Op diezelfde dag heeft [slachtoffer 18] 5.000 euro ingelegd. Dit bedrag heeft verdachte volledig aangewend voor gokwebsites. [122]
[slachtoffer 12] heeft op 30 november 2021 een bedrag van 5.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft deze inleg voor zichzelf gebruikt. Hij heeft namelijk 4.000 euro overgemaakt naar [naam] en de overige 1.000 euro naar zijn eigen rekening bij de Bunq-bank gestort. [123]
Op 13 december 2021 heeft [slachtoffer 21] een bedrag van 15.000 euro overgemaakt naar verdachte. Hiervan was een deel, te weten 10.000 euro, afkomstig van zijn broer, [slachtoffer 21] . Verdachte heeft het volledige bedrag overgemaakt naar [naam] . De volgende dag heeft [slachtoffer 21] nog eens 5.000 euro overgemaakt. Verdachte heeft dit bedrag grotendeels gebruikt om de roodstand van zijn bankrekening op te heffen. Het restant heeft hij besteed aan diverse andere betalingen. [124]
Op 16 december 2021 heeft [slachtoffer 6] 10.000 euro geïnvesteerd. Hiervan was een bedrag van 5.000 euro van [slachtoffer 22] . Verdachte heeft deze inleg aangewend voor eigen gebruik. Verdachte heeft namelijk het volledige bedrag overgeboekt naar [naam] . [125]
Op 17 december 2021 legt [slachtoffer 20] nog eens 6.000 euro in. Verdachte besteedt dit geld aan eigen gebruik. Hij maakt namelijk een bedrag van 2.000 euro over naar [naam] en een bedrag van 4.205 euro naar [naam] . [126]
[slachtoffer 26] heeft op 22 december 2021 met zijn broers [slachtoffer 31] , [slachtoffer 28] en [slachtoffer 29] gezamenlijk 5.000 euro ingelegd bij verdachte, dus 1.250 euro per persoon. [127] Verdachte heeft deze inleg aangewend voor eigen gebruik, te weten de helft van dit bedrag is gebruikt om de roodstand van zijn bankrekening op te heffen en de andere helft is contant opgenomen. [128]
[slachtoffer 1] heeft op 22 december 2021 zijn inleg van 5.000 euro overgemaakt naar verdachte. Deze inleg heeft verdachte aangewend voor eigen gebruik. Hiervan heeft verdachte 4.000 euro contant opgenomen. De rest heeft hij gebruikt om de roodstand van zijn bankrekening aan te zuiveren en voor diverse andere uitgaven. [129]
Op 22 januari 2022 heeft [slachtoffer 10] een bedrag van 20.500 euro overgemaakt naar verdachte, waarvan een bedrag van 500 euro voor een daytrading-cursus. Verdachte heeft hiervan 19.000 uitgegeven aan gokwebsites en het overige aan diverse andere uitgaven, waaronder een deel aan een overboeking naar zijn ex-vriendin. [130]
Op 24 januari 2022 heeft [slachtoffer 26] nog eens 10.000 euro geïnvesteerd. Verdachte heeft dit geld voornamelijk gebruikt voor gokwebsites. Zo heeft hij 14.000 euro overgemaakt naar [bedrijf 2] Casino. [131]
[slachtoffer 10] heeft op 10 februari 2022 nog eens 10.000 euro ingelegd. Verdachte heeft dit volledige bedrag gebruikt voor gokwebsites. [132]
Op 17 februari 2022 heeft [slachtoffer 4] een bedrag van 30.000 euro ingelegd. Hiervan heeft verdachte 12.000 euro overgeschreven naar [naam] . Verder heeft hij 10.000 euro overgeboekt naar [naam] . De rest van het geld is naar gokwebsites gegaan. [133]
Op 28 maart 2022 heeft [slachtoffer 17] een bedrag van nog eens 10.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft deze inleg niet gebruikt om te handelen in cryptocurrencies, maar heeft dit bedrag overgemaakt naar [naam] . [134]
Op 23 april 2022 heeft [slachtoffer 23] 7.000 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft dit geld voor zichzelf gebruikt. Zo heeft hij 2.500 euro gebruikt voor een betaalverzoek, 1.000 euro overgemaakt naar zijn moeder. De volgende dag legt [slachtoffer 23] nog eens 5.000 euro in. Verdachte gebruikt deze nieuwe inleg, samen met het restant van haar vorige inleg, voor een overboeking van 12.900 euro naar cryptoplatform Coinbase. Er is echter geen overboeking te zien van Coinbase naar de rekening van verdachte. Verder is er geen terugbetaling te zien naar de bankrekeningen van [slachtoffer 23] . Op 9 mei 2022 heeft [slachtoffer 23] 1.200 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte heeft dit geld besteed aan hotels, contante opnames en andere diverse uitgaven. [135]
Op 13 oktober 2022 heeft [slachtoffer 26] op twee verschillende momenten 250 euro overgemaakt naar verdachte. Verdachte had [slachtoffer 26] gevraagd om deze investering te doen, zodat verdachte schoon schip kon maken. [slachtoffer 26] heeft het geld overgemaakt omdat hij verdachte oprecht vond overkomen en verdachte echt in de problemen leek te zitten. Dit geld heeft verdachte tot tweemaal toe overgemaakt naar [Naam] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze [Naam] een kennis van hem is. Op 1 december 2022 zei verdachte tegen [slachtoffer 26] dat hij naar [slachtoffer 26] toe zou komen om een en ander uit te leggen. Verdachte vroeg hem zijn treinkaartje voor te schieten. [slachtoffer 26] heeft hierop nog eens twintig euro naar verdachte overgemaakt. Verdachte is echter nooit op komen dagen bij [slachtoffer 26] en heeft de twintig euro nooit aan [slachtoffer 26] teruggegeven. [136]
Gelet hierop kan de militaire kamer niet anders dan concluderen dat de gedragingen van verdachte er naar hun uiterlijke verschijningsvorm vanaf het begin op gericht zijn geweest om hemzelf te bevoordelen en had hij dus het vereiste oogmerk van die wederrechtelijke bevoordeling. Het verweer van de verdediging op dit punt wordt dan ook verworpen.
- Conclusie
Gelet op het bovenstaande heeft verdachte door listige kunstgrepen de investeerders van [bedrijf 1] bewogen tot afgifte van meerdere geldbedragen, zodat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 van parketnummer 05/131920-22 primair tenlastegelegde oplichting.
De tenlastegelegde pleegperiode
Evenals de officier van justitie komt de militaire kamer tot bewezenverklaring van oplichting in de periode van 5 mei 2021 tot en met 13 oktober 2022. Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de militaire kamer vast dat [slachtoffer 15] op 5 mei 2021 de eerste inleg heeft gedaan en [slachtoffer 26] op 13 oktober 2022 de laatste inleg heeft gedaan. De militaire kamer zal verdachte partieel vrijspreken van de resterende periode, nu er hiervoor onvoldoende bewijs is.
Vrijspraak van medeplegen
Met de raadsman van verdachte is de militaire kamer van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte de oplichting samen met één of meer anderen heeft begaan. De militaire kamer zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
2.4.2.
Het oordeel over het onder feit 2 van parketnummer 05/131920-22 tenlastegelegde
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen is vereist dat een goed van misdrijf afkomstig is, dat verdachte dat wist en dat verdachte met het goed witwashandelingen heeft verricht.
