Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.De procedure
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 april 2024.
2.De kern van de zaak
3.De verdere feiten
gezamenlijk opdracht te geven aan de door hen of - bij gebreke van overeenstemming door de hiervoor genoemde notaris - te benoemen
opdracht te geven een bodemprijs te hanteren en deze zo nodig te verlagen conform de instructie van de makelaar, die daartoe naar beste weten partijen zal moeten instrueren;
al datgene te verrichten respectievelijk na te laten wat op instructie van de makelaar noodzakelijk is om tot verkoop en eigendomsoverdracht te komen;
mee te werken aan de ondertekening van de verkoopovereenkomst en medewerking te verlenen aan de notariële eigendomsoverdracht (levering) en indien van toepassing de doorhaling van beslagen en hypotheken;
medewerking te verlenen aan de betaling uit de verkoopopbrengst van de daarop vallende kosten, waaronder de makelaarscourtage;
gezamenlijk aan de notaris die belast is met de overdracht van de woning opdracht te geven de netto-verkoopopbrengst bij helfte te verdelen en aan partijen uit te keren.
BEVEL GEDAAN
D. OM BINNEN TWEE WEKEN NA HEDEN gezamenlijk (requirante en gerequireerde) een deskundige aan te wijzen welke de waarde zal inschatten van de antieke wandklok, de twee hoekstoeltjes, het zilveren bestek van vader, de statenbijbel, de Russische Matroesjka
Geachte [ged in conv/eis in reconv] ,
4.Het geschil
5.De beoordeling
veroordeelt [eis in conv/verw in reconv] mee te werken aan de verdeling zoals het hof die heeft gelast” is dat [eis in conv/verw in reconv] een coöperatieve opstelling moet hebben gericht op het voortvarend afwikkelen van de gelaste verdeling. Door zaken te traineren en naar Afrika te gaan zonder goed bereikbaar te zijn, in het bijzonder niet voor de notaris, is van een coöperatieve opstelling geen sprake. [ged in conv/eis in reconv] noemt daarnaast drie onderdelen van de verdeling waaraan [eis in conv/verw in reconv] volgens haar niet heeft meegewerkt zodat zij dwangsommen heeft verbeurd. Als eerste gaat het om de verkoop van de [adres woningen] (punt 3.5 van de beslissing van het gerechtshof, zie r.o. 3.1). Volgens [ged in conv/eis in reconv] heeft [eis in conv/verw in reconv] de makelaar onheus bejegend. De dwangsommen zou [eis in conv/verw in reconv] hebben verbeurd vanaf 6 december 2023, toen [eis in conv/verw in reconv] de notaris weliswaar heeft bericht maar geen bodemprijs heeft genoemd terwijl dit wel gevraagd was. De bodemprijs die [eis in conv/verw in reconv] op 25 januari 2023 heeft genoemd zou onrealistisch hoog zijn, hetgeen volgens [ged in conv/eis in reconv] gelijk staat aan niet meewerken.
Het derde en laatste onderdeel dat [ged in conv/eis in reconv] noemt is dat [eis in conv/verw in reconv] niet de volledige administratie van erflaatster aan haar heeft verstrekt (onderdeel 6 van de beslissing van het gerechtshof, zie r.o. 3.1).
op de kortst mogelijke termijn” [adres woningen] moeten verkopen door opdracht te geven aan een – eventueel door de notaris benoemde – makelaar en dat zij daarbij een bodemprijs moeten hanteren. [eis in conv/verw in reconv] had daarom op korte termijn na 11 november 2022 een bodemprijs moeten noemen. Ook heeft [ged in conv/eis in reconv] onbetwist aangevoerd dat al voor 6 december 2022 door de makelaar aan partijen is verzocht om een bodemprijs te noemen. De stelling van [ged in conv/eis in reconv] dat [eis in conv/verw in reconv] dwangsommen heeft verbeurd vanaf 6 december 2022 vindt daarom steun in de feiten. Op 25 januari 2023 heeft een bodemprijs genoemd van € 2.250.000,00. Deze prijs is volgens [ged in conv/eis in reconv] onrealistisch hoog zodat dit gelijk staat aan niet meewerken. Daarin volgt de rechtbank [ged in conv/eis in reconv] niet. De rechtbank is van oordeel dat de strekking van het arrest van gerechtshof is dat de makelaar de leiding heeft bij het verkopen van de woning. Uit het arrest volgt dat de makelaar aan [eis in conv/verw in reconv] de instructie had kunnen geven om de bodemprijs te verlagen, maar nergens blijkt uit dat hij dit heeft gedaan. Daarom kan [eis in conv/verw in reconv] niet worden tegengeworpen dat zij een wellicht onrealistische bodemprijs heeft genoemd.
of u op bovenstaande data beschikbaar bent voor het bijwonen van de taxatie”. [eis in conv/verw in reconv] heeft per e-mail van 6 december 2022 hierop gereageerd: “
die datums zal niet gaan, daar ik in Afrika ben”. Dit is een reactie op het verzoek van de notaris, daarmee heeft zij geen dwangsommen verbeurd. Uit de strekking van het arrest kan niet worden afgeleid dat [eis in conv/verw in reconv] aanwezig moet zijn bij de taxatie, daarom is het enkele feit dat zij in Afrika was onvoldoende om te komen tot het oordeel dat [eis in conv/verw in reconv] niet meewerkt aan de taxatie. Volgens [ged in conv/eis in reconv] heeft [eis in conv/verw in reconv] niet meegewerkt aan de taxatie door niet in te stemmen met de door de notaris aangewezen taxateur en door te eisen dat ook andere inboedelgoederen getaxeerd zouden moeten worden. Hierin volgt de rechtbank [ged in conv/eis in reconv] niet. Uit [eis in conv/verw in reconv] ’s e-mail van 6 december 2022 blijkt niet dat zij niet instemt met de taxateur. Zij geeft wel aan: “
Het taxeren is niet alleen voor de spullen in het arrest, ook andere spullen”, maar dat kan niet als niet meewerken worden aangemerkt omdat de notaris in de e-mail van 29 november 2022 heeft geschreven dat ook andere spullen getaxeerd kunnen worden: “
De in het arrest van het Hof genoemde zaken kunnen alsdan worden getaxeerd en ook overige door u en uw zuster aan te wijzen zaken”
.De conclusie is dat [ged in conv/eis in reconv] er niet in is geslaagd om aan te tonen dat [eis in conv/verw in reconv] dwangsommen heeft verbeurd vanwege het niet meewerken aan de taxatie. Ten aanzien van de administratie kan [eis in conv/verw in reconv] geen dwangsommen hebben verbeurd omdat het gerechtshof aan die veroordeling geen dwangsom heeft verbonden. Punt 6 van de beslissing van het gerechtshof (zie r.o. 3.1) verwijst namelijk naar r.o. 3.20 van het tussenarrest van 8 februari 2022, waarin het gerechtshof heeft overwogen: “
Het hof zal aan de veroordeling van [eis in conv/verw in reconv] geen dwangsom verbinden. Het hof gaat ervan uit dat [eis in conv/verw in reconv] de administratie die nog aanwezig is zal openleggen ten behoeve van [ged in conv/eis in reconv]”. Het ter beschikking stellen van de administratie is ook geen onderdeel van de verdeling, waar de dwangsom op ziet (punt 7 van de beslissing van het gerechtshof, zie r.o. 3.1).