ECLI:NL:RBGEL:2023:6708

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
10704487 \ HA VERZ 23-46
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • F.M.TH. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een docent wegens (seksueel) grensoverschrijdend gedrag en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak heeft de kantonrechter geoordeeld over de rechtsgeldigheid van het ontslag op staande voet van een docent, [verzoeker], door [Verwerende partij]. Het ontslag was gebaseerd op beschuldigingen van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, waaronder ongewenste aanrakingen en ongepaste opmerkingen. De procedure begon met een verzoek van [verzoeker] om een transitievergoeding en een verklaring voor recht dat er geen dringende reden voor ontslag was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de meldingen van grensoverschrijdend gedrag niet voldoende waren om een dringende reden voor ontslag te rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] recht had op een transitievergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was. De rechter heeft ook de proceskosten toegewezen aan [Verwerende partij].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer / rekestnummer: 10704487 \ HA VERZ 23-46
Beschikking van 30 november 2023
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. I.M.H. Bloemen,
tegen
[Verwerende partij],
te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het voorwaardelijk tegenverzoek,
hierna te noemen: [Verwerende partij] ,
gemachtigde: mr. C. de Bruin.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk zelfstandig verzoek
- de brief met aanvullende producties namens [verzoeker] van 27 oktober 2023
- de aanvullende producties namens [Verwerende partij] van 30 oktober 2023
- de aanvullende productie namens [Verwerende partij] van 1 november 2023.
1.2.
De zaak is mondeling behandeld op de zitting van 2 november 2023. Verschenen zijn [verzoeker] , bijgestaan door mr. Bloemen, en [naam 1] (directeur onderbouw, hierna: [naam 1] ) en [naam 2] (directeur bedrijfsvoering, hierna: [naam 2] ) namens [Verwerende partij] , bijgestaan door mr. De Bruin. Mr. Bloemen en mr. De Bruin hebben allebei een pleitnota voorgedragen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat verder tijdens de zitting is besproken.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , treedt met ingang van 1 augustus 2006 voor onbepaalde tijd in dienst bij [Verwerende partij] in de functie van docent LB Muziek, science en denklessen op basis van een arbeidsovereenkomst met een werktijdfactor van 0,7.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO VO van toepassing.
2.2.
Op 18 september 2020 ontvangt [verzoeker] van de roostermaker van een andere middelbare school in Nijmegen, die hij kent van het door hem geleide jeugdorkest, een whatsappbericht dat er een zeer ongepast bericht met filmpje over hem rondging onder leerlingen van verschillende middelbare scholen. [verzoeker] neemt telefonisch contact op met de ouders van [naam 3] , de leerling die het filmpje heeft rondgestuurd. Op 21 september 2020 vindt vervolgens een gesprek plaats op school met [naam 3] en haar ouders, waarbij [verzoeker] en [naam 1] aanwezig zijn.
2.3.
Op 23 september 2020 stuurt de moeder van [naam 3] een e-mail aan [verzoeker] (op dat moment de mentor van [naam 3] ) en [naam 1] , waarin zij schrijft:
“Hebben jullie een idee wat er in de klas door de meisjes aan [naam 3] werd gevraagd toen zij afgelopen maandag na ons gesprek terug kwam in de klas nadat ze door [verzoeker] was opgehaald? [naam 3] , ben je verkracht….ben je verkracht?
Ik vind dat oprecht ontzettend vervelend voor jou [verzoeker] dat dit dus blijkbaar leeft bij hen en ze zulke vreemde gedachten hebben. Vind het echter ook ontzettend vervelend als moeder dat mijn dochter opgroeit met het idee dat je bang moet zijn voor mannen. Zelfs op je middelbare school…”
2.4.
[naam 4] , schoolmaatschappelijk werker en vertrouwenspersoon, spreekt met [verzoeker] over de ontstane situatie met [naam 3] . [naam 4] heeft op 2 oktober 2020 en medio november 2020 nog vervolggesprekken met [verzoeker] over deze situatie met [naam 3] en over het filmpje.
2.5.
Op 18 maart 2021 komt een melding binnen van [naam 5] via de website van [Verwerende partij] . [naam 5] is geen leerling van [Verwerende partij] en zij krijgt evenmin muzieklessen van [verzoeker] . Zij stelt dat [verzoeker] leerlingen op [Verwerende partij] ongepast heeft aangeraakt en dat hij dit ook bij haar heeft gedaan ongeveer een half jaar geleden. Per e-mail van 23 maart 2020 bevestigt de moeder van [naam 5] bij de vertrouwenspersoon van [Verwerende partij] ( [naam 6] ) de melding van haar dochter. De ouders van [naam 5] hebber ook een gesprek met de vertrouwenspersoon. [naam 2] heeft vervolgens een gesprek met [verzoeker] .
2.6.
Op 14 oktober 2021 brengt het visitatieteam van de Vereniging Cultuurprofielscholen een bezoek aan de school. Na het bezoek ontvangt de school op 30 oktober 2021 een brief van de voorzitter van de visitatiecommissie waarin staat:
“In aanvulling op onze brief naar aanleiding van de VCPS-visitatie op 14 oktober jl. hechten wij eraan om in een persoonlijk en vertrouwelijk schrijven aan jullie melding te maken van een aan ons geuite klacht van leerlingen. Het betreft het in hun ogen grensoverschrijdend gedrag van een van de docenten, die naar hun mening 'zo dichtbij komt' dat ze zich daar niet comfortabel bij voelen. De klacht kwam onomwonden op tafel in antwoord op onze vraag waarom er zo weinig leerlingen kiezen voor Muziek als eindexamenvak.
