6.3.De rechtbank stelt vast dat verweerder, zoals is opgetekend de kennisgeving van het bestreden besluit, geen reden ziet voor herziening naar de toekomst, met als motivering dat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Verweerder heeft hiermee echter een onjuist beoordelingskader gehanteerd, omdat uit de hiervoor genoemde rechtspraak volgt dat weliswaar relevante feiten of omstandigheden moeten worden aangedragen, maar niet onder de voorwaarde dat deze
nieuwdienen te zijn. Dit betekent dat het bestreden besluit in zoverre een deugdelijke motivering ontbeert en in zoverre in strijd is met artikel 7.12, eerste lid, van de Awb. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
7. De rechtbank ziet in de dossierstukken van verweerder, de door eiser overgelegde stukken en de beroepsgronden voldoende grondslag om tot een inhoudelijke beoordeling te komen. De rechtbank zal haar oordeel echter beperken tot de vraag of er sprake is van een medische afzakker, wat de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is en welke functie als maatman heeft te gelden. Nadrukkelijk laat de rechtbank de vaststelling van het dagloon buiten de beoordeling, omdat volgens rechtspraak van de CRvB het al dan niet zijn van een medische afzakker niet speelt bij de bepaling van het dagloon, maar enkel bij de bepaling van de maatman.
8. Ter zitting heeft eiser een brief overgelegd van bedrijfsarts E. Rosmalen van Achmea Vitale van 19 november 2020, een bijlage probleemanalyse en re-integratieadvies en een re-integratieadvies van re-integratiedeskundige M. Mestriner van 6 december 2010. Deze stukken waren niet bij de rechtbank bekend, maar omdat verweerder bekend is met deze stukken (zie pagina 3 van het rapport van Haentjes van 30 juli 2020) heeft de rechtbank deze stukken aan het dossier toegevoegd.
9. Bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt als maatman aangemerkt degene die dezelfde arbeid verricht als de laatstelijk verrichte arbeid voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid. Het verschil tussen het maatmanloon en de resterende verdiencapaciteit bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid. Een uitzondering daarop doet zich voor in geval sprake is van een medische afzakker. Dit houdt in dat iemand ten gevolge van ziekte of gebrek lager beloond werk is gaan doen of om medische redenen de arbeidsomvang heeft teruggebracht zonder zich ziek te melden. In dat geval wordt afgeweken van het uitgangspunt dat het laatste werk voor intreding van de arbeidsongeschiktheid maatgevend is en wordt de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het verleden gelegd. Ingevolge artikel 64, elfde lid van de Wet WIA kan deze terugwerking niet verder dan 52 weken voor de aanvraag worden vastgesteld.
10. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de CRvB blijkt dat eiser voldoende medische onderbouwing moet overleggen om aannemelijk te maken dat aan de urenvermindering een objectieve medische noodzaak ten grondslag lag, op grond waarvan hij als een medische afzakker moet worden aangemerkt. De noodzaak om minder uren te gaan werken moet voortvloeien uit bijvoorbeeld een advies van of uit overleg met de behandelend arts van eiser of de bedrijfsarts.Een dergelijk advies moet vrij expliciet zijn, dat wil zeggen dat sprake moet zijn van duidelijke medische gegevens waaruit de aard en ernst van de klachten moet blijken op grond waarvan een urenbeperking moest worden aangenomen.Verder blijkt uit de jurisprudentie van de CRvB dat voor het aannemen van een eerdere eerste arbeidsongeschiktheidsdag niet bepalend is wanneer de met de ziekte of ziektes samenhangende klachten zich voor het eerst bij iemand openbaarden, maar sinds wanneer diegene ten gevolge van die klachten niet meer in staat was tot het verrichten van zijn werkzaamheden in de voor hem normale omvang.