ECLI:NL:HR:2016:1400

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
5 juli 2016
Zaaknummer
14/04704
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bijzondere voorwaarden en dadelijke uitvoerbaarheid in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, onder meer met bijzondere voorwaarden. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de opgelegde bijzondere voorwaarde van een uitingsverbod ten aanzien van de ex-partner en kinderen van de verdachte. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelde dat de bijzondere voorwaarde in strijd was met de wet, omdat deze niet voldeed aan de eisen van precisie en proportionaliteit. De Hoge Raad vernietigde de bijzondere voorwaarde en het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid, maar verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en haalbare voorwaarden in strafzaken, evenals de noodzaak voor de rechter om zorgvuldig te motiveren waarom aan de voorwaarden is voldaan. De zaak illustreert ook de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtszekerheid en het beschermen van de rechten van de verdachte.

Uitspraak

5 juli 2015
Strafkamer
nr. S 14/04704
AJ/CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 augustus 2014, nummer 20/004207-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover daarin als bijzondere voorwaarde een uitingsverbod is opgelegd en voor zover het Hof de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden heeft bevolen, met verwerping van het beroep voor het overige.
2 Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het tweede middel

3.1.
Het middel klaagt onder meer over het door het Hof als bijzondere voorwaarde gestelde uitingsverbod en over het bevel dat de in de bestreden uitspraak vermelde algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
3.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. hij omstreeks de periode van 24 tot en met 25 juli 2012 te Eindhoven [betrokkene 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk medewerkers van Bureau Jeugdzorg te Eindhoven dreigend de woorden toegevoegd: "Dan haal ik de kinderen volgens de omgangsregeling wel uit huis bij [betrokkene 1] en ik sla haar kop in met een hakbijl", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, waarna voornoemde medewerkers voornoemde [betrokkene 1] in kennis hebben gesteld van voornoemde bedreiging;
3. hij in de periode van 25 januari 2012 tot en met 14 maart 2012 te Eindhoven opzettelijk de eer en de goede naam van [betrokkene 2] , medewerker van Bureau Jeugdzorg heeft aangerand door telastlegging van bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel:
- op de site " [...] " de navolgende tekst op internet geplaatst: "Het zal best dat dit botst met de privacy van [betrokkene 3] en [betrokkene 2] , maar ik heb te maken met twee medewerkers van Bureau Jeugdzorg die zich schuldig maken aan kindermishandeling en kindermisbruik (of op z'n minst medeplichtig daaraan zijn), en dan heeft wat mij betreft het maatschappelijk belang voorrang"."
3.2.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden. Het dictum van het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd stelt onder het toezicht van de Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, door of namens deze instelling te geven;
- zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij de reclassering, Leger des Heils, Dr. Berlagelaan 1 te Eindhoven;
- gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met de aan verdachte bekende en bij een algeheel contactverbod belanghebbende personen [betrokkene 1] , geboren [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , [betrokkene 4] , geboren [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] en [betrokkene 5] , geboren [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , een en ander met dien verstande dat onder dit contactverbod niet vallen contacten van of door tussenkomst van de advocaat van verdachte met genoemde personen of contacten met bovengenoemde personen die plaatsvinden door tussenkomst van instanties die betrokken zijn bij de omgangsprocedure of andere gerechtelijke procedures;
- zich gedurende de proeftijd niet zal ophouden in de directe nabijheid - te weten binnen een straal van 200 meter - van de woning van voornoemde [betrokkene 1] , op het moment van het wijzen van dit arrest gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] ;
- gedurende de proeftijd zal meewerken aan een ambulante behandeling bij De Omslag (forensische polikliniek van de GGzE) of een soortgelijke instelling/voorziening;
- zich gedurende de proeftijd op geen enkele wijze uit (in woord, geschrift of beeld, waaronder begrepen alle moderne media) over zijn ex-partner [betrokkene 1] en/of (één van) zijn kinderen [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] , met dien verstande dat veroordeelde zich omtrent zijn voornoemde ex-partner en kinderen mag uiten ten behoeve van de lopende en komende gerechtelijke procedures, alsmede voor zover het betreft de gesprekken met de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en andere instanties, die bij de procedures betrokken zijn. Hierbij wordt wel bepaald dat veroordeelde zich zakelijk en correct dient uit te laten over zijn ex-partner en kinderen.