De militaire kamer stelt vast dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en cryptovaluta betrekking hebben op (een deel van) het geld en de cryptovaluta die zijn ingelegd bij verdachte via zijn bedrijf [bedrijf 1] . Gelet op hetgeen de militaire kamer hiervoor heeft overwogen, acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat deze inleggen afkomstig zijn uit oplichting en – omdat de oplichting volgens dit vonnis is gepleegd door verdachte – dat verdachte dit ook wist. Dit betekent dat voor deze verdachte sprake is van geld dat afkomstig is uit een door hemzelf gepleegd misdrijf (eigen misdrijf).
Uit onderzoek blijkt dat er in twee jaar tijd ongeveer vijf miljoen euro op de bankrekeningen van verdachte wordt bij- en afgeschreven, terwijl hij in diezelfde periode slechts 32.392,54 euro netto aan inkomsten ontvangt. Er blijft geen geld over en er wordt ook geen geld gespaard. De bijschrijvingen zijn voornamelijk van natuurlijke personen en bedrijven met in de omschrijving ‘crypto’ of ‘lening’. Ze worden direct aangewend voor eigen gebruik, voornamelijk om te gokken, andere mensen terug te betalen of voor contante geldopnames, auto’s, zijn moeder, zijn ex-vriendin, etentjes en andere (luxe)uitgaven. [137]
Volgens de Kansspelautoriteit heeft verdachte in de periode van oktober 2021 tot eind mei 2022 in totaal 45 stortingen van bedragen tot soms wel 9.000 euro gedaan. Hij heeft een bedrag van in totaal 260.784,99 verloren met gokken. [138]
Verdachte heeft de inleggelden van aangevers gebruikt voor eigen uitgaven, waaronder contante geldopnames, hotels, gokwebsites als [Website bedrijf] en [bedrijf 2] Casino, casino’s, aankopen bij de Mediamarkt, het aanzuiveren van de roodstand van zijn bankrekening en overboekingen naar [berdijf] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , zijn ex-vriendin, zijn moeder en zijn eigen rekening. [139]
Verder heeft verdachte met de inleggen van enkele aangevers slechts enkele aan- en verkopen van cryptocurrencies verricht binnen enkele dagen. Vervolgens boekte hij deze bedragen – veelal met verlies – terug naar zijn eigen bankrekening, waarna hij ze voor eigen gebruik heeft aangewend. [140]
Verdachte heeft bekend dat hij inleggelden van nieuwe klanten heeft gebruikt om andere investeerders terug te betalen. Verder heeft hij bekend dat hij inleggelden heeft aangewend voor eigen gebruik. Zo heeft hij een (aanzienlijk) deel van het ingelegde geld gebruikt om mee te gokken. Verdachte heeft ook de volledige inleg van [slachtoffer 2] van 28 juli 2021 overgemaakt naar zijn moeder. Verder heeft hij een deel van de inleg van [slachtoffer 13] overgemaakt naar zijn ex-vriendin. En hij heeft een deel van de inleg van [slachtoffer 6] gebruikt om apparatuur te kopen bij de Mediamarkt. [141]
Gelet hierop is de militaire kamer van oordeel dat verdachte de inleggen van aangevers niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De militaire kamer komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 van parketnummer 05/1319120-22 tenlastegelegde.
Gewoonte
Het witwassen heeft gedurende een periode van meer dan een jaar, frequent en op verschillende manieren plaatsgevonden. Gelet daarop is de militaire kamer van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Vrijspraak van medeplegen
Met de raadsman van verdachte is de militaire kamer van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het witwassen samen met één of meer anderen heeft begaan. De militaire kamer zal verdachte dan ook partieel vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
2.4.3.
Het oordeel over het onder parketnummer 05/238588-22 tenlastegelegde
De bewijsmiddelen
Op 20 januari 2022 werd verdachte als bestuurder van een Audi RS7 staande gehouden omdat verbalisanten hadden waargenomen dat hij zijn voertuig bestuurde terwijl hij een mobiele telefoon in zijn hand had. [142]
Nadat verbalisanten om zijn rijbewijs hadden gevraagd, zagen ze dat verdachte zijn Louis Vuitton-nektasje opende. Eén van de verbalisanten zag op dat moment dat er grote pakken met biljetten van honderd euro en vijftig euro in het nektasje zaten. Verdachte haalde meerdere pakken met geld uit zijn tas en verspreidde deze over het dashboard en de vloer van zijn auto in de zoektocht naar een identiteitsbewijs. Omdat verdachte geen goede verklaring had voor het voorhanden hebben van een dergelijk geldbedrag deelden verbalisanten verdachte mede dat hij werd verdacht van witwassen. [143]
Verdachte verklaarde dat het ongeveer twintigduizend euro was en dat hij dit bedrag had gewonnen in het casino. Hij toonde hierbij een vrijwel onleesbaar bonnetje, waarvan alleen een datum in december 2021 leesbaar was. Verdachte toonde verbalisanten een bankafschrift waarop geldbedragen van ruim 600.000 euro te zien waren. Hij liet ook een banksaldo zien van ongeveer 2.500.000 euro. Verdachte verklaarde dat hij 3.000 euro had ingezet in het casino en hier in totaal 60.000 euro winst uit had behaald. Toen verbalisanten hem vroegen of hij hier een afschrift van had, liet verdachte wederom een slecht leesbaar bonnetje zien waar 15.000 op stond. Toen verbalisanten hem vroegen of hij een afschrift van zijn inleg had, toonde verdachte een afschrijving van 10.000 euro. Omdat de door verdachte genoemde bedragen niet overeenkwamen en verdachte geen goede verklaring had voor het voorhanden hebben van een dergelijk geldbedrag, hielden verbalisanten hem aan wegens witwassen. [144] Het contante geld werd in beslag genomen. Het betrof een bedrag van in totaal 26.630 euro. [145]
Verdachte heeft verklaard dat hij rond 3 december 2021 rond de 50.000 of 60.000 euro heeft gewonnen in een casino in Brussel. Daarvan had hij het aangetroffen bedrag contant bij zich. Het restant heeft hij uitgegeven. [146]
Verdachte wilde het wachtwoord van zijn mobiele telefoon niet geven. [147] Hierdoor kon deze niet worden gebruikt om de verklaring van verdachte te verifiëren.
