ECLI:NL:RBGEL:2024:7367

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
05/017359-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van de burgemeester van Arnhem met terroristisch misdrijf in het kader van Pegida-demonstraties

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die de burgemeester van Arnhem heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf. De bedreiging vond plaats in de context van een aangekondigde Koranverbranding door de organisatie Pegida, die op 13 januari 2024 in Arnhem zou plaatsvinden. De verdachte heeft in een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente Arnhem gedreigd met geweld en aanslagen, waarbij hij aangaf dat hij met een groep mensen naar Arnhem zou komen om vernielingen aan te richten. De rechtbank oordeelde dat de uitlatingen van de verdachte een bedreiging met een terroristisch misdrijf opleverden, gezien de ernst van de situatie en de angst die deze bedreigingen teweegbrachten bij de burgemeester en de gemeente. De verdachte werd ook beschuldigd van het bedreigen van een reclasseringsmedewerker en het beledigen van politieambtenaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 254 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling in een zorginstelling. De rechtbank benadrukte de noodzaak van behandeling voor de verdachte, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/017359-24
Datum uitspraak : 25 oktober 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. S. Konya, advocaat in Bodegraven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2024.
Officier van justitie: mr. Dees

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2024 te Arnhem en/of Amsterdam en/of Haarlem en/of Zandvoort, in elk geval (elders) in Nederland, de burgemeester van de stad Arnhem [slachtoffer 1] en/of het gemeentebestuur Arnhem en/of haar medewerkers en/of de inwoners van de stad Arnhem heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling en/of brandstichting door in een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente Arnhem aan te geven:
-dat hij, verdachte en meerdere groepen onderweg zijn naar Arnhem met Cobra’s en/of andere explosieven om vernielingen en brandstichtingen te plegen teneinde de stad een lesje te leren en/of iets op te blazen en/of de stad met een kleine aanslag wakker te maken en/of
-hij voor zijn geloof bereid is de gevangenis in te gaan en/of te sterven en/of
-de burgemeester bedreigd moet worden en/of
-mensen zijn van plan met gekke dingen naar de stad te komen en/of dit uit de hand gaat lopen en/of het bij één persoon in zijn hoofd gaat knappen en die wat gaan doen,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2024 in de gemeente Utrecht, althans (elders) in Nederland ten overstaan van één of meer medewerker(s) van de griffie van de Rechtbank Midden-Nederland telefonisch [slachtoffer 2] (medewerkster van [bedrijf] ) meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden geuit dat hij de reclasseringsmedewerkster gaat opblazen als hij de rechter niet kon spreken en/of hij wist waar de reclasseringsmedewerkster woonde,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2024 in de gemeente Houten opzettelijk één of meer (politie)ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] , hoofdagent bij politie-eenheid Oost-Nederland en/of [verbalisant 2] , aspirant bij politie-eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, meermalen, althans eenmaal, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen "kankerhomo’s" en/of "kankerracisten" en/of "Tabon Yemek" (Marokkaans scheldwoord), althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte de bedreiging heeft bekend, maar dat geen sprake is van een bedreiging met terroristisch misdrijf. Ten aanzien van feiten 2 en 3 heeft de raadsman zich op hoofdlijnen gerefereerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Inleiding
Op 21 december 2023 kwam bij de gemeente Arnhem de aanmelding binnen van de voorman van Pegida, Wagensveld , dat hij op zaterdag 13 januari 2024 op het Jansplein in Arnhem een Koran wilde verbranden. Door Pegida werd dit ook meteen op social media geplaatst. Dit zorgde voor enorme onrust, die zich uitte in reacties van felle voor- en tegenstanders van deze verbranding. Hierdoor nam niet alleen de druk op burgemeester [slachtoffer 1] toe, maar ook op zijn adviseurs en overige medewerkers van de gemeente Arnhem. In aanloop naar zaterdag 13
januari 2024 werd duidelijk dat er voor burgemeester [slachtoffer 1] geen juridische mogelijkheid was deze Koranverbranding te voorkomen dan wel te verbieden. Gedurende deze dagen kwamen er steeds meer vervelende, beledigende en bedreigende berichten binnen bij de gemeente Arnhem en waren deze te zien via diverse social media kanalen.