Wij hebben [naam 1] aan het eind van de dag hierover al mondeling ingelicht. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid menen wij er goed aan te doen om dit ook schriftelijk bij jullie te melden.”
2.7.
Op 16 december 2021 vindt een gesprek plaats tussen [verzoeker] en [naam 1] , onder begeleiding van [naam 7] (de vervanger van [naam 1] ). Aanleiding voor dat gesprek is dat de interne vertrouwenspersoon en de directeur/bestuurder [naam 1] hebben benaderd naar aanleiding van signalen van leerlingen en de visitatiecommissie dat enkele leerlingen het gedrag van [verzoeker] als ongepast ervaren.
2.8.
In januari 2022 start [verzoeker] een coaching traject bij 1801 Jeugd en Onderwijsadvies met als coach [naam 8] (hierna: de coach). Het onderwerp van de opdrachtbevestiging van het traject is ‘Pedagogisch didactische bekwaamheid en preventie ziekteverzuim voor de heer [verzoeker] ’.
2.9.
Op 21 januari 2022 schrijft [naam 8] , rector-bestuurder van [Verwerende partij] , in een brief aan [verzoeker] :
“Sinds 2019 ontvangt de schoolleiding meldingen over jouw omgang met leerlingen die als ongepast wordt ervaren. Het gaat om meldingen over het kijken naar borsten en billen van vrouwelijke leerlingen, het te dicht staan op vrouwelijke leerlingen en ongewenste aanrakingen. De eerste keer dat met jou hierover is gesproken was op 19 september 2019. De tweede maal was op 21 september 2020, in aanwezigheid van de ouders en de betrokken leerlinge. Jij hebt op deze meldingen gereflecteerd met de vertrouwenspersoon. De schoolleiding heb je toegezegd aandacht te besteden aan de wijze waarop je leerlingen tegemoet treedt.
Op 18 maart 2021 ontvingen wij een derde melding over jou. Het ging dit keer niet om een leerling van school maar om een leerling die jij privé muzieklessen gaf. Ze gaf aan dat zij door jou ook ongewenst zou zijn betast. Ze vroeg de school om in te grijpen en te voorkomen dat meer leerlingen hiermee zouden worden geconfronteerd. Het betreffende meisje was geen leerlinge van het MC, maar zij wilde toch bij de school eer melding doen omdat zij had gehoord dat jij leerlingen van het MC ongepast zou hebben aangeraakt en dat hier niets aan was gedaan. De melding van het meisje werd bevestigd door haar moeder. Naar aanleiding van deze melding heeft opnieuw een gesprek plaats gevonden tussen jou en de vertrouwenspersoon en [naam 1] . Je zei tegen [naam 1] dat het een spookverhaal zou zijn. Je ontkende het meisje onzedelijk te hebben betast. Je zei je te focussen op jouw gedrag/houding in de klas en het contact met leerlingen. Er was volgens jou geen aanleiding voor de zorgen van de schoolleiding.
In november 2021 ontving de schoolleiding een vierde melding van de vertrouwenspersoon dat zich opnieuw drie leerlingen bij haar hadden gemeld met een klacht over jou. Leerlingen vertellen dat jij teveel aandacht geeft aan meisjes, dat je te dichtbij komt. Als zij een stapje naar achteren doen, kom jij opnieuw dichterbij. Je zou staren naar billen van meisjes. Zij zeggen zich hier niet fijn bij te voelen. De leerlingen geven aan dat er meer docenten zijn die mogelijk te dichtbij komen of wel eens een opmerking maken als "wat zie je er mooi uit" maar dat ze dat bij deze docenten toch anders ervaren dan bij jou. Ze gaven aan dat ze de stap naar de vertrouwenspersoon niet genomen hadden als de docent met wie zij hierover hadden gesproken niet gezegd had dat ze naar de vertrouwenspersoon moesten gaan.
Op 16 december 2021 vond naar aanleiding van deze meldingen opnieuw een gesprek met jou plaats.(…)
Niet bekend is of het gaat om andere meldingen die ons al bekend zijn of andere meldingen. Wij vinden echter het grote aantal meldingen door de jaren heen zorgelijk. Ook vinden wij het bijzonder zorgelijk dat meldingen uit verschillende hoek komen. Niet alleen leerlingen doen meldingen, maar ook een leerling van buiten de school, ouders, jouw collega's en zelfs de visitatiecommissie.
Het gaat niet om een op zich zelf staand misverstand tussen jou en een enkele leerling. Sprake is van een patroon, dat voor ons in ieder geval teruggaat tot 2019. Jouw gedrag moet ik beschouwen als seksuele intimidatie van (vrouwelijke)leerlingen.(…)
Ik vind dat we op een punt zijn gekomen dat we er geen doekjes meer om moeten winden en man en paard moeten benoemen. Jouw gedrag is niet alleen onprofessioneel maar ook ontoelaatbaar, zeker voor een docent op een school voor voortgezet onderwijs. Wij hebben jou in december coaching aangeboden. Deze ben je inmiddels gestart. Ik hoop dat deze coaching jou inzichten geeft en jou in staat stelt jouw gedrag aan te passen. Gelet op de strekking van het verslag van het eerste gesprek adviseer ik je om uit de slachtofferrol te kruipen en jouw hulpvraag scherper te formuleren. Centraal zullen moeten staan de meldingen van grensoverschrijdend gedrag van leerlingen en jouw pedagogisch handelen, dat op dit moment ernstig tekortschiet.