Op 21 januari 2022 heeft de KMar een zogenaamde 30-dagenbrief aan verdachte verzonden, waarin verdachte de gelegenheid werd geboden om binnen één maand na dagtekening van deze brief een verklaring en stukken te overleggen over de herkomst van het bij hem aangetroffen contante geld. Verdachte heeft getekend voor de ontvangst van deze brief. [148] Verdachte heeft op deze brief geen enkele reactie gegeven. Op 2 maart 2022 ontving verdachte opnieuw een brief, waarin hem dringend werd verzocht om een reactie, nu hij zich niet binnen de eindtermijn van de 30-dagenbrief heeft gemeld. [149] Uit de track & trace-informatie bij deze brief bleek dat deze op 7 maart 2022 is opgehaald bij het postkantoor. Ook op deze brief is geen enkele reactie gekomen. Pas op 24 maart 2022 heeft verdachte de KMar gebeld en gevraagd of hij twee weken extra de tijd kon krijgen om aan te tonen dat hij voornoemd geldbedrag rechtmatig in bezit had. De KMar heeft hem deze tijd gegund als laatste kans. [150]
Vervolgens heeft verdachte op 7 april 2022 – en dus ruim na de deadline van 21 februari 2022 gesteld in de 30-dagenbrief – een e-mailbericht gestuurd aan de KMar. [151] Als bijlage heeft hij afschrijvingen van zijn bankrekening toegevoegd. Hieruit blijkt dat hij in de periode van 21 december 2021 tot en met 4 januari 2022 een bedrag van in totaal 19.000 euro aan contant geld heeft gepind. [152] Verder heeft verdachte op 3 december 2021 een bedrag van 10.000 euro contactloos betaald bij een betaalautomaat in Brussel (België), volgens verdachte in een casino. [153] Ten slotte heeft verdachte op 19 december 2021 een bedrag van 5.000 euro contactloos betaald bij een betaalautomaat in Duisburg (Duitsland), volgens verdachte in een casino. [154]
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van art. 420bis, eerste lid, onder b Sr opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden (HR 27 september 2005,
ECLI:NL:HR:2005:AT4094; HR 13 juli 2010,
ECLI:NL:HR:2010:BM0787; HR 13 juli 2010,
ECLI:NL:HR:2010:BM2471en HR 28 januari 2014,
ECLI:NL:HR:2014:194).
Verdachte is aangetroffen in bezit van een bedrag van in totaal 26.630 euro aan contant geld in grote pakken in zijn nektasje. Hiermee geconfronteerd door de politie komt verdachte met verschillende verklaringen (namelijk verschillende geldbedragen) en een slecht leesbaar bonnetje dat niet overeenkomt met de verklaringen.
Op grond daarvan acht de militaire kamer het vermoeden gerechtvaardigd dat het voorwerp in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp.
Verdachte heeft tot 18 augustus 2023, de datum waarop hij in het kader van de zaak met parketnummer 05/131920-22 in voorarrest is genomen, de gelegenheid gehad om een onderbouwing van de herkomst van het bij hem aangetroffen contante geldbedrag aan te leveren. Verdachte heeft geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid. Ook op de terechtzitting van 29 januari 2024 heeft verdachte geen aannemelijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld.
De militaire kamer stelt vast dat de door verdachte aangeleverde stukken niets zeggen over de herkomst van het geld. Enkel heeft verdachte met deze stukken laten zien dat hij op verschillende momenten grote bedragen contant geld heeft gepind en contactloze betalingen doet in Duitsland en in België. Daar komt bij dat verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot de bedragen. De militaire kamer is van oordeel dat deze verklaringen van verdachte, gecombineerd met de door verdachte aangeleverde bankafschrijvingen ter onderbouwing van die verklaringen, niet kan worden aangemerkt als een verklaring, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende mogelijkheid, in ieder geval onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De militaire kamer komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder parketnummer 05/238588-22 ten laste gelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 van parketnummer 05/131920-22 en het onder parketnummer 05/238588-22 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Onder parketnummer 05/131920-22:
1. primair
hij op
één of meertijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 mei 2021 tot en met
13 oktober 2022, te Duiven en/of Arnhem en/of Doorn, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,(telkens) met het oogmerk om zich
en/of ( een) ander(en)wederrechtelijk te bevoordelen door
het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of dooreen of meer listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,een groot aantal personen, waaronder
- [slachtoffer 1] (map 1, p. 27) en
/of
- [slachtoffer 2] (map 1, p. 79) en
/of
- [slachtoffer 3] (map 1, p. 121) en
/of
- [slachtoffer 4] (map 1, p. 165) en
/of
- [slachtoffer 5] (map 1, p. 170) en
/of
- [slachtoffer 6] (map 1, P. 204) en
/of
- [slachtoffer 7] (map 1, p. 232) en
/of
- [slachtoffer 8] (zie aangifte [slachtoffer 7] , map 1, p. 232) en
/of
- [slachtoffer 9] (zie aangifte [slachtoffer 7] , map 1, p. 232) en
/of
- [slachtoffer 10] (map 1, p. 247) en
/of
- [slachtoffer 11] (map 1, p. 256) en
/of
- [slachtoffer 12] (map 1, p. 269) en
/of
- [slachtoffer 13] (map 1, p. 278) en
/of
- [slachtoffer 14] (map 2, p. 337) en/
of
- [slachtoffer 15] (map 2, p. 477) en
/of
- [slachtoffer 16] (map 2, p. 486) en
/of
- [slachtoffer 17] (map 2, p. 500) en
/of
- [slachtoffer 18] (map 2, p. 534) en
/of
- [slachtoffer 19] (map 2, p. 585) en
/of
- [slachtoffer 20] (map 2, p. 613) en
/of
- [slachtoffer 21] (map 2, p. 637) en
/of
- [slachtoffer 22] (map 2, p. 640) en
/of
- [slachtoffer 23] (map 2, p. 645) en
/of
- [slachtoffer 24] (zie aangifte [slachtoffer 11] , map 1, p. 256) en
/of
- [slachtoffer 25] (aanvullend pv, p. 1258) en
/of
- [slachtoffer 26] (aanvullend pv, p. 1276) en
/of
- [slachtoffer 31] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en
/of
- [slachtoffer 28] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en
/of
- [slachtoffer 29] (zie aangifte [slachtoffer 26] , p. 1276) en
/of
- [slachtoffer 30] (aanvullend pv, p. 1332),
één of meermalen heeft
/hebbenbewogen tot de afgifte van één of meer geldbedrag(en) (van een totaalbedrag van ongeveer € 320.200,-
, althans enig geldbedrag) en
/ofeen hoeveelheid cryptovaluta (te weten een hoeveelheid Ethereum munten, met een totale waarde van ongeveer $ 35,626.86 en
/of12495.616899 Cardano munten, met een totale waarde van ongeveer $ 25,416,08),
in elk geval enig goed,hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een eenmanszaak, genaamd [bedrijf 1] opgericht en
/ofaan bovengenoemde personen en/of aan andere (onbekend gebleven) personen, onder meer in persoon en/of telefonisch en/of per Snapchat en/of WhatsApp en/of middels facebook
- zich voorgedaan als ervaren en
/ofbetrouwbare investeerder van cryptocurrency en
/of
-
(een)(flexibel
een
/ofstreefdoel
-en
/ofinvesterings
-) contract(en) opgemaakt en
/ofafgesloten voor de aankoop/investering van/in cryptocurrency en
/of
- voorgewend en
/ofmedegedeeld dat de gehele inleg van een inlegger zou worden geïnvesteerd in cryptocurrency en
/of devan de gehele inleg cryptocurrency zou worden aangekocht en
/of
- voorgewend en
/ofmedegedeeld dat met de handel in cryptocurrency winst gegenereerd zou worden en/of een hoog rendement zou worden behaald/uitgekeerd en
/of
- voorgewend en
/ofmedegedeeld en
/ofin het contract vermeld dat de aankoop/investering gegarandeerd terugbetaald zou worden;
2.