Op vrijdag 12 januari 2024 volgde een gesprek met diverse, voornamelijk godsdienstige organisaties vanuit Arnhem. Deze organisaties eisten min of meer dat de Koranverbranding verboden zou worden door burgemeester [slachtoffer 1] . Deze bleef echter bij zijn beslissing dat er geen juridische grondslag was om de verbranding te verbieden. De demonstratie door Pegida vond plaats op zaterdag 13 januari 2024, maar werd na ernstige ongeregeldheden alsnog door de burgemeester afgebroken.
Meteen hierna kwamen er ernstige doodsbedreigingen binnen, niet alleen aan het adres van de burgemeester maar ook aan de gemeente Arnhem. Zo werd gedreigd dat het hoofd van [slachtoffer 1] gescheiden moest worden van de romp en dat het gemeentehuis in Arnhem in de fik moest. Tevens kwamen er berichten binnen dat de Koranverbranding ook in de toekomst nooit zal plaatsvinden, ook al moet men met 1000 man naar Arnhem komen. Deze berichten hebben veel indruk gemaakt op medewerkers van de gemeente Arnhem. [2]
De gebeurtenissen op 16 januari 2024
Op 16 januari 2024 wordt een medewerker van de klantenservice van de gemeente Arnhem gebeld door “een boze moslim” met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , die dreigementen heeft geuit. Hierover is contact opgenomen met de politie waarna het gemeentebestuur is geïnformeerd en aangifte is gedaan. [3]
Uit onderzoek naar het telefoonnummer van de beller bleek dat dit het nummer was van verdachte. [4] Vervolgens bleek dat dit telefoonnummer al in onderzoek was bij de politie Midden-Nederland in verband met verdenking van bedreigingen van een reclasseringsmedewerker op 5 januari 2024. [5] Dit telefoonnummer werd al afgeluisterd, en de uitwerking van enkele gesprekken van 16 januari 2024 omstreeks 10:30 uur werd ter beschikking gesteld voor onderhavig onderzoek. Dit is de dag en het tijdstip van de ten laste gelegde telefonische bedreigingen van de gemeente Arnhem. Deze afgeluisterde gesprekken zijn verstrekt en letterlijk uitgewerkt. De laatste vier cijfers van de telefoonnummers, waarmee is gebeld, staan vermeld. Uit het letterlijk uitgewerkte gesprek komt het volgende naar voren:
[naam 2] [= verdachte] belt uit met [naam 3] [= medewerker gemeente]
[telefoonnummer 1] : Er zijn mensen onderweg naar Amsterdam, vooral Marokkanen. Zij gaan die hele Arnhem brandjes stichten, kapot maken die dingen man. Serieus man.
(…)
[telefoonnummer 1] : Ja, maar ik ga denk ik gewoon beginnen bushaltes kapot te maken bij jullie. Maar serieus.
[telefoonnummer 2] : Ja, dat is uw keuze maar het is niet aan te raden natuurlijk.
[telefoonnummer 1] : U moet weten dat. Er zijn een groep Marokkanen, er zijn een groep Marokkanen van Amsterdam onderweg al naar daar. Ik kom uit Haarlem, wij gaan ook naar daar komen.
(…)
[telefoonnummer 1] : Ja maar ik denk die gemeente Arnhem gewoon een lesje moet leren dat ze dit gaan afschaffen man.
[telefoonnummer 2] : Ja maar...
[telefoonnummer 1] : Dat er. Ik ga denk ik gewoon iets opblazen daar bij jullie.
[telefoonnummer 2] : Dat is niet de bedoeling.
[telefoonnummer 1] : Een paar cobra's heb ik mee in mijn tas.
[telefoonnummer 2] : Uhu.
[telefoonnummer 1] : Een paar cobra's heb ik mee in mijn tas, in die ding. Om alles kapot maken wat ik kapot kan maken man, serieus. Ik ben nu onderweg naar daar man.
[telefoonnummer 2] Ja, dat is niet de bedoeling.
[telefoonnummer 1] : Ja maar hiervoor zorgen jullie wel man, dit is gewoon. ... (ntv) beledigd man.
[telefoonnummer 2] : Ja maar ik raad u toch aan gewoon thuis te blijven en inderdaad contact te ...
[telefoonnummer 1] : Nee, nee man is me geloof, geloof.
[telefoonnummer 2] : Ja ik snap dat het heel ...
[telefoonnummer 1] : Het is me geloof man. Als ik er voor vast, kijk, al ga ik er voor vastzitten, maakt niks uit. Is me geloof man, voor me geloof ga ik dood man.