Ik hecht eraan te benadrukken dat je jezelf mag beschouwen ais een gewaarschuwd man. Indien ik nieuwe meldingen ontvang, hetzij via de vertrouwenspersoon, hetzij via ouders of derden, dan is een rechtspositionele maatregel aan de orde. Ontslag sluit ik daarbij niet uit. Het is niet mogelijk om een docent op school te handhaven waarover keer op keer door vrouwelijke leerlingen meldingen worden gedaan van handtastelijkheden en staren naar borsten en billen. Ik geef ook hierbij bij voorbaat aan dat ik, indien dat nodig is om de onderste steen boven te krijgen, ik een extern onderzoek zal laten instellen om alle meldingen opnieuw te onderzoeken en binnen de school verder onderzoek te laten doen naar jouw omgang met vrouwelijke leerlingen.(…)”
2.10.
In het verslag van het gesprek dat [verzoeker] , de coach en [naam 1] op 17 februari 2022 hadden schrijft de coach:
“Het begin van het gesprek werd gedomineerd door de intense emoties van [verzoeker] naar aanleiding van de brief van de bestuurder. Hij was overduidelijk erg van streek door de, in zijn ogen, harde woorden en onjuiste feiten in de brief. Hij slaapt er slecht van en oogt vermoeid.
Bij het doorvragen bleek dat het hem dwarszit dat de school hem onvoldoende heeft beschermd ten tijde van de eerste video opname die over hem heeft gecirculeerd. Hij verwijt de school onder meer dat zij onvoldoende onderzocht heeft wat de bron is en wat de precieze aanleiding is voor de meldingen. En daar is, naar zijn zeggen, alles mee begonnen.(…)
Ik heb mijn teleurstelling met [verzoeker] gedeeld dat er een discrepantie is tussen zijn verhaal in het
eerste coaching gesprek (zie verslag) en de inhoud en strekking van de brief. Bij navraag bleek dat
[verzoeker] , naar zijn mening, volledig waarheidsgetrouw met mij zijn beleving van de situatie waarin hij
zich nu bevindt, heeft gedeeld.(…)
[verzoeker] maakt zich zorgen in hoeverre op school bekend is bij collega's wat er rondom zijn persoon speelt. Hij vraagt ernaar bij [naam 1] die hem vertelt welke mensen (namen) betrokken zijn of geïnformeerd zijn. [verzoeker] vraagt om bescherming voor hem als medewerker van de school.(…)”
2.11.
De coach van [verzoeker] schrijft in haar verslag van 22 juni 2022 onder meer:
“(…)Tijdens de coaching en in de lesbezoeken is nergens uit gebleken dat de heer [verzoeker] , bewust of onbewust, meer dan professionele interesse aandacht geeft aan of belangstelling toont voor meisjes. Zoals in de intake met jou al is besproken, kunnen de klachten het gevolg zijn van gevoelens van ongemak bij (jonge) meisjes die worden veroorzaakt door de dominantie in het gedrag en houding. Roddels uit het verleden hebben mogelijk ook de interpretatie van gedrag op voorhand gekleurd.
De rode draad in de coaching is geweest:
• Het versterken van het bewustzijn van de heer [verzoeker] wanneer hij zelf ongemak ervaart, herkennen van gevoelens en aanleidingen hiertoe, en hoe hij daar, met name, op reageert in gedrag en houding.
• Het verkrijgen van inzicht in wat anderen, zowel door meisjes als in algemene zin, (kunnen) ervaren als gevolg van zijn reactie en gedrag.
• Het versterken van het bewustzijn van het effect van context en de omgeving (denk bijvoorbeeld aan waar een gesprek plaatsvindt, de blik van de omstanders, en de hiërarchische verhouding)
In de gesprekken en naar aanleiding van de lesbezoeken hebben we afspraken gemaakt over concreet gedrag met als doel te voorkomen dat heer [verzoeker] ongemak of onveiligheid oproept, dan wel zich bewust is hoe bij omstanders een indruk gewekt kan worden dat aanleiding geeft tot "verhalen". Het gaat dan om aanpassing in de één op één begeleiding in de klas, de individuele mentorgesprekken, de fysieke afstand en het non verbaal reageren op storend gedrag van leerlingen (tot de orde roepen).
In het 5e coaching gesprek heb ik een theoretisch kader geboden, tevens verklaringsmodel, dat de heer [verzoeker] kan helpen om bij zichzelf spanning te signaleren (patroon). De thema's die hem uit zijn comfortzone halen, zijn aan de orde geweest. Het vraagt van hem veel bewustzijn en inzet om, juist in een situatie van innerlijke spanning, objectief te blijven waarnemen wat er bij anderen gebeurt. Binnen het kader van coaching is het bewustzijn hiervan het maximaal haalbare.
Iemand die hem vertrouwt en die hij zelf kan en wil vertrouwen binnen de school, en met wie hij bereid is zijn innerlijke spanning te delen, zal hem zeker helpen om zich prettiger te voelen in de school.
(…)
Mijn voorstel is (zoals reeds besproken) om nog éénmaal een dagdeel te observeren, dit na te bespreken en dan het traject af te sluiten.”
2.12.
Het coaching traject wordt in oktober 2022 afgesloten.
2.13.
Op 23 december 2022 ontvangt [Verwerende partij] een klacht van de moeder van leerling [naam 10] :
“Leraar heeft buiten de school foto’s van [naam 10] gemaakt. (20-12, dinsdag) Leuk voor je vader zei hij erbij. [naam 10] kreeg een boete van de politie. Dit was het begin van een situatie die niet stopt en waar [naam 10] last van heeft. Leraar komt er in de les steeds op terug en blijft doorgaan.
Ik heb [naam 10] de opdracht gegeven, het verhaal over de foto’s of video’s, dat weten we niet, te negeren.
