In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkgever, een besloten vennootschap, en een werknemer, [gedaagde]. De werkgever verzocht om ontbinding op basis van disfunctioneren van de werknemer, maar de kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van disfunctioneren. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer niet adequaat was aangesproken op zijn functioneren en dat er geen duidelijke verbeterpunten waren gecommuniceerd. Hierdoor was er geen grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Daarnaast verzocht de werknemer om vernietiging van een concurrentiebeding dat was opgenomen in zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet rechtsgeldig was, omdat het niet schriftelijk was vastgelegd bij de omzetting van de arbeidsovereenkomst van bepaalde naar onbepaalde tijd. De werkgever had geen verweer gevoerd tegen dit verzoek, waardoor de kantonrechter het concurrentiebeding vernietigde. De proceskosten werden toegewezen aan de werknemer, aangezien de werkgever in het ongelijk was gesteld.