[telefoonnummer 2] : Ja.
[telefoonnummer 1] : En dat jullie mijn boek, mijn geloof gewoon toelaten dat het wordt verbrand, begrijp je.
(…)
[telefoonnummer 2] : Maar ik raad u toch aan dit niet met geweld op te lossen want dat is voor ieder.
[telefoonnummer 1] : Jawel. Jawel, ik denk, ik denk net, jawel man ik denk een kleine aanslag enzo gaat jullie wel wakker maken.
(…)
[telefoonnummer 1] : (…) Maar het gaat wel 1 iemand in zijn hoofd iets knappen dat ie wel wat gaat komen doen daar bij jullie.
[telefoonnummer 2] : Uhu.
[telefoonnummer 1] : Ja man. Dan weten jullie dat man. Maar in dat geval, er zijn een paar Marokkanen van Amsterdam onderweg. Wij Haarlem komen ook. Misschien een paar van Almere ook.
[telefoonnummer 2] : Uhu.
[telefoonnummer 1] : Dus we gaan allemaal die kant op komen, denk dat we er niet lang over doen. Dan weten jullie dat.
(…)
[telefoonnummer 1] : Ik wil er wel voor naar de gevangenis. Ja man.
[telefoonnummer 2] : Ja.
[telefoonnummer 1] : Dus dan weetje dat man. Ik ben onderweg naar Arnhem.
[telefoonnummer 2] : Ja. Nogmaals, ik raad het u niet aan. Maar dat, ja, ik kan u niet tegen, ik kan u...
[telefoonnummer 1] : Jawel, jawel. Ik ga gelijk als ik uit de station kom, ga ik gelijk met losse stenen beginnen kapot te maken wat ik kapot kan maken.
[telefoonnummer 2] : Ja. Uhu.
[telefoonnummer 1] : Totdat ik word opgepakt.
[telefoonnummer 2] : Ja.
[telefoonnummer 1] : Ga ze daarna vragen waarom. Jullie verbranden mijn boek. (…) Jullie hebben ook niet ingegrepen als gemeente.
[telefoonnummer 1] : Ja man, dit gaat ook uit de hand lopen bij jullie man. Echt waar man, ik heb jullie al gezegd het zit mij hoog in mijn hoofd.
(…)
[telefoonnummer 1] : Ja maar je moet met je leidinggevende praten man. Je moet zeggen hee luister eens, kan niet. Ik denk dat die burgemeester ook bedreigd moet worden denk ik.
(…)
[telefoonnummer 1] : Dan gaan jullie huilen met onze terreur dreiging is hoog, daar zorgen jullie zelf voor. Mensen zijn van plan met gekke dingen naar daar te komen meneer.
[telefoonnummer 2] : Oke, fijne dag desondanks.
[telefoonnummer 1] : Misschien zie ik jullie straks wel.
[telefoonnummer 2] : Ik hoop het niet. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij denkt dit gesprek te hebben gevoerd. Hij heeft verklaard dat dit zou kunnen kloppen. Het is vanzelf gegaan. Hij heeft er niet eerst over nagedacht en wilde er iets van zeggen. [7]
Bedreiging?
De inhoud van het gesprek kan zonder meer als bedreigend worden gezien. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ook sprake is van bedreiging met een terroristisch misdrijf. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Beoordelingskader bedreiging met terroristisch misdrijf
In artikel 285, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is bedreiging met een terroristisch misdrijf strafbaar gesteld. Het juridisch kader is uiteen gezet in onder meer HR 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1890, NJ 2020/215 m.nt. Rozemond.