Zelfs toen hij na de les naar buiten liep kreeg hij nog de opmerking; belachelijk dat je niet reageert [naam 10] .
Heel knap heeft [naam 10] geen reactie gegeven Wat de leraar allemaal heeft gezegd kan echt niet. Maar, ik wil dat dit stopt.
Ik leer mijn kinderen bij nare dingen die om hun heen gebeuren, GEEN foto's en filmpjes te maken. Volgens mij is dit ook het schoolbeleid. Zeker als de politie al iets doet.”
[naam 11] (schoolleider bovenbouw, hierna: [naam 11] ) heeft een gesprek met de ouders van [naam 10] , [naam 10] en [verzoeker] naar aanleiding van de mail.
2.14.
De ouders van een leerling ( [naam 12] ) van [Verwerende partij] sturen op 25 mei 2023 de volgende e-mail aan [naam 11] :
“ [naam 12] komt de laatste weken regelmatig overstuur thuis met berichten over het gedrag van muziekdocent [verzoeker] , zowel tegenover [naam 12] als haar medeleerlingen. Als daar tenminste een kern van waarheid in zit, hebben we het over gedragingen die we als zeer problematisch ervaren:
• In de les wordt nauwelijks uitleg gegeven over de stof. "Zoek maar op!" is het antwoord op inhoudelijke vragen.
• Problemen met de planning van een PTA-toets, wat veel onduidelijkheid en stress geeft.
• Nalaten fouten in de digitale beoordeling van diezelfde PTA-toets te corrigeren en vervolgens zeggen dat hij niet weet of het cijfer nog aangepast kan worden (wat in het geval van [naam 12] 0,6 punten scheelt; het cijfer is tot op heden, twee weken later, nog niet aangepast.)
• Tegen andere leerlingen zeggen dat ze [naam 12] met rust moeten laten, omdat ze mentaal niet in orde is.
• Schofferen van [naam 12] , soms ook tegenover andere kinderen in de klas, bijvoorbeeld door te zeggen: "Waarom doe je zo gefrustreerd; denk eens na wat dat met mij doet." ; "Je bent een onverantwoordelijke leerling!"; als [naam 12] gestresst raakt bij een toets: "Hoe wil je het gaan halen als het zo gaat?"; als [naam 12] iets niet begrijpt: "Je kan toch gewoon tellen?" Enzovoort.
Met name de laatstgenoemde punten betreffen wat ons betreft grensoverschrijdend gedrag dat vraagt om maatregelen. [naam 12] heeft dit zelf aangekaart bij [naam 13] , haar mentor, die ons vervolgens heeft geadviseerd deze melding bij u te doen.
Het spijt ons dat dit nodig is, maar hopen dat de ontstane situatie adequaat opgelost kan worden. [naam 12] staat zelf ook achter deze melding, maar maakt zich wel zorgen om de consequenties daarvan en haar veiligheid. Uiteraard zijn we te allen tijde `bereid om binnenkort naar school te komen om hierover te praten.”
2.15.
[naam 1] stuurt de mail van de ouders van [naam 12] op 6 juni 2023 door aan [verzoeker] met het verzoek om meteen na ontvangst van die mail naar het kantoor van [naam 1] te komen. [verzoeker] voldoet aan dit verzoek. In het kantoor van [naam 1] is op dat moment ook [naam 2] aanwezig. [verzoeker] wordt verteld dat [Verwerende partij] zich zal beraden over de consequenties die de mail zal hebben. Een vervolggesprek wordt gepland voor 9 juni 2023.
2.16.
Op 9 juni 2023 vindt een gesprek plaats tussen [verzoeker] , [naam 1] en [naam 2] waarin [naam 1] en [naam 2] te kennen geven aan [verzoeker] dat [Verwerende partij] heeft besloten over te gaan tot schorsing van [verzoeker] . [naam 9] stuurt [verzoeker] op 14 juni 2023 een brief waarin zij schrijft:
“Hierbij bevestigen wij het gesprek dat op 9 juni jl. plaatshad met de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] . Aanleiding voor dit gesprek waren de nieuwe meldingen die uw leidinggevende heeft ontvangen betreffende (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van u richting leerlingen en collega's. Het gaat wederom om meldingen over onder meer het kijken naar borsten en billen van leerlingen, het te dicht staan op leerlingen en ongewenste
aanrakingen. Verder vertoont u verbaal grensoverschrijdend gedrag jegens collega's, die u kleineert en op ernstige wijze schoffeert.
U bent op 21 januari 2022 met klem gewaarschuwd dergelijk gedrag voortaan achterwege te laten. Ook is toen aangekondigd dat bij een herhaling van dergelijk ongewenst gedrag rechtspositionele maatregelen zullen worden getroffen. [Verwerende partij] zal dan ook een extern onderzoek instellen om de nieuwe meldingen van (seksueel)grensoverschrijdend gedrag te laten onderzoeken en een besluit te nemen over
uw positie. Over het verloop van dit onderzoek zult u op korte termijn nader worden geïnformeerd.
Besluit opleggen schorsing ex artikel 10.7 lid 1 CAO VO
Tijdens voornoemd gesprek heeft de heer [naam 1] aangegeven dat is besloten over te gaan tot schorsing ex artikel 10.7 lid 1 CAO VO. [Verwerende partij] is van mening dat een schorsing met onmiddellijke ingang in het belang van de instelling, als ook in uw eigen belang, dringend noodzakelijk is. U bent u in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. U heeft aangegeven dat u van slag bent door de schorsing, maar ook dat de schorsing u tijd geeft om tot uzelf te komen en dat dit de meest positieve wijze is om ernaar te kijken.