hij op
een of meertijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 05 mei 2021 tot en met 18 augustus 2023 te Duiven en/of Arnhem en/of Doorn, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,één of meer geldbedrag(en) (van een totaalbedrag van ongeveer € 320.200,-
, althans enig geldbedrag) en
/of één of meervoorwerp(en), te weten een hoeveelheid cryptovaluta (een hoeveelheid Ethereum munten, met een totale waarde van ongeveer $ 35,626.86 en
/of12495.616899 Cardano munten, met een totale waarde van ongeveer $ 25,416,08),
in elk geval enig goed,heeft
/hebbenverworven en
/ofvoorhanden gehad en
/ofovergedragen en
/ofomgezet,
althans van die/dat geldbedrag(en) en/of van dat voorwerp gebruik heeft gemaakten
/ofvan die
/datgeldbedrag(en) en
/ofvan dat voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
/hebbenverborgen en
/ofverhuld wie de rechthebbende(n) op die
/datgeldbedrag(en) en
/ofdat voorwerp
was/waren en
/ofwie die
/dat
geldbedrag(en) en
/ofdat voorwerp voorhanden had
(en), terwijl hij
en/of zijn mededader(s) (telkens)wist
(en) dan wel ( telkens) redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die
/datgeldbedrag(en) en
/ofdat voorwerp - onmiddellijk
of middellijk- afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf, en hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)van het plegen van dit
feit een gewoonte heeft
/hebbengemaakt.
Onder parketnummer 05/238588-22
hij op
of omstreeks20 januari 2022, te Arnhem,
in elk geval in Nederland, (van)een voorwerp, te weten een geldbedrag ter hoogte van (in totaal) 26.630 euro
heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt,terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
(eigen)misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/131920-22, feit 1 primair:
oplichting, meermalen gepleegd;
Parketnummer 05/131920-22, feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
Parketnummer 05/238588-22:
witwassen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – mits de militaire kamer tot een veroordeling komt – oplegging van een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar op te leggen, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna anderhalf jaar schuldig gemaakt aan oplichting van (ten minste) 29 slachtoffers. Hij heeft hen bewogen tot afgifte van (tezamen) meer dan drie ton en daarnaast meer dan 60.000 euro aan cryptovaluta. Verdachte maakte ernstig misbruik van het vertrouwen dat mensen, zowel zijn collega-mariniers als gewone burgers, in hem hadden, welk vertrouwen hem ook juist werd gegeven omdat verdachte marinier was, zo blijkt uit diverse aangiftes. Hij deed alsof hij verstand had van de handel in cryptovaluta en beloofde hen gouden bergen. Uit de aangiftes blijkt dat ieder slachtoffer een eigen verhaal had. Aangevers vertrouwden al hun spaargeld toe aan verdachte, soms afkomstig van een erfenis of studiefinanciering. Ze wilden het geld gebruiken om eindelijk een huis te kopen of een gezin te stichten. Aangevers werden lekker gemaakt met de merkkleding en dure auto van verdachte. Hij liet hen filmpjes zien waarop hij met grote pakken geld zichtbaar was. Bovendien zette verdachte hen onder druk om zo snel mogelijk en zo veel mogelijk geld te investeren.
In werkelijkheid is hun geld nooit gebruikt om met de handel in cryptovaluta winsten voor de investeerders te genereren, maar voor persoonlijke uitgaven van verdachte. Zo heeft hij hiervan hotelverblijven, uitstapjes naar casino’s en luxe goederen gekocht. Ook heeft hij geld gegeven aan – naar de militaire kamer aanneemt, want verdachte heeft hierover weinig openheid van zaken willen geven – mensen om hem heen, zoals zijn moeder, zijn ex-vriendin en andere personen wier identiteit onduidelijk is gebleven. Verdachte heeft zijn eigen (financiële) belangen keer op keer boven dat van de aangevers gesteld. De militaire kamer vindt het verwerpelijk dat verdachte als marinier op deze manier is omgesprongen met het vertrouwen dat aangevers in hem stelden, terwijl juist mariniers eerlijkheid, integriteit en broederschap hoog in het vaandel zouden moeten hebben. Daarbij komt dat verdachte zich geenszins meewerkend opstelde toen aangevers onraad roken. Sterker nog, verdachte reageerde ontzettend vijandig op hun pogingen een amicale oplossing te vinden. Verdachte lijkt van meet af aan de schuld buiten zichzelf te leggen. Hiervan getuigde ook zijn weinig schuldbewuste houding ter terechtzitting.
Met zijn handelen heeft verdachte bovendien meermalen aanzienlijke geldbedragen, die uit deze oplichting afkomstig waren, witgewassen. Verdachte heeft daarnaast op een ander moment nóg een aanzienlijk geldbedrag witgewassen. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De militaire kamer constateert dat verdachte sinds 18 augustus 2023 in voorarrest en voorlopige hechtenis is genomen.
Uit het strafblad van verdachte, d.d. 3 januari 2024, blijkt dat hij meerdere malen in aanraking is gekomen met politie en justitie. Verdachte is echter niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft op 15 januari 2024 een advies over verdachte uitgebracht.
Hierin is de conclusie uit de verdiepingsdiagnostiek opgenomen. Daaruit blijkt dat verdachte – kort gezegd – een bewogen jeugd heeft gehad. Bij het Korps Mariniers heeft hij leren omgaan met mentaal zeer uitputtende omstandigheden. Door de combinatie van zijn vroegere ervaringen en zijn aangeleerde emotionele weerbaarheid komen (negatieve) gebeurtenissen niet zo binnen bij verdachte. Mogelijk is dit ook gerelateerd aan zelfoverschatting, wat de mate van probleembesef vermindert, maar dit kan niet met zekerheid worden gezegd. Er kan geen gokstoornis worden vastgesteld. Op basis van het verkregen beeld lijkt er vooralsnog geen aanleiding te zijn voor psychologische en/of verslavingsbehandeling in een regulier kader. Verdachte is gestopt met gokken en ervaart hierdoor geen psychische problemen en/of lijdensdruk. Anderzijds heeft verdachte door zijn (vermijdende) manier van omgaan met oplopende problemen deze problemen verergerd. Hoewel hij de indruk wekt bewuste keuzes te hebben gemaakt en daarmee enige controle te hebben gehad, lijkt er van controle in beperkte mate sprake te zijn geweest: verdachte heeft niet op tijd aan de bel getrokken, daardoor enorme schulden opgebouwd en is zijn werk als marinier kwijtgeraakt. Opvallend is dan ook dat ondanks deze situatie de lijdensdruk bij verdachte beperkt is.
Geadviseerd wordt in te zetten op motiverende/inzichtgevende gesprekken om het probleembesef en -inzicht te vergroten. Daarnaast wordt aangeraden om in te zetten op een (psychologische) behandeling met aandacht voor het verbeteren van de probleemoplossende vaardigheden van verdachte om zo toekomstige escalaties van deze aard te helpen voorkomen. Indien verdachte in de (nabije) toekomst toch terugvalt in het gokken, wordt aanbevolen tevens in te zetten op verslavingsbehandeling.
De reclassering sluit aan bij deze conclusie. Het psychosociaal functioneren van verdachte wordt gezien als voornaamste risicofactor voor toekomstig delictgedrag. Alhoewel er sprake is geweest van problematisch gokgedrag, lijkt dit middel – in de ogen van de reclassering – voornamelijk doelmatig te zijn ingezet om eerder ontstane problemen vanuit zijn beleggingsactiviteiten op te lossen. Een behandeling op dit gebied wordt vooralsnog niet nodig geacht. Zekerheidshalve wordt een verbod op kansspelen geadviseerd, zodat verdachte een stok achter de deur heeft op het moment dat hij het financieel moeilijk.