Uit de bewoordingen van artikel 285 lid 3 Sr en de wetsgeschiedenis volgt dat voor een veroordeling op grond van die bepaling toereikend is dat wordt gedreigd met een terroristisch misdrijf, dus een misdrijf als bedoeld in artikel 83 Sr. Niet is vereist dat de bedreiging zelf met een terroristisch oogmerk plaatsvindt. Wel is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat (i) het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf betreft en (ii) dit misdrijf ook zou worden uitgevoerd. Dit betekent dat vereist is dat bij de bedreigde(n) in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf dat zou worden uitgevoerd erop was gericht (a) de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel (b) een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel (c) de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of vernietigen. Daarnaast is vereist dat het (ten minste voorwaardelijk) opzet erop is gericht deze vrees te laten ontstaan
Dreiging met terroristisch misdrijf
De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van verdachte een bedreiging met een terroristisch misdrijf opleveren. De verdachte heeft gezegd op 16 januari 2024 met een groep medestanders onderweg te zijn naar Arnhem. Zij zouden in heel Arnhem brandjes stichten en dingen kapot maken. Verdachte zou iets opblazen met cobra’s, die hij in zijn tas mee zou hebben genomen. De gemeente zou een lesje moeten leren dat ze dit [te weten het toestaan van Koranverbrandingen] gaan afschaffen en een kleine aanslag zou ze wel wakker maken. Verdachte gaf aan dat er wel bij één iemand iets in zijn hoofd zou knappen en dat die wel wat zou komen doen. Verdachte wilde er wel voor naar de gevangenis gaan.
Deze bedreigingen zijn door verdachte gedaan jegens een medewerker van de gemeente Arnhem. Dit is gedeeld met een andere medewerker en is terechtgekomen bij het gemeentebestuur. Verdachte zei ook dat de medewerker het maar met zijn leidinggevende moest delen. Mede gelet op de dreigende sfeer die al langer hing in de stad en bij medewerkers van de gemeente rondom de aankondiging van betogingen door Pegida , zoals in het begin geschetst, kon bij de burgemeester, de rest van het gemeentebestuur en medewerkers van de gemeente Arnhem in redelijkheid de vrees ontstaan dat werd gedreigd met een aanslag (daaronder begrepen gewelddadigheden tegen personen of goederen en brandstichting), die erop was gericht de gemeente wederrechtelijk te dwingen iets te doen, namelijk het voorkomen van demonstraties zoals die van Pegida , en dat die aanslag ook zou worden uitgevoerd.
Opzet
Dat verdachte vol opzet heeft gehad om de hier bedoelde vrees te laten ontstaan blijkt uit de hiervoor genoemde berichten. Verdachte zegt onder andere tegen een medewerker van de gemeente dat een kleine aanslag hen wel wakker zal maken. Ook zegt hij dat ze zullen huilen met dat de terreurdreiging hoog is, maar dat zij hier zelf voor zorgen. Vervolgens benadrukt verdachte dat mensen van plan zijn gekke dingen daar te komen doen. Deze uitlatingen, in het licht van de ongeregeldheden van de eerdere dagen, toen ook de demonstratie van Pegida na ernstige ongeregeldheden alsnog door Burgemeester [slachtoffer 1] is afgebroken, waarop allerlei (doods)bedreigingen volgden, zijn er onmiskenbaar op gericht om de hier bedoelde vrees te laten ontstaan.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van een bedreiging met een terroristisch misdrijf. Het verweer van de raadsman, dat verdachte geen fundamentalist of terrorist is, doet hier niet aan af.
Ten aanzien van feit 2
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever] , p. 57-59;
- het proces-verbaal bevindingen interne mail, p. 45;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de in de tenlastelegging opgenomen woorden “Tabon Yemek”. Voor het overige heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte was op 16 januari 2024 in Zandvoort aangehouden in verband met de verdenking van feit 1. [8] Op 17 januari 2024 waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op het politiebureau in Houten aanwezig om verdachte over te nemen om te worden overgebracht naar Arnhem voor verhoor. Toen zij verdachte ter plaatse, zonder dat hij handboeien om had, overnamen hoorden zij verdachte zeggen dat hij moest plassen. De politieagenten uit Haarlem zeiden dat dit op deze locatie niet zou kunnen en dat hij binnen het uur in Arnhem zou zijn en dat hij daar wel zou kunnen plassen. De verbalisanten hoorden hierop dat de verdachte begon te schreeuwen met woorden als: "
Wat is dit nou, ik ga dan niet die bus in, niet aan mij komen, je kankermoeder, kankerhomo's, kanker racisten, hamas hamas.” Even later riep verdachte luidkeels:
"Raak mij niet aan Kankerhomo's". [verbalisant 1] liet hem vervolgens los en zei dat hij door moest lopen naar de arrestantenbus. De verdachte bleef hier schelden met woorden als:
"kankerhomo's, kankermoeder, kankerracisten". Toen verdachte in de cel stond, vroegen de verbalisanten hem om zijn handen door het cel-luikje naar buiten te steken, zodat zij handboeien konden aanleggen. De verdachte riep hierop:
''Tabon yemek''.Dit is [verbalisant 2] bekend als een zeer beledigend Marokkaans scheldwoord. Naar zijn weten betekent dit “ik neuk jou, ik neuk jouw moeder”. Toen [verbalisant 1] verdachte vertelde dat hij zijn armen toch terug door het luikje diende te steken riep hij dat zij kankerracisten waren. [9]
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de inhoud van het op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal. Zij is van oordeel dat de uitingen van verdachte onmiskenbaar beledigend van karakter zijn. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belediging van de verbalisanten, met inbegrip van de belediging in het Marokkaans.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks16 januari 2024 te Arnhem en/of Amsterdam en/of Haarlem en/of Zandvoort, in elk geval (elders) in Nederland, de burgemeester van de stad Arnhem [slachtoffer 1] en
/ofhet gemeentebestuur Arnhem en
/ofhaar medewerkers
en/of de inwoners van de stad Arnhemheeft bedreigd met een terroristisch misdrijf
, althans met enig misdrijf waardoor gevaar
voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen en/of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht althans met zware mishandeling en/of brandstichtingdoor in een telefoongesprek met een medewerker van de gemeente Arnhem aan te geven:
- dat hij, verdachte en meerdere groepen onderweg zijn naar Arnhem met Cobra’s
en/of andere explosievenom vernielingen en brandstichtingen te plegen teneinde de stad een lesje te leren en
/ofiets op te blazen en
/ofde stad met een kleine aanslag wakker te maken en
/of
- hij voor zijn geloof bereid is de gevangenis in te gaan en
/ofte sterven en
/of
- de burgemeester bedreigd moet worden en
/of
- mensen zijn van plan met gekke dingen naar de stad te komen en
/ofdit uit de hand gaat lopen
en/ofhet bij één persoon in zijn hoofd gaat knappen en die wat gaan doen
,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks5 januari 2024 in de gemeente Utrecht, althans (elders) in Nederland ten overstaan van één
of meermedewerker
(s)van de griffie van de Rechtbank Midden-Nederland telefonisch [slachtoffer 2] (medewerkster van [bedrijf] )
meermalen, althanseenmaal
,heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend de woorden geuit dat hij de reclasseringsmedewerkster gaat opblazen als hij de rechter niet kon spreken en
/ofhij wist waar de reclasseringsmedewerkster woonde
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks17 januari 2024 in de gemeente Houten opzettelijk
één of meer (politie
)ambtena
(a)r
(en
), te weten [verbalisant 1] , hoofdagent bij politie-eenheid Oost-Nederland en
/of[verbalisant 2] , aspirant bij politie-eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid,
meermalen, althans eenmaal,
mondeling heeft beledigd, door
hem/hen de woorden toe te voegen "kankerhomo’s" en
/of"kankerracisten" en
/of"Tabon Yemek" (Marokkaans scheldwoord)
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
bedreiging met een terroristisch misdrijf
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen. Daarnaast vordert de officier van justitie de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met daarbij ook de dadelijke uitvoerbaarheid. Verder verzoekt de officier van justitie om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen TBS-maatregel en geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat aan verdachte eerder een ISD-maatregel is opgelegd voor soortgelijke feiten, terwijl verdachte onderhavige delicten heeft gepleegd voordat echt een begin is gemaakt met de behandeling binnen dat kader. Daarom verzoekt de raadsman primair om verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Subsidiair verzoekt de raadsman om een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijkstaat aan het voorarrest en met een voorwaardelijk deel met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling die aan zou kunnen sluiten op de behandeling binnen het ISD-traject.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf. Hij heeft gebeld naar de gemeente Arnhem om te dreigen met een aanslag in Arnhem. Verdachte zou onderweg zijn om iets op te blazen met cobra’s. Hij was boos dat de gemeente een demonstratie van Pegida , waarbij een Koran zou worden verbrand, heeft toegestaan. Zij zouden een lesje moeten leren en een kleine aanslag zou hen wel wakker maken. Het dreigen met een terroristisch misdrijf is ernstig en angstaanjagend. Verdachte heeft met het plaatsen van deze zorgelijke uitlatingen bijgedragen aan bij de burgemeester, de rest van het gemeentebestuur en medewerkers van de gemeente levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Dat deze bedreiging vergaande gevolgen heeft gehad is gebleken uit het feit dat na dit telefoontje direct veiligheidsmaatregelen zijn genomen rondom het gemeentehuis. Ook de burgemeester voelde zich bedreigd.