(…)
In het belang van een goed en zorgvuldig onderzoek naar de meldingen heeft [Verwerende partij] eveneens het voornemen om uw schorsing ex artikel 10.7 lid 2 sub f CAO VO te verlengen voor de duur van drie maanden. U zult voor die verlengde schorsingsperiode eveneens worden ontheven uit uw functie en u hebt alsdan ook geen toegang tot de school zonder toestemming daartoe. Ook zult u zich in die periode moeten
onthouden van elk contact met collega's, leerlingen en/of ouders.(…)”
2.17.
Op 19 juni 2023 meldt [verzoeker] zich ziek.
2.18.
Op 23 juni 2023 stuurt [naam 9] een mail naar alle ouders/verzorgers van leerlingen van [Verwerende partij] waarin zij schrijft:
"Hierbij informeer ik u dat ik een extern onderzoeker heb gevraagd onderzoek uit te voeren naar meldingen van (onder andere) leerlingen over door hen ervaren ongewenst gedrag van een van onze docenten.
Ik benadruk dat zolang het onderzoek loopt ik geen conclusies trek over het gedrag van de betrokken docent. Dat betekent dat de geruchten die in de wandelgangen rondgaan over zijn ontslag onjuist zijn.
Ook veel andere verhalen die ik opvang onder leerlingen berusten op onwaarheden. De verhalen die nu de ronde doen zorgen voor onnodige onrust onder leerlingen en hun ouders. Deze onrust is niet nodig. Tot het onderzoek is afgerond kan ik echter geen nadere informatie verstrekken vanwege de vertrouwelijkheid van het onderzoek. Ook over het verdere vervolg na het onderzoek kan ik geen informatie verstrekken. "
2.19.
[Verwerende partij] schakelt [naam 14] in om onderzoek te doen naar aanleiding van de meldingen over [verzoeker] . In haar eindverslag d.d. 13 juli 2023 schrijft [naam 14] :
“Aanleiding onderzoek
Het Montessoricollege heeft een aantal signalen en meldingen ontvangen over het gedrag
van de heer [verzoeker] . Het gaat daarbij om de volgende signalen/meldingen:
- Een medewerker heeft gemeld dat de heer [verzoeker] regelmatig oncollegiaal, denigrerend, dreigend en boos op hem en collega-conciërges reageert.
- Een leerling heeft (via haar ouders) melding gemaakt van opmerkingen die de heer [verzoeker] maakt over en tegen haar die door haar als schofferend worden ervaren.
- Een medewerker heeft gemeld dat de heer [verzoeker] , sinds de heidagen van de cultuurstroom waarin zij de samenwerking met de heer [verzoeker] aan de orde had gesteld, steeds met felle ogen op haar afloopt en niets zegt. Zij ervaart dat als zeer vernederend. Zij meldt tevens dat de heer [verzoeker] niet bereid is zijn gedrag aan te passen en rekening te houden met anderen en is volgens haar een intimiderend arrogant en kleinerend persoon geworden.
- Een leerling, heeft (via zijn ouders) gemeld dat de heer [verzoeker] buiten de school foto's van hem heeft gemaakt terwijl hij een bekeuring kreeg van een politieagent. "Leuk voor je vader" zou de heer [verzoeker] daarover tegen hem hebben gezegd. Sindsdien komt de heer [verzoeker] hierop steeds terug en hij blijft daarmee doorgaan.
- Een leerling zou door de heer [verzoeker] meerdere malen bij haar heupen zijn vastgepakt
op de manier dat iemand in de weg staat.
- Een leerling zou door de heer [verzoeker] over haar been gewreven zijn.
Doel van het onderzoek
Vaststellen of de verweten gedragingen hebben plaatsgevonden.
(…)
Eindconclusie
Uit de gesprekken die ik met leerlingen, collega's en ouders heb gevoerd, in samenhang met
de (door de heer [verzoeker] verstrekte) verslagen van [naam 8] , kom ik tot de volgende conclusies:
Het is aannemelijk dat de heer [verzoeker] (vrouwelijke) leerlingen, ook afgelopen half jaar, heeft aangeraakt op een manier die door hen als onprettig werd ervaren, ondanks het feit dat de heer [verzoeker] slechts de bedoeling had de leerlingen aan te moedigen/te complimenteren (klopje op het bovenbeen van een leerling) of een vrije doorgang te bewerkstelligen (de heup aanraken).
De heer [verzoeker] heeft een foto gemaakt van [naam 10] terwijl hij een bekeuring ontving van de politie. Dit voorval heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden en is onderwerp geweest van een gesprek met de ouders van [naam 10] . De heer [verzoeker] heeft daarin erkend dat het niet handig was.
De heer [verzoeker] laat soms openlijk zijn irritatie over situaties binnen de school blijken. Dit leidt bij leerlingen en collega's soms tot een onprettig of onveilig gevoel. De wijze van communiceren van de heer [verzoeker] wordt door sommige leerlingen, collega’s en ouders van leerlingen als respectloos, (te) direct en/of dominant ervaren.
Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de heer [verzoeker] vrouwelijke leerlingen voortrekt enkel omdat het vrouwelijke leerlingen zijn.
Leerlingen die muziek als examenvak hebben gekozen ontvangen onvoldoende begeleiding voor het vak. De heer [verzoeker] deelt dit oordeel maar is van mening dat dit te wijten is aan het feit dat er maar één uur is ingeroosterd.
Het is aannemelijk dat de 'verhalen' die over de heer [verzoeker] rondgaan, van invloed zijn op de wijze waarop zijn gedrag wordt ervaren en/of geïnterpreteerd.