De reclassering ziet dat verdachte gemotiveerd is om de schade te herstellen en problemen voortaan op een maatschappelijk geaccepteerde wijze op te lossen. Om hem hierin over een langere periode te begeleiden, ziet de reclassering meerwaarde in een reclasseringstoezicht en adviseert de reclassering onder andere een ambulante behandeling gericht op het vergroten van zijn probleembesef en -inzicht en het verbeteren van zijn probleemoplossende vaardigheden. Hoewel verdachte open staat voor het volgen van een dergelijke behandeling, heeft hij eveneens aangegeven zijn bereidheid tot medewerking aan reclasseringstoezicht af te laten hangen van de hoogte van de strafeis.
De risico’s op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden worden ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden:
  • De meldplicht;
  • Een ambulante behandelverplichting;
  • De verplichting mee te werken aan schuldhulpverlening;
  • Een verbod op kansspelen.
Conclusie
Alles afwegende is de militaire kamer van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, met name de oplichting, geen enkele straf dan een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, is de militaire kamer van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan alle omstandigheden van deze zaak. Een kortere gevangenisstraf of een groter voorwaardelijk deel doet naar het oordeel van de militaire kamer geen recht aan het financiële malheur dat verdachte voor zijn slachtoffers heeft veroorzaakt. Verder acht de militaire kamer het van belang dat verdachte er ook in de toekomst van doordrongen blijft dat dit gedrag volstrekt onacceptabel is. Daarom is een voorwaardelijk deel nodig, met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Een groot aantal aangevers is slachtoffer geworden van de onder feit 1 primair van parketnummer 05/131920-22. Een aantal van hen hebben – in wisselende combinaties –gezamenlijk geld geïnvesteerd. Een deel van de aangevers heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar niet allemaal.
In verband met de leesbaarheid van het vonnis acht de militaire kamer het van belang om enkele algemene opmerkingen vooraf te maken.
De militaire kamer vindt het van belang dat de in feit 1 genoemde personen hun inleg terugkrijgen. Daarom zullen de ingediende vorderingen in ieder geval worden toegewezen voor zover het hun inleg betreft. Maar ook de slachtoffers die om wat voor reden dan ook geen vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, moeten worden terugbetaald. Daarom zal de militaire kamer in hun gevallen ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen, telkens ter hoogte van het bedrag dat zij hebben ingelegd.
Sommige aangevers hebben ook een bedrag aan smartengeld gevorderd. De militaire kamer is het met de verdediging eens dat een feit als oplichting zich in het algemeen niet leent voor aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Daarom zal de militaire kamer een benadeelde partij telkens niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op de gevorderde immateriële schade.
De overige gevorderde schadeposten en specifieke verweren zal de militaire kamer, voor zover dat nodig is, per aangever bespreken.
De militaire kamer zal de startdatum van de wettelijke rente telkens vaststellen op de datum van de eerste inleg.
Gelet op artikel 36f, vijfde lid, Sr mag bij een schadevergoedingsmaatregel in totaal maximaal 360 dagen vervangende gijzeling worden opgelegd, ook in geval van meerdere schadevergoedingsmaatregelen. Dat maakt dat de militaire kamer de op te leggen dagen gijzeling beperkt tot één dag gijzeling per € 1000,- met een minimum van 6 dagen per opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
De militaire kamer zal nu overgaan tot de beoordeling van de vorderingen tot schadevergoeding van de aangevers en/of de (ambtshalve opgelegde) schadevergoedingsmaatregelen.
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 22 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 18.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 20 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De militaire kamer overweegt dat [slachtoffer 27] en zijn broer [slachtoffer 21] ieder 10.000 euro hebben ingelegd. [slachtoffer 27] heeft dit bedrag, in totaal 20.000 euro, overgemaakt naar verdachte. De militaire kamer zal ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen in de zaak van [slachtoffer 21] [slachtoffer 3] . Dat betekent dat hij zijn inleg van 10.000 euro reeds op die manier vergoed krijgt. De militaire kamer is daarom van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 27] tot een hoogte van 10.000 euro kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 13 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 30.000,- aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor zover deze ziet op de materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer, met uitzondering van het gevorderde smartengeld. De benadeelde partij dient niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering op dit onderdeel.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. Deze schadeposten is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij, zoals hiervoor uiteengezet, niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op het gevorderde smartengeld.
Verdachte is vanaf 17 februari 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 16 augustus 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 24 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat het gevorderde bedrag ziet op een overboeking van 25 oktober 2021 en de benadeelde partij dit bedrag namens [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] heeft geïnvesteerd.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Uit het procesdossier blijkt dat de benadeelde partij op 28 augustus 2021 onderdeel was van een investering van 20.000 euro door vier personen, te weten [slachtoffer 11] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 24] en de benadeelde partij, waarbij ieder 5.000 euro heeft ingelegd. Verder heeft de benadeelde partij op 22 oktober 2021 5.000 euro ingelegd met [slachtoffer 11] , waarbij zij allebei 2.500 euro hebben betaald. Dit bedrag heeft verdachte op 29 november 2021 terugbetaald. Voorts heeft de benadeelde partij op 25 oktober 2021 10.000 euro geïnvesteerd voor [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] .
De militaire kamer stelt vast dat de benadeelde partij voor een bedrag van 5.000 euro schade heeft geleden als gevolg van zijn eigen investering. De investeringen van de andere aangevers zullen aan henzelf worden toegewezen.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 5000,- kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 28 augustus 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 8]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel slachtoffer zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
Uit het procesdossier blijkt dat [slachtoffer 8] op 28 augustus 2021 onderdeel was van een investering van 20.000 euro door vier personen, te weten [slachtoffer 11] , [slachtoffer 7] , aangever en [slachtoffer 24] , waarbij ieder 5.000 euro heeft ingelegd. Voorts heeft [slachtoffer 7] op 25 oktober 2021 10.000 euro geïnvesteerd voor slachtoffer en [slachtoffer 9] . Zij hadden ieder 5.000 euro ingelegd. De totale schade van [slachtoffer 8] bedraagt dus 10.000 euro.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor voornoemd bedrag ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 28 augustus 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 9]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel slachtoffer zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
Uit het procesdossier blijkt dat [slachtoffer 7] op 25 oktober 2021 een bedrag van 10.000 euro heeft geïnvesteerd voor [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] . Zij hadden ieder 5.000 euro ingelegd. De totale schade van [slachtoffer 9] bedraagt dus 5.000 euro.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor voornoemd bedrag ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 25 oktober 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 16.500,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten van de cursus, te weten een bedrag van € 500,-, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer, met uitzondering van de kosten van de cursus. Nu de benadeelde partij de cursus heeft gevolgd, betreft dit geen schade en moet de benadeelde partij op dit punt niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Hierbij overweegt de militaire kamer dat de cursus onderdeel was van de oplichtingspraktijk van verdachte en dat uit het procesdossier blijkt dat deze van slechte kwaliteit was.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 22 januari 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om de kosten van rechtsbijstand. Deze kosten zullen aan de hand van het Liquidatietarief kanton/Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven worden begroot. De militaire kamer acht op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering tarief 3 van toepassing en daarmee € 1.188,- toewijsbaar.