Geeft de voornoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart de voornoemde algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar."
3.2.3.
Het bestreden arrest houdt onder het opschrift 'Op te leggen straf of maatregel' onder meer het volgende in:
"Bij de straftoemeting heeft het hof in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheden dat:
- de verdachte blijkens het hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2014 eerder onherroepelijk ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden om opnieuw dergelijke delicten te plegen;
- het bewezen verklaarde onder 1 een grote impact heeft gehad op het slachtoffer [betrokkene 1] , zoals zij heeft verwoord in haar ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde slachtofferverklaring;
- de verdachte zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis - voor zover bekend - aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden;
- uit het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapport van GZ-psycholoog drs. B.Y. van Toorn van 14 november 2012 blijkt dat het onder 1 bewezen verklaarde feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend, hetgeen wordt bevestigd in het door voornoemde GZ-psycholoog opgemaakte aanvullende rapport d.d. 24 november 2013. Het hof neemt deze conclusie over.
Alles afwegende, is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals deze door de rechtbank zijn opgelegd, passend en geboden is. Dat het hof ter zake van feit 3 minder bewezen acht dan de rechtbank, doet hieraan niet af.
Anders dan de rechtbank, acht het hof het - in het belang van zowel de betreffende slachtoffers als de verdachte - aangewezen om de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren."
3.3.1.
Een bijzondere voorwaarde als bedoeld in art. 14c, tweede lid onder 14°, Sr dient het gedrag van de veroordeelde te betreffen. Als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht (vgl. HR 26 november 1968, ECLI:NL:HR:1968:AB6079, NJ 1970/123).
3.3.2.
Voor zover het middel klaagt over de door het Hof opgelegde bijzondere voorwaarde dat de verdachte - kort gezegd - zich gedurende de proeftijd op geen enkele wijze uit over zijn ex-partner en zijn kinderen, behoudens ten behoeve van de lopende en komende gerechtelijke procedures en gesprekken met de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en andere instanties die bij de procedures betrokken zijn, slaagt het. Deze door het Hof opgelegde voorwaarde is, gelet op de duur en de mate waarin zij de verdachte in zijn uitingsvrijheid beperkt, in strijd met genoemde bepaling omdat deze voorwaarde niet voldoet aan de hiervoor onder 3.3.1 weergegeven maatstaven. Daarbij heeft de Hoge Raad mede in aanmerking genomen dat de gestelde bijzondere voorwaarde niet voldoende precies is geformuleerd, waardoor zij ook in de weg staat aan uitingen door de verdachte die in het licht van genoemde maatstaven niet ontoelaatbaar moeten worden geacht, waaronder uitingen over zijn ex-partner en zijn kinderen in persoonlijke of medische kring.
3.4.1.
Het middel klaagt voorts over het bevel dat de in de bestreden uitspraak vermelde algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
3.4.2.
Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in art. 14e Sr voorziene uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van art. 14c Sr gestelde bijzondere voorwaarden dan wel het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht kan voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben. Mede gelet daarop zal de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in art. 14e Sr gestelde voorwaarden is voldaan. (Vgl. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:537, NJ 2015/236.)
3.4.3.
Het bestreden arrest voldoet niet aan deze motiveringsverplichting nu uit hetgeen hiervoor onder 3.2.3 is weergegeven niet zonder meer volgt dat de bewezenverklaarde feiten waren gericht tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat er voorts ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk feit zal begaan. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
3.5.
Voor het overige kan het niet middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.6.
De Hoge Raad zal om redenen van doelmatigheid de zaak zelf afdoen en de bijzondere voorwaarde als bedoeld in 3.3.2 en het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid vernietigen.

4.Beoordeling van het derde middel

4.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2.
Het middel is gegrond. Gelet op de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft:
- de bijzondere voorwaarde dat de "veroordeelde zich gedurende de proeftijd op geen enkele wijze uit (in woord, geschrift of beeld, waaronder begrepen alle moderne media) over zijn ex-partner [betrokkene 1] en/of (één van) zijn kinderen [betrokkene 5] en/of [betrokkene 4] , met dien verstande dat veroordeelde zich omtrent zijn voornoemde ex-partner en kinderen mag uiten ten behoeve van de lopende en komende gerechtelijke procedures, alsmede voor zover het betreft de gesprekken met de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg en andere instanties, die bij de procedures betrokken zijn", en
- het bevel dat de in de bestreden uitspraak vermelde algemene en bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 juli 2016.