Aan bovenstaande conclusies verbind ik geen kwalificaties in de zin van grensoverschrijdend of ontoelaatbaar gedrag. Het is aan de schoolleiding om het gedrag te kwalificeren en te beoordelen en daar al dan niet gevolgen aan te verbinden.”
2.20.
Bij brief van 14 juli 2023 schrijft [naam 9] aan [verzoeker] :
“Zoals in mijn brief aan u van 14 juni jl. aangekondigd, heeft er een extern onderzoek plaatsgevonden naar
de nieuwe meldingen over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van u richting leerlingen en collega's.
Deze nieuwe meldingen zien op het afgelopen (circa) half jaar en bestaan in de kern uit het aanraken van
vrouwelijke leerlingen en het kijken naar hun billen en borsten, het maken van geïrriteerde en denigrerende
opmerkingen richting collega's en leerlingen, het te weinig begeleiding bieden aan leerlingen die muziek
als examenvak hebben gekozen maar nog niet in de examenklas zitten en het maken van onderscheid
tussen vrouwelijke en mannelijke leerlingen. Dit onderzoek is uitgevoerd door [naam 14] .
Eindverslag onderzoek en conclusies
Op 13 juli jl. heb ik het eindverslag van het onderzoek (zie bijlage) ontvangen en hieruit is onder meer naar
voren gekomen dat het aannemelijk is dat u:
- ( vrouwelijke) leerlingen, ook afgelopen half jaar, heeft aangeraakt op een manier die door hen als onprettig werd ervaren, zoals het aanraken van het bovenbeen en het vastpakken van de heupen;
- buiten school een foto van leerling [naam 10] heeft gemaakt;
- soms openlijk uw irritaties over de situaties binnen de school laat blijken waardoor dit bij leerlingen en collega's tot een onprettig of onveilig gevoel leidt;
- op een wijze communiceert wat door sommige leerlingen, collega's en ouders van leerlingen als respectloos, (te) direct en/of dominant wordt ervaren;
- te weinig begeleiding biedt aan leerlingen met muziek als examenvak.
Eerdere meldingen en waarschuwing
Op 21 januari 2022 bent u al met klem gewaarschuwd dergelijk gedrag voortaan achterwege te laten. Ook
bent u gewaarschuwd voor rechtspositionele gevolgen bij herhaald gedrag. De aanleiding van deze
waarschuwing waren meldingen over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag vanaf 2019. Deze meldingen
bestaan uit:
- het kijken naar borsten en billen van vrouwelijke leerlingen;
- het te dicht op vrouwelijke leerlingen staan (doen zij een stapje naar achter, doet u er een naar voren);
- ongewenste aanrakingen van vrouwelijke leerlingen, een van de meldingen is van een vrouwelijke leerlinge van school die privé muzieklessen van u krijgt;
- het maken van opmerkingen zoals 'wat zie jij er mooi uit' tegen vrouwelijke leerlingen;
- een melding vanuit de visitatiecommissie dat leerlingen muziek niet als examenvak kiezen omdat zij uw gedrag ongepast en grensoverschrijdend vinden.
Hier zijn vanaf 2019 verschillende gesprekken met u over gevoerd, u hebt met de vertrouwenspersoon
kunnen spreken en u hebt een coach toegewezen gekregen om u te helpen uw gedrag aan te passen c.q.
te wijzigen en u handvaten te geven om bepaalde situaties in de klas (zoals bijvoorbeeld een op een) te
voorkomen. Ondanks deze intensieve begeleiding van de coach en de waarschuwing, hebt u weer (seksueel)
grensoverschrijdend gedrag vertoond.
Uw zienswijze/verweer
Net als bij de eerdere meldingen (2019 - begin 2022) over uw (ongepaste) gedrag van leerlingen, collega's
en ouders van leerlingen, hebt u (kort gezegd) aangegeven dat u met de aanrakingen van vrouwelijke
leerlingen enkel de bedoeling zou hebben deze leerlingen te complimenteren/aan te moedigen. Ook hebt
u aangegeven dat de 'verhalen' die over uw gedrag rondgaan van invloed zijn op de wijze waarop uw gedrag
door leerlingen, hun ouders en collega's wordt ervaren. U hebt erkend dat u regelmatig geïrriteerd bent en
dat u dan gedrag vertoond waar anderen last van kunnen hebben. Het is niet persoonlijk bedoeld. Voor het
overige verwijs ik u naar bijgaand onderzoeksverslag waarin uw zienswijze is verwoord.
U ervaart uw gedragingen kennelijk niet als grensoverschrijdend en of ongepast en u ziet deze gedragingen
als een 'normale' omgangsvorm met (vrouwelijke) leerlingen. Dit is voor [Verwerende partij]
onaanvaardbaar.
Dringende reden voor ontslag
Ik ben van mening dat de hiervoor genoemde omstandigheden en of gedragingen, ieder voor zich, alsmede
gezamenlijk, in hun onderlinge samenhang een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet
als bedoeld in artikel 7:678 BW. U hebt bovendien ernstig verwijtbaar gehandeld.
Naast bovenstaande feiten hebben wij bij ons voornemen om over te gaan tot ontslag op staande voet
rekening gehouden met uw verklaringen (zoals onder meer opgenomen in het eindverslag) en alle overige
(persoonlijke) omstandigheden, waaronder het feit dat ontslag op staande voet betekent dat u per direct
geen inkomsten meer hebt. Uw gedrag is echter dermate onaanvaardbaar, dat van [Verwerende partij]
niet kan worden verwacht dat uw arbeidsovereenkomst wordt voortgezet.