[slachtoffer 11]
De benadeelde partij [slachtoffer 11] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, en € 500,- aan reiskosten, opgevoerd als smartengeld. De militaire kamer zal deze kosten behandelen als proceskosten. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van 10.000 euro, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van 5.000 euro. Voor het overige moet de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Uit het procesdossier blijkt dat de benadeelde partij op 28 augustus 2021 onderdeel was van een investering van 20.000 euro door vier personen, te weten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 24] en de benadeelde partij, waarbij ieder 5.000 euro heeft ingelegd. Verder heeft de benadeelde partij op 22 oktober 2021 5.000 euro ingelegd met [slachtoffer 7] , waarbij zij allebei 2.500 euro hebben betaald. Dit bedrag heeft verdachte op 29 november 2021 terugbetaald. Voor de schade van 5.000 euro is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 5.000,- kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 28 augustus 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om reiskosten. De militaire kamer acht € 500,- toewijsbaar.
[slachtoffer 12]
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 30 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 13]
De benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 12.700 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met uitzondering van de kosten van een verpanding, te weten een bedrag van € 200,- met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden met uitzondering van de kosten van een verpanding te weten een bedrag van 200,- euro
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van 12.500 euro.
Verdachte is vanaf 24 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 14]
De benadeelde partij [slachtoffer 14] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 12.000,- aan materiële schade en € 500 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor zover deze ziet op de materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer, met uitzondering van het gevorderde smartengeld. De benadeelde partij dient niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering op dit onderdeel.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. Deze schadeposten is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij, zoals hiervoor uiteengezet, niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op het gevorderde smartengeld.
Verdachte is vanaf 7 september 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 15]
De benadeelde partij [slachtoffer 15] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.301,01 aan proceskosten, te weten incassokosten in verband met een civiele zaak tegen verdachte.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat deze kosten niet in een strafprocedure kunnen worden gevorderd.
Overweging van de militaire kamer
De behandeling van deze vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de militaire kamer de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
[slachtoffer 16]
De benadeelde partij [slachtoffer 16] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,- aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor zover deze ziet op de materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer, met uitzondering van het gevorderde smartengeld. De benadeelde partij dient niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering op dit onderdeel.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. Deze schadeposten is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij, zoals hiervoor uiteengezet, niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op het gevorderde smartengeld.
Verdachte is vanaf 8 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 17]
De benadeelde partij [slachtoffer 17] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- en $ 61.042,94‬ aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hierbij moet voor de cryptovaluta de dagwaarde uit proces-verbaal nummer 113B worden gebruikt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard voor zover deze ziet op de cryptovaluta, omdat de vordering op dit punt te ingewikkeld is.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 61.136,04, te weten een bedrag van 10.000 euro, een bedrag van 20.794,42 euro aan Cardano en een bedrag van 30.341,62 euro aan Ethereum [155] kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 18 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 18]
De benadeelde partij [slachtoffer 18] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan materiële schade en € 500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor zover deze ziet op de materiële schade, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij reeds een bedrag van € 2.500,- terug heeft gekregen van verdachte. Ten aanzien van het gevorderde smartengeld dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De benadeelde partij heeft op 24 november 2021 een bedrag van 5.000 euro ingelegd bij verdachte. Deze inleg heeft de benadeelde partij nooit terug gekregen. Verdachte heeft de benadeelde partij na zijn investering benaderd en hem een provisie van 2.500 euro aangeboden als hij extra klanten aan zou trekken. Hierop heeft de benadeelde partij hem in contact gebracht met getuige [getuige] , waarna [getuige] een investering bij verdachte heeft gedaan. Naar het oordeel van de militaire kamer heeft dit bedrag van 2.500 euro betrekking op een andere overeenkomst, die geen betrekking heeft op de oorspronkelijke inleg. De benadeelde had los van zijn inleg van 5.000 euro recht op de afgesproken 2.500 euro provisie nu hij een nieuwe klant had aangeleverd. Daarom mag dit bedrag van 2.500 euro niet worden afgetrokken van de schade.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade, te weten € 5.000,-, kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij, zoals hiervoor uiteengezet, niet ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op het gevorderde smartengeld.
Verdachte is vanaf 24 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 19]
De benadeelde partij [slachtoffer 19] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 13 augustus 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 20]
De benadeelde partij [slachtoffer 20] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 16.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van 10.000 euro. De overige schade betreft schade die door zijn vriendin is geleden. Wat dit betreft, moet de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering worden verklaard.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 1 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 21]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel aangever zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
De militaire kamer overweegt dat [slachtoffer 21] [slachtoffer 3] en zijn broer [slachtoffer 27] ieder 10.000 euro hebben ingelegd. [slachtoffer 27] heeft dit bedrag, in totaal 20.000 euro, overgemaakt naar verdachte.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 10.000 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 13 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 22]
De benadeelde partij [slachtoffer 22] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.500,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. De militaire kamer zal het gevorderde bedrag van 500 euro aan reiskosten behandelen als proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de inleg van 5.000 euro gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer. Ten aanzien van de proceskosten dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade, te weten 5.000 euro, kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 16 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om reiskosten. De militaire kamer acht € 500,-toewijsbaar.
[slachtoffer 23]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel aangever zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
De militaire kamer overweegt dat [slachtoffer 23] in totaal € 13.200,- heeft overgemaakt naar verdachte.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 13.200 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 23 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 24]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel slachtoffer zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
Uit het procesdossier blijkt dat het slachtoffer op 28 augustus 2021 onderdeel was van een investering van 20.000 euro door vier personen, te weten [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 11] en [slachtoffer 24] , waarbij ieder 5.000 euro heeft ingelegd.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 5.000 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 28 augustus 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 25]
De benadeelde partij [slachtoffer 25] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de militaire kamer.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost materiële schade niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 25 oktober 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 26]
De benadeelde partij [slachtoffer 26] heeft in verband met feit 1 van parketnummer 05/131920-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.520,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van 19.250 euro, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van 15.500 euro.
Overweging van de militaire kamer
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
[slachtoffer 26] en zijn broers, [slachtoffer 31] , [slachtoffer 28] , en [slachtoffer 29] , hebben op 22 december 2021 ieder 1.250 euro ingelegd. [slachtoffer 26] heeft het volledige bedrag van 5.000 overgemaakt naar verdachte. Op 23 januari 2022 heeft [slachtoffer 26] nog eens 10.000 euro geïnvesteerd. Op 13 oktober 2022 heeft hij nog eens 500 euro overgemaakt naar verdachte. Op 1 december 2022 heeft hij ten slotte 20 euro overgemaakt naar verdachte voor een treinkaartje. De militaire kamer zal ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen in de zaak van de broers van de benadeelde partij. Dat betekent dat zij hun inleg van ieder 1.250 euro reeds op die manier vergoed krijgen. De militaire kamer is daarom van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 26] tot een hoogte van € 11.770,- kan worden toegewezen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 22 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 31]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel aangever zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
[slachtoffer 26] en zijn broers, [slachtoffer 31] , [slachtoffer 28] , en [slachtoffer 29] , hebben op 22 december 2021 ieder 1.250 euro ingelegd. [slachtoffer 26] heeft het volledige bedrag van 5.000 overgemaakt naar verdachte.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 1.250 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 22 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 28]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel aangever zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
[slachtoffer 26] en zijn broers, [slachtoffer 31] , [slachtoffer 28] , en [slachtoffer 29] , hebben op 22 december 2021 ieder 1.250 euro ingelegd. [slachtoffer 26] heeft het volledige bedrag van 5.000 overgemaakt naar verdachte.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 1.250 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 22 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 29]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel aangever zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
[slachtoffer 26] en zijn broers, [slachtoffer 31] , [slachtoffer 28] , en [slachtoffer 29] , hebben op 22 december 2021 ieder 1.250 euro ingelegd. [slachtoffer 26] heeft het volledige bedrag van 5.000 overgemaakt naar verdachte.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 1.250 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 22 december 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
[slachtoffer 30]
De militaire kamer overweegt dat – hoewel aangever zich in de strafzaak tegen verdachte niet heeft gevoegd als benadeelde partij – de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr te allen tijde kan worden opgelegd indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, hetgeen in de onderhavige zaak het geval is. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd of niet in zijn vordering kan worden ontvangen.