Daarnaast heeft verdachte een reclasseringsmedewerker bedreigd. Hij heeft gebeld naar de rechtbank Midden-Nederland om te zeggen dat hij de reclasseringsmedewerker zou opblazen als hij de rechter niet kon spreken.
Ook heeft verdachte twee verbalisanten beledigd, toen hij zijn zin niet kreeg. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich meerdere malen dreigend, dan wel beledigend heeft uitgelaten en acht het zorgelijk dat deze feiten alle hebben plaatsgevonden in een maand tijd. Het beledigen en bedreigen getuigt niet alleen van onbeheerst gedrag, maar vooral ook van een gebrek aan respect voor personen die met hun werk bijdragen aan de veiligheid en leefbaarheid van de samenleving.
De rechtbank stelt voorop dat deze feiten in beginsel een behoorlijke gevangenisstraf zouden rechtvaardigen, van tenminste een of twee jaar. Er zijn echter meer omstandigheden die een rol spelen.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte zich in de afgelopen vijf jaar meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan vergelijkbare strafbare feiten..
De gedragskundige rapportages
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de NIFP-rapportages van psychiater D.J. Vinkers van 23 juli 2024 en psycholoog F.S. van Huis van 26 juli 2024 (verder: de deskundigen). Hieruit volgt dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij wordt snel overvraagd en kan daardoor impulsief licht ontvlambaar reageren. Verdachte neemt zeer weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven en externaliseert sterk. Door zijn licht verstandelijke beperking is hij niet goed in staat om de wereld om hem heen te begrijpen en de gevolgen van zijn gedrag te overzien en gepast te reageren. Verdachte is door zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis gewend om (telefonische) bedreiging en agressie in te zetten als hij het ergens mee oneens is. Zijn vermogen om zijn gedrag te controleren en passende keuzes te maken is beperkt. Hij is niet goed in staat om zich te verplaatsen in de gevoelens en de gedachten van de ander of de gevolgen van zijn handelen in te zien. De bij hem aanwezige verstandelijke beperking en antisociale persoonlijkheidsstoornis hebben in de ten laste gelegde feiten doorgewerkt. Daarom adviseren de deskundigen om deze feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De problematiek van verdachte vraagt om een langdurend en gestructureerde behandeling. De twee jaar die een ISD-maatregel daarvoor biedt, is te kort. Een TBS-maatregel biedt meer tijd en sluit dan ook beter aan bij de benodigde behandeling. Door beide deskundigen wordt geadviseerd om TBS met voorwaarden op te leggen aan verdachte. Daarbij kan volgens de psycholoog een GVM de mogelijkheid bieden om na de TBS-maatregel langdurig toezicht te kunnen houden op bepaalde voorwaarden om een terugval in delictgedrag te voorkomen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 3 oktober 2024. Hieruit volgt dat de reclassering het met de deskundigen eens is dat de behandeling van verdachte het best vormgegeven zou kunnen worden door een TBS-maatregel met voorwaarden. Uit hun onderzoek is echter gebleken dat verdachte alleen bereid is om een behandeling te volgen voor de resterende duur van zijn lopende ISD-maatregel en niet langer, en dat hij al helemaal niet bereid is tot medewerking aan een maatregel van TBS met voorwaarden. Hierdoor lijkt de invulling van een TBS met voorwaarden niet mogelijk, aangezien voor TBS met voorwaarden de instemming en commitment van verdachte is vereist. Daarom adviseert de reclassering negatief over een TBS met voorwaarden. Als de rechtbank toch TBS met voorwaarden oplegt, adviseert de reclassering de volgende voorwaarden: geen strafbare feiten plegen, meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, ambulante behandeling, alcohol- en middelenverbod en meewerken aan controle en het inzetten voor dagbesteding. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht. Daarnaast adviseert zij om een GVM op te leggen.
De beoordeling van de afdoening van de zaak
Verdachte heeft zich in het verleden vele malen schuldig gemaakt aan vergelijkbare feiten als bedreiging, belediging en mishandeling. Telkens als er iets gebeurt waarmee hij het niet eens is, verliest hij de controle en kan hij kennelijk alleen op deze manier uiting geven aan zijn frustraties. De rechtbank stelt voorop dat behandeling nodig is, gezien deze voorgeschiedenis en zijn psychische kwetsbaarheid. Behandeltrajecten in het verleden zijn echter moeizaam verlopen.