Beëindiging met wederzijds goedvinden
[Verwerende partij] biedt u de gelegenheid om een ontslag op staande voet te voorkomen.
Indien u uiterlijk op maandag 17 juli 2023 voor 16.00 uur de beëindigingsovereenkomst ondertekend aan
ons retourneert of bij ons inlevert en mits u zich niet beroept op de daarin opgenomen wettelijke
bedenktermijn van twee weken, eindigt de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.
Indien u echter niet aan deze twee voorwaarden voldoet, vervalt het aanbod op 17 juli 2023 en wordt u
alsnog op staande voet ontslagen. Een ontslag op staande voet betekent dat de arbeidsovereenkomst met
onmiddellijke ingang eindigt en dat u geen aanspraak kan maken op een werkloosheidsuitkering.
Forfaitaire schadevergoeding
[Verwerende partij] maakt aanspraak op de wettelijk forfaitaire schadevergoeding ex artikel
7:677 lid 2 BW. De forfaitaire schadevergoeding zal worden verrekend met de eindafrekening.(…)”
2.21.
Op 17 juli 2023 reageert de gemachtigde van [verzoeker] op de brief van 14 juli 2023. Zij schrijft onder andere dat geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Daarnaast doet zij een voorstel tot een minnelijke regeling. [Verwerende partij] reageer afwijzend op het voorstel en bevestigt het ontslag.
2.22.
[verzoeker] wordt in september 2023 door zijn huisarts doorverwezen naar een GZ-psycholoog, bij wie hij op 24 oktober een intake volgt. De psycholoog stelt bij [verzoeker] de diagnose ‘andere gespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis’ en schrijft hierover:
“De ernst van de psychiatrische klachten in combinatie met de cognitieve problemen maakt zijn belastbaarheid nu uiterst beperkt. Het arbeidsconflict waarin client nu is belang onderhoudt zijn klachten.
(…)
Client krijg een op trauma gerichte behandeling middels EMDR en cognitieve gedragstherapie.(…)”
2.23.
Op 16 oktober 2023 ontvangt [Verwerende partij] een verklaring van leerlinge [naam 15] waarin [naam 15] schrijft dat [verzoeker] een angstcultuur heeft neergezet tijdens zijn lessen en dat zijn lessen niet fijn waren “op het seksueel overschrijdende gebied” en [verzoeker] een keer tijdens zijn uitleg in de muziekles de hele tijd naar haar borsten keek.
2.24.
Op 25 oktober 2023 ontvangt [Verwerende partij] een aanvullende anonieme verklaring van een leerlinge over [verzoeker] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Aan [verzoeker] een transitievergoeding toe te kennen ex artikel 7:673 BW, onder vaststelling van de hoogte van die vergoeding op een bedrag van € 22.593,82 bruto, althans het netto-equivalent daarvan, met gelijktijdige veroordeling van [Verwerende partij] tot betaling van dat bedrag aan [verzoeker] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot en met de dag van algehele voldoening;
2. Te verklaren voor recht dat geen sprake is van een dringende reden voor [Verwerende partij] en dat [Verwerende partij] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] bij brief van 14 juli 2023 onregelmatig heeft beëindigd en derhalve op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een
vergoeding verschuldigd is aan [verzoeker] ;
3. [Verwerende partij] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] tegen behoorlijk bewijs van kwijting:
a) een bedrag ter zake van het niet in achtnemen van de opzegtermijn ex artikel
7:672 lid 11 BW ad € 14.069,64 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf 14 juli 2023 tot en met de dag van algehele voldoening;
b) een bedrag ter zake een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ad € 310.710,00 bruto, verminderd met het bedrag dat onder sub a) wordt toegekend, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2023 tot en met de dag van algehele voldoening;
c) de werkelijke buitengerechtelijke kosten en kosten van deze procedure ad € 9.655,80 + PM, alsmede in de nakosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van de te wijzen beschikking tot en met de dag van algehele voldoening.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt [verzoeker] kort gezegd dat geen sprake is van een dringende reden voor zijn ontslag op staande voet. Hij betwist de aan hem gerichte verwijten. Zelfs als wordt geoordeeld dat sprake is van enig verwijtbaar gedrag aan zijn kant, dan is dat volgens [verzoeker] geen rechtvaardiging voor een ontslag op staande voet. Naar zijn mening heeft [Verwerende partij] als werkgever onvoldoende gedaan om hem als werknemer te beschermen, voornamelijk naar aanleiding van het filmpje, waar alles mee is begonnen. Daarnaast is hij van mening dat het ontslag niet onverwijld is gegeven.
[verzoeker] berust nu in zijn ontslag, maar maakt wel aanspraak op de transitievergoeding en de vergoeding op grond van onregelmatige opzegging. Omdat [Verwerende partij] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens hem verzoekt hij tevens om toekenning van een billijke vergoeding.
3.3.
[Verwerende partij] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.4.
[Verwerende partij] voert samengevat aan dat wel degelijk sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, omdat volgens haar vast is komen te staan dat [verzoeker] (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. De frequentie, aard en ernst van de verwijten rechtvaardigen een ontslag op staande voet. [Verwerende partij] stelt zich daarnaast op het standpunt dat zij het ontslag onverwijld heeft gegeven. Een vergoeding wegens onregelmatige opzegging is volgens haar dan ook niet aan de orde.
[Verwerende partij] stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en zich ook heel goed bewust was - of dat in ieder geval had moeten zijn - van het ontoelaatbaar karakter van zijn handelen c.q. gedragingen. Daarom heeft hij geen recht op een transitievergoeding of een billijke vergoeding. [Verwerende partij] betwist dat zij, in haar rol van werkgever, [verzoeker] onvoldoende heeft beschermd.