[slachtoffer 30] heeft op 7 september 2021 een bedrag van 10.000 euro overgemaakt naar verdachte.
De militaire kamer zal, gelet op het voorgaande, aan verdachte voor een bedrag van 10.000 euro ambtshalve de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Verdachte is vanaf 7 september 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

9.De beoordeling van het beslag

De militaire kamer zal het contante geldbedrag van 26.630 euro met betrekking tot welke het feit onder 05/238588-22 is begaan verbeurd verklaren.
De militaire kamer heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk
binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonniszal melden bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16-A te Zutphen en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, onder behandeling zal stellen van een zorginstelling, zulks te bepalen door de reclassering, om zich te laten behandelen voor het vergroten van zijn probleembesef en -inzicht en het verbeteren van zijn probleemoplossende vaardigheden en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven;
- verdachte gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, waarbij verdachte de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden;
- verdachte gedurende de proeftijd niet zal deelnemen aan kansspelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 verklaart verbeurd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 26.630,-;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 15] niet ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 primair van parketnummer 05/131920-22 tot betaling van schadevergoeding aan de hierna genoemde benadeelde partijen van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Naam
Bedrag
Wettelijke rente vanaf
[slachtoffer 1]
€ 5.000,-
22 december 2021
[slachtoffer 2]
€ 18.000,-
20 mei 2021
[slachtoffer 3]
€ 10.000,-
13 december 2021
[slachtoffer 4]
€ 30.000,-
17 februari 2022
[slachtoffer 5]
€ 20.000,-
16 augustus 2021
[slachtoffer 6]
€ 10.000,-
24 november 2021
[slachtoffer 7]
€ 5.000,-
28 augustus 2021
[slachtoffer 10]
€ 16.500,-
22 januari 2022
[slachtoffer 11]
€ 5.000,-
28 januari 2021
[slachtoffer 12]
€ 5.000,-
30 november 2021
[slachtoffer 13]
€ 12.500,-
24 juni 2021
[slachtoffer 14]
€ 12.000,-
7 september 2021
[slachtoffer 16]
€ 15.000,-
8 november 2021
[slachtoffer 17]
€ 61.136,04
18 mei 2021
[slachtoffer 18]
€ 5.000,-
24 november 2021
[slachtoffer 19]
€ 10.000,-
13 augustus 2021
[slachtoffer 20]
€ 16.000,-
1 november 2021
[slachtoffer 22]
€ 5.000,-
16 december 2021
[slachtoffer 25]
€ 10.000,-
25 oktober 2021
[slachtoffer 26]
€ 11.770,-
22 december 2021
 verklaart de hiervoor genoemde benadeelde partijen, indien van toepassing, voor het overige niet ontvankelijk in hun vordering tot materiële schade en/of smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Naam
Bedrag
Gijzeling
Wettelijke rente vanaf
[slachtoffer 1]
€ 5.000,-
6
22 december 2021
[slachtoffer 2]
€ 18.000,-
18
20 mei 2021
[slachtoffer 3]
€ 10.000,-
10
13 december 2021
[slachtoffer 4]
€ 30.000,-
30
17 februari 2022
[slachtoffer 5]
€ 20.000,-
20
16 augustus 2021
[slachtoffer 6]
€ 10.000,-
10
24 november 2021
[slachtoffer 7]
€ 5.000,-
6
28 augustus 2021
[slachtoffer 8]
€ 10.000,-
10
28 augustus 2021
[slachtoffer 9]
€ 5.000,-
6
25 oktober 2021
[slachtoffer 10]
€ 16.500,-
16
22 januari 2022
[slachtoffer 11]
€ 5.000,-
6
28 januari 2021
[slachtoffer 12]
€ 5.000,-
6
30 november 2021
[slachtoffer 13]
€ 12.500,-
12
24 juni 2021
[slachtoffer 14]
€ 12.000,-
12
7 september 2021
[slachtoffer 16]
€ 15.000,-
15
8 november 2021
[slachtoffer 17]
€ 61.136,04
61
18 mei 2021
[slachtoffer 18]
€ 5.000,-
6
24 november 2021
[slachtoffer 19]
€ 10.000,-
10
13 augustus 2021
[slachtoffer 20]
€ 16.000,-
16
1 november 2021
[slachtoffer 21]
€ 10.000,-
10
13 december 2021
[slachtoffer 22]
€ 5.000,-
6
16 december 2021
[slachtoffer 23]
€ 13.200,-
13
23 april 2022
[slachtoffer 24]
€ 5.000,-
6
28 augustus 2021
[slachtoffer 25]
€ 10.000,-
10
25 oktober 2021
[slachtoffer 26]
€ 11.770,-
11
22 december 2021
[slachtoffer 31]
€ 1.250,-
6
22 december 2021
[slachtoffer 28]
€ 1.250,-
6
22 december 2021
[slachtoffer 29]
€ 1.250,-
6
22 december 2021
[slachtoffer 30]
€ 10.000,-
10
7 september 2021
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 10] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag vastgesteld op € 1.188,-;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 11] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag vastgesteld op € 500,-;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 22] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag vastgesteld op € 500,-;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de overige benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die deze benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter) en mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kolonel mr. C.E.W. van de Sande (militair lid), in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door opperwachtmeester [opperwachtmeester] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 12 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door opperwachtmeester [opperwachtmeester] van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer [nummer] , gesloten op 26 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 1211.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 44 (in het procesdossier van de zaak met parketnummer 05/238588-22).
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 79 en een geschrift, te weten een afschrift van een WhatsApp-gesprek met aangever [slachtoffer 1] , p. 36.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 280.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20] , p. 613-614.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 339; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 501-502; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 535; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 585.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 172.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 247-248; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 279; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 269 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1277.
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29 en een geschrift, te weten een advertentie, p. 39.
12.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 204; een geschrift, te weten een advertentie, p. 210; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 233-234; een geschrift, te weten een advertentie, p. 246; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 337; een geschrift, te weten een advertentie, p. 341; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 534-535; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 269.
13.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 32.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 280; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] , p. 477; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] , p. 487; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 534; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 585; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 25] , p. 1259.
16.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 170 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1277.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 79.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 166; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 170; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 205; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 233; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 247; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 256; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 269; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 337; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] , p. 487; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 501; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 535.
20.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 28-29.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 337.
22.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 86; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 172; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 205; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 233; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 248; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 270; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 278; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] , p. 487; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 501.
