ECLI:NL:CRVB:2020:2634

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
19/1690 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van het dagloon en eerste arbeidsongeschiktheidsdag in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) had aangevraagd, was het niet eens met de vaststelling van zijn dagloon en de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de eerste arbeidsongeschiktheidsdag correct heeft vastgesteld op 29 februari 2016, gebaseerd op gegevens van de bedrijfsarts en de aanvraag van de appellant. De Raad oordeelde dat de stelling van de appellant dat hij om medische redenen minder uren is gaan werken niet voldoende was onderbouwd met objectieve medische gegevens. De Raad benadrukte dat de status van 'medische afzakker' niet relevant is voor de bepaling van het dagloon, maar enkel voor de maatman. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van griffier H.S. Huisman.

Uitspraak

19.1690 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
18 maart 2019, 18/1830 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 28 oktober 2020
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft [X.] hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door [X.]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 25 januari 2018 heeft het Uwv appellant na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 26 februari 2018 een uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. Het dagloon is daarbij vastgesteld op € 65,13.
1.2.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 april 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat de eerste ziektedag 29 februari 2016 is. Dit is gebaseerd op gegevens van de bedrijfsarts, de aanvraag van appellant en de medische beoordeling. Niet is aannemelijk gemaakt dat de eerste ziektedag onjuist is vastgesteld. De voor het vaststellen van het dagloon bepalende referteperiode loopt dan van 1 februari 2015 tot en met 31 januari 2016.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat het Uwv terecht is uitgegaan van 29 februari 2016 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag en van de juiste referteperiode. Dat het Uwv is uitgegaan van onjuiste inkomstengegevens is niet gebleken.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij al vanaf 2014, toen hij geconfronteerd werd met herplaatsing en boventalligheid, zijn werkzaamheden niet meer kon volhouden. Daarna is hij nog twee keer boventallig verklaard. Daarom is hij minder uren gaan werken. Hij heeft daarbij verwezen naar de in beroep overgelegde informatie van birdView.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het dagloon van appellant terecht is vastgesteld op € 65,13. Daarvoor is bepalend of de eerste arbeidsongeschiktheidsdag terecht is bepaald op
29 februari 2016.
4.2.
Evenals de rechtbank beantwoordt de Raad die vragen bevestigend. Uit het in beroep overgelegde overzicht ziekteverzuim blijkt dat appellant na 3 juli 2013, zich (pas) op 29 februari 2016 weer heeft ziek gemeld. De bedrijfsarts meldt in de probleemanalyse als eerste arbeidsongeschiktheidsdag 29 februari 2016. Bij zijn aanvraag om een WIA-uitkering geeft appellant als eerste arbeidsongeschiktheidsdag eveneens 29 februari 2016 op. Deze datum wordt ook genoemd in het arbeidsdeskundig advies van Incentivo. Uit het rapport van de arts van het Uwv van 23 januari 2018 blijkt niet van eerdere aansluitende ziekteperioden. De psychiater en psycholoog van birdView kunnen niet zeggen hoe en in welke mate het functioneren van appellant voor 2014 beperkt was.
4.3.
De stelling van appellant dat hij om medische redenen minder uren is gaan werken slaagt niet, reeds omdat die stelling niet met medisch objectieve gegevens onderbouwd is. Voor zover appellant daarmee bedoeld heeft dat hij is aan te merken als een medische afzakker, overweegt de Raad dat het al dan niet zijn van een medische afzakker niet speelt bij de bepaling van het dagloon, maar enkel bij de bepaling van de maatman. Zoals de Raad eerder heeft uitgesproken (uitspraak van 18 maart 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP8458) zijn maatmanloon en dagloon niet hetzelfde; het gebruik ervan is gebaseerd op verschillende wettelijke bepalingen en zij dienen ook niet dezelfde doelen. Ook de wijze van indexeren is niet dezelfde.
4.4.
Uit 4.2 en 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van H.S. Huisman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2020.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) H.S. Huisman