Ook is aan verdachte al voor de tweede keer een ISD-maatregel opgelegd. Een ISD-traject, dat standaard twee jaar duurt, verloopt doorgaans in twee fasen. Allereerst opname in een penitentiaire inrichting, waar, zo nodig, een gedragskundige evaluatie en diagnostiek plaatsvindt en alvast, zo mogelijk, een begin wordt gemaakt met behandeling en wordt bekeken waar veroordeelde terecht kan voor de tweede fase. Die bestaat namelijk uit een verblijf in een inrichting of instelling waar op de veroordeelde toegespitste behandeling en begeleiding kan worden geboden. Het hele traject is gericht op het voorkomen van nieuwe recidive na invrijheidstelling.
In het kader van de ISD-maatregel, die nu loopt, is verdachte geplaatst in de P.I. [verblijfplaats] . Eind 2023 is hij voor de tweede fase geplaatst in de FPA [FPA-plaats] . Daar is hij echter weg gelopen op 11 december 2023. Dat was, naar zijn zeggen, wegens buitengewoon slechte verblijfsomstandigheden aldaar. Als gevolg daarvan is hij weer terug geplaatst in de P.I. [verblijfplaats] . Daar heeft hij regelmatig contact met de inrichtingspsycholoog. De P.I. heeft een nieuw behandelplan opgezet en het was de bedoeling dat hij zou worden geplaatst bij Trajectum voor een nieuwe behandelpoging. Die uitplaatsing is echter vertraagd omdat het ministerie eerst de bevindingen van de gedragskundige rapportage in onderhavige strafzaak wilde afwachten. Toen deze rapportages klaar waren, heeft Trajectum alsnog afgezien van opname omdat het de resterende tijd van de ISD-maatregel (het einde is voorzien op 25 juli 2025) te kort vond om een succesvolle behandeling op te zetten.
Binnen de inrichting in [verblijfplaats] zijn er geen incidenten geweest, terwijl er uitdagingen zijn geweest voor verdachte in het kader van zijn emotie- impulsregulatie. Aan de ter zitting gehoorde inrichtingspsycholoog toont verdachte motivatie om zich te laten behandelen. Ook heeft verdachte ter terechtzitting deze motivatie getoond. Hij heeft echter verklaard dat hij dit absoluut niet wil binnen een TBS-maatregel met voorwaarden. De rechtbank zal daarom moeten afwegen wat in dit concrete geval mogelijk is.
TBS-maatregel als behandelkader?
Het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden, zoals geadviseerd door de psychiater en psycholoog en gevorderd door de officier van justitie, is in dit geval niet mogelijk. Dat kan alleen als verdachte zich bereid verklaart tot naleving van de voorwaarden (artikel 38 lid 5 Sr) en in feite dus ook toezegt dat hij meewerkt aan de opname en behandeling. Verdachte heeft echter zonder aarzeling en voorbehoud gezegd niet te zullen meewerken aan een TBS met voorwaarden.
Dan komt de rechtbank uit bij de vraag of een TBS-maatregel met dwangverpleging mogelijk zou kunnen zijn. Ook dit alternatief is genoemd door de officier van justitie. Volgens de wet zou dat kunnen want bij deze TBS-modaliteit is instemming van verdachte niet vereist. De rechtbank acht dit echter niet wenselijk en opportuun en vreest dat dit vooral een volstrekt averechts effect zal hebben. De bewezen verklaarde bedreigingen betreffen beide een ‘bedreiging op afstand’ die niet gepaard gingen met handelingen die de mondelinge bedreiging versterken of die aannemelijk maken dat verdachte de bedreiging ook meteen echt zou hebben uitgevoerd. Dat betekent dat een TBS met dwangverpleging ten hoogste vier jaar kan duren en daarna afloopt. De TBS-maatregel kan vervolgens worden gevolgd door een GVM-maatregel, maar dat biedt geen soelaas voor het hierna te bespreken dilemma. Gezien het aanhoudende capaciteitsprobleem in TBS-klinieken verblijven veroordeelden tegenwoordig eerst vele maanden, soms tot meer dan een jaar, als ‘passant’ in een huis van bewaring, waar geen behandeling wordt ingezet (ook al omdat een HvB daarvoor niet geëquipeerd is). Als verdachte dan uiteindelijk in een TBS-kliniek zou worden geplaatst, gaan ook weer ten minste zes maanden voorbij voor een kennismakingsperiode en het opstellen van behandelplannen. Hier wordt de bijzondere problematiek van verdachte relevant.