23.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 79.
24.Een geschrift, te weten een afschrift van een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 175.
25.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 80.
26.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 234.
27.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 278.
28.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] , p. 478.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 878.
30.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 553.
31.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 121.
32.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 538.
33.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 121.
34.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 171.
35.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 280 en proces-verbaal van bevindingen, p. 657.
36.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 859 en geschriften, te weten bankafschriften, p. 871-873.
37.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 40; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 80-81; geschriften, te weten twee streefdoelcontracten, p. 90 en 105; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 122; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 128; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 171; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 192; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 205; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 216; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 232-233; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 237; geschriften, te weten flexibele contracten, p. 238 en 240; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 257; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 262; een geschrift, te weten een flexibel contract, p. 267; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 269; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 275; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 280; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 319; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 338; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 343; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] , p. 477; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 1213; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] , p. 486; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 495; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 501; een geschrift, te weten een afschrift van een WhatsApp-gesprek, p. 526-527; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 536-537; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 550; een geschrift, te weten een investeringsovereenkomst, p. 569-573; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 585; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 591; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20] , p. 614; geschriften, te weten twee streefdoelcontracten, p. 618 en 620; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 25] , p. 1260-1261; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 1274; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1277-1278; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 1282 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 30] , p. 1333-1334.
38.Proces-verbaal van aangifte door [naam] , p. 171; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 256-257; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 269; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 279; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 14] , p. 337-338; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] , p. 478; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] , p. 487-488; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 534-535; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 25] , p. 1259-1260 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 30] , p. 1333.
39.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29.
40.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 122.
41.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 165.
42.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 585.
43.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 252.
44.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 80.
45.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 121.
46.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 165.
47.Proces-verbaal van aangifte door [Naam] , p. 171.
48.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 16] , p. 488-489.
49.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 502.
50.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 586; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20] , p. 614 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 25] , p. 1261.
51.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 519.
52.Een geschrift, te weten een gesprek met verdachte, p. 361.
53.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 242.
54.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 36-37.
55.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 289.
56.Een geschrift, te weten een advertentie, p. 39.
57.Een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 40; geschriften, te weten twee streefdoelcontracten, p. 90 en 105; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 128; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 192; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 216; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 237; geschriften, te weten flexibele contracten, p. 238 en 240; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 262; een geschrift, te weten een flexibel contract, p. 267; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 275; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 319; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 343; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 1213; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 495; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 550; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 591; geschriften, te weten twee streefdoelcontracten, p. 618 en 620; een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 1274 en een geschrift, te weten een streefdoelcontract, p. 1282.
58.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
59.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 15] , p. 478.
60.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 502.
61.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 177.
62.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 217.
63.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
64.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 880.
65.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 279.
66.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 881-882.
67.Proces-verbaal van bevindingen, p. 668 en geschrift, te weten een afbeelding van een chatgesprek, p. 675.
68.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
69.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
70.Proces-verbaal van bevindingen, p. 701, 702 en 704.
71.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen nummer 113B, p. 7.
72.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen nummer 113B, p. 12.
73.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29 en een geschrift, te weten een advertentie, p. 39.
74.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 247; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1277; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , p. 166; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 501 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 23] , p. 645.
75.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 5.
76.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 6.
77.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 7.
78.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 9.
79.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 11.
80.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 17.
81.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
82.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 17] , p. 502 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 586.
83.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 155, p. 57.
84.Proces-verbaal van bevindingen, p. 695.
85.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 155, p. 4.
86.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
87.Proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris op 21 augustus 2023, p. 4.
88.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 881.
89.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
90.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 175.
91.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 29 en een geschrift, te weten een advertentie, p. 39.
92.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 858 en een geschrift, te weten een afschrift van berichtverkeer met verdachte, p. 866-867.
93.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 122.
94.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 19] , p. 586.
95.Een geschrift, te weten een WhatsApp-gesprek met verdachte, p. 218.
96.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 258; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12] , p. 270; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 13] , p. 283; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 18] , p. 538; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20] , p. 615; proces-verbaal van bevindingen, p. 649 en proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1278.
97.Proces-verbaal van bevindingen, p. 699.
98.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 33.
99.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 84.
100.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , p. 170-171.
101.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen nummer 113B, p. 5.
102.Proces-verbaal van aangifte, p. 500 en aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 9.
103.Proces-verbaal van bevindingen, p. 701.
104.Een geschrift, te weten een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, p. 1211.
105.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 6.
106.Proces-verbaal van bevindingen, p. 703.
107.Proces-verbaal van bevindingen, p. 702.
108.Proces-verbaal van bevindingen, p. 701.
109.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 11.
110.Proces-verbaal van bevindingen, p. 704.
111.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , p. 232; proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11] , p. 257; proces-verbaal van bevindingen, p. 706 en een geschrift, te weten een transactieoverzicht, p. 738.
112.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 7.
113.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 17.
114.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift, p. 475 en proces-verbaal van bevindingen, p. 709.
115.Proces-verbaal van bevindingen, p. 706.
116.Proces-verbaal van aangifte, p. 233.
117.Proces-verbaal van bevindingen, p. 785.
118.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 12.
119.Proces-verbaal van bevindingen, p. 791.
120.Proces-verbaal van bevindingen, p. 721.
121.Proces-verbaal van bevindingen, p. 710.
122.Proces-verbaal van bevindingen, p. 722.
123.Proces-verbaal van bevindingen, p. 712.
124.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 21] , p. 122 en proces-verbaal van bevindingen, p. 713.
125.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , p. 205 en proces-verbaal van bevindingen, p. 710.
126.Proces-verbaal van bevindingen, p. 791.
127.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1277.
128.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 13.
129.Proces-verbaal van bevindingen, p. 717.
130.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10] , p. 247; proces-verbaal van bevindingen, p. 718.
131.Een geschrift, te weten een bankafschrift, p. 1298 en aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 13.
132.Proces-verbaal van bevindingen, p. 718.
133.Proces-verbaal van bevindingen, p. 719.
134.Proces-verbaal van bevindingen, p. 720.
135.Proces-verbaal van bevindingen, p. 789-790
136.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 26] , p. 1278-1279; aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 13 en verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
137.Proces-verbaal van bevindingen, p. 699.
138.Proces-verbaal van bevindingen, p. 827.
139.Proces-verbaal van bevindingen, p. 701-704, 706, 709-710, 712-713, 717-722; proces-verbaal van bevindingen, p. 785 en 789-791 en aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 12-13.
140.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 5-7, 9, 11 en 17.
141.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 januari 2024.
142.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 9.
143.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 10.
144.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 10-11.
145.Proces-verbaal van bevindingen, p. 36.
146.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 54.
147.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 52.
148.Een geschrift, te weten een 30-dagenbrief, p. 65-66.
149.Een geschrift, te weten een brief, p. 67-68.
150.Proces-verbaal, p. 4-5.
151.Een geschrift, te weten een e-mailbericht, p. 69.
152.Geschriften, te weten bankafschrijvingen, p. 70-77 en 79.
153.Een geschrift, te weten een e-mailbericht, p. 69 en een geschrift, te weten een bankafschrijving, p. 78.
154.Een geschrift, te weten een e-mailbericht, p. 69 en een geschrift, te weten een bankafschrijving, p. 80.
155.Aanvullend opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer 113B, p. 2.