In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland de verzoeken van verzoeker om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn en om vergoeding van de proceskosten. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem tot intrekking, beëindiging en terugvordering van bijstandsrechten van verzoeker, alsook de oplegging van een boete. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in alle zaken is overschreden. De rechtbank oordeelt dat de overschrijding van de redelijke termijn moet worden toegerekend aan de Staat en het college, waarbij beide partijen ieder de helft van de proceskosten moeten vergoeden. De rechtbank komt tot de conclusie dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding van in totaal € 2.053,18, waarvan € 1.000,- voor de overschrijding van de redelijke termijn in de bijstandszaak, € 1.000,- voor de brutering en € 65,- voor de boete. Daarnaast worden de proceskosten van € 437,50 verdeeld over de Staat en het college, die ieder € 218,75 moeten betalen. De uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.