“Hij wordt snel overvraagd en kan daardoor impulsief licht ontvlambaar reageren. Verdachte neemt zeer weinig verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven en externaliseert sterk. Door zijn licht verstandelijke beperking is hij niet goed in staat om de wereld om hem heen te begrijpen en de gevolgen van zijn gedrag te overzien en gepast te reageren” aldus de gedragskundige rapportages, hiervoor besproken. Nu verdachte zich onomwonden en fel verzet tegen alles wat met TBS te maken heeft, ook al is dat wellicht op onjuiste en oneigenlijke gronden, is, ook gelet op eerdere mislukte gedragsinterventies en behandelingen, voorzienbaar dat hij in een TBS-kliniek resoluut alle medewerking zal weigeren en dat de opname vooral in het teken zal staan van strijd tegen de regels en de behandelaars. Daarmee is uiteindelijk niemand gebaat.
Wanneer dit wordt afgezet tegen de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten (bedreiging op afstand, ook al draagt feit 1 het etiket van terroristisch misdrijf) is oplegging van een TBS-maatregel met dwangverpleging disproportioneel en niet passend.
Gevangenisstraf met voorwaarden
Wat vervolgens overblijft is het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Dit biedt de beste kans om het gewenste behandeltraject vorm te geven, met de motivatie en medewerking van verdachte.
Alles afwegend zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 270 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 254 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Dit voorwaardelijk deel dient als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen en aan de behandeling zal meewerken. Aan het voorwaardelijk deel van de straf verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden het meewerken aan reclasseringstoezicht, opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en ambulante behandeling. Het is aan verdachte om te laten zien dat hij daadwerkelijk gemotiveerd is om mee te werken aan de behandeling van zijn problematiek. Verdachte moet goed beseffen dat dit zijn laatste kans is om nieuwe langdurige vrijheidsbeneming te voorkomen.
De rechtbank zal niet bevelen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn omdat niet voldaan is aan de vereisten van artikel 14e Sr. Gelet op de aard van de feiten, is geen sprake van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (HR 17 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:863; HR 21 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1239; HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1400).
Wat de rechtbank wil bereiken
De bedoeling van deze beslissingen is dat verdachte eerst het resterende deel van de ISD afmaakt in de P.I. [verblijfplaats] . Daar wordt met behulp van de inrichtingspsycholoog nu al gewerkt aan een vorm van ‘pre-behandeling’ en de bedoeling is hierbij ook de hulp van De Waag in te roepen. Vervolgens kan, als het vonnis onherroepelijk wordt, verdachte aansluitend worden geplaatst in een instelling voor voortzetting van de behandeling op basis van de bijzondere voorwaarden in dit vonnis. Het resterende deel van de ISD-maatregel, in combinatie met de hier opgelegde straf en het daaraan gekoppelde toezicht zou moeten volstaan, mits verdachte meewerkt. Daarom zal de rechtbank geen GVM opleggen aan verdachte.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 254 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
o zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
o zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o de reclassering helpt aan een actuele foto, waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o meewerkt aan huisbezoeken;
o de reclassering inzicht geeft in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
o meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • zich laat opnemen in een forensische kliniek, te bepalen door het IFZ. De opname start direct aansluitend aan de detentie/ISD-maatregel. De opname duurt maximaal 6 maanden of zoveel korter als de behandelaren en de reclassering nodig vinden;
  • zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan het innemen van medicijnen en de controle daarop onderdeel zijn van de behandeling;
  • aansluitend aan zijn klinische opname, indien geïndiceerd, zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en instelling dat nodig vinden en zich daarbij houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • zich laat behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vinden. Daarbij houdt hij zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan het innemen van medicijnen en de controle daarop onderdeel zijn van de behandeling, als de zorgverlener dat nodig vindt.
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland (of een andere reclasseringsinstelling) tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 oktober 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksrnummer ON4R024006, gesloten op 7 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
5.Overzichtsproces-verbaal, p. 10. Dit betreft feit 2.
6.Het proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlage II), p. 31 en 35-38.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2024.
8.Proces-verbaal van aanhouding, p. 65.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 60.