3.5.
Bij wege van voorwaardelijk tegenverzoek - indien en voor zover de kantonrechter de opzegging van de arbeidsovereenkomst van 17 juli 2023 zou vernietigen - verzoekt [Verwerende partij] :
I. De arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, aanhef en sub a BW jo. artikel 73669 lid 3 aanhef en sub e BW, zonder de opzegtermijn in acht te nemen, of op grond van artikel 7:671b lid 1, aanhef en sub a BW jo. artikel 7:669 lid 3 aanhef en sub g BW, per datum door de kantonrechter te bepalen;
II. Bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te bepalen dat [Verwerende partij] geen transitievergoeding aan [verzoeker] verschuldigd is op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 7 sub c of lid 8 BW;
III. De veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.De beoordeling

Het ontslag op staande voet
4.1.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen op grond van een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Een ontslag op staande voet is een uiterst middel en is alleen gerechtvaardigd als van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet de aard en ernst van de door de werkgever aangevoerde dringende reden worden afgewogen tegen de door de werknemer aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Relevant daarbij zijn de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer zijn werk heeft vervuld en de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
4.2.
Voor de beoordeling van de vraag of het door [Verwerende partij] aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan [verzoeker] opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 14 juli 2023 maatgevend. Het geschil wordt dan ook afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Uit de brief volgt dat aan het ontslag op staande voet ten grondslag ligt dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. [Verwerende partij] verwijst hierbij naar het onderzoek van [naam 14] op basis waarvan [Verwerende partij] heeft geconcludeerd dat [verzoeker] :
- ( vrouwelijke) leerlingen heeft aangeraakt op een manier die door hen als onprettig werd ervaren, zoals het aanraken van het bovenbeen en het vastpakken van de heupen;
- buiten school een foto van leerling [naam 10] heeft gemaakt;
- soms openlijk zijn irritaties over de situaties binnen de school heeft laten blijken waardoor dit bij leerlingen en collega's tot een onprettig of onveilig gevoel heeft geleid;
- op een wijze heeft gecommuniceerd die door sommige leerlingen, collega's en ouders van leerlingen als respectloos, (te) direct en/of dominant is ervaren;
- te weinig begeleiding heeft geboden aan leerlingen met muziek als examenvak.
Daarnaast verwijst [Verwerende partij] naar de eerder (in de periode van 2019 tot 2022) aan haar gedane meldingen, die zij stelt te hebben ontvangen en die volgens [Verwerende partij] inhielden dat [verzoeker] (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door:
- het kijken naar borsten en billen van vrouwelijke leerlingen;
- het te dicht op vrouwelijke leerlingen staan;
- ongewenste aanrakingen van vrouwelijke leerlingen;
- het maken van opmerkingen zoals 'wat zie jij er mooi uit' tegen vrouwelijke leerlingen;
- ongepast en grensoverschrijdend gedrag te vertonen waardoor leerlingen muziek niet als examenvak kiezen.
4.3.
Nu [Verwerende partij] de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden heeft beëindigd en zich daarbij beroept op de in 4.2. genoemde verwijten, rust op haar de stelplicht en de bewijslast van die verwijten.
[Verwerende partij] stelt dat er vanaf 2019 met enige regelmaat klachten en signalen over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] bij de vertrouwenspersoon en de schoolleiding zijn binnengekomen. [verzoeker] is steeds op de hoogte gebracht van die meldingen en klachten, maar blijft het afdoen als misverstanden. Op 21 januari 2022 heeft hij al een duidelijke waarschuwing gekregen om zijn gedrag aan te passen en [Verwerende partij] heeft hem ter ondersteuning een coaching traject aangeboden. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen zich anders te (gaan) gedragen. Dat hij dit niet heeft gedaan blijkt uit het onderzoek van [naam 14] en de meldingen en verklaringen over (seksueel) grensoverschrijdend gedrag die binnen blijven komen, aldus [Verwerende partij] .
4.4.
[verzoeker] betwist de aan hem gerichte verwijten en stelt dat deze op geen enkele wijze zijn komen vast te staan. Er is alleen sprake van (deels anonieme) meldingen en geruchten, die gevoed zijn door het filmpje dat in 2019 over hem is verspreid, zo stelt hij. [verzoeker] wijst erop dat het coaching traject in 2022 was gericht op zijn pedagogische en didactische bekwaamheid en preventie van ziekteverzuim en niet op grensoverschrijdend gedrag. Hij is daarnaast van mening dat de verwijten in de ontslagbrief niet overeenkomen met de eindconclusies van [naam 14] . Bovendien is het onderzoek van [naam 14] volgens [verzoeker] onzorgvuldig en onrechtmatig, omdat [naam 14] geen vergunning heeft om recherchewerkzaamheden te verrichten. Daarom moet het buiten beschouwing worden gelaten.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat de werkzaamheden van [naam 14] niet kwalificeren als recherchewerkzaamheden als bedoeld in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Van onrechtmatig verkregen bewijs is geen sprake. [Verwerende partij] heeft zorgvuldig willen handelen door de meldingen te laten onderzoeken door een onafhankelijke derde. Dit was niet alleen in haar eigen belang, maar zeker ook in het belang van de melders, collega’s en [verzoeker] . De kantonrechter is van oordeel dat [naam 14] haar onderzoek zorgvuldig heeft verricht. Zij heeft met medeweten van alle partijen gesprekken gevoerd met melders en [verzoeker] teneinde te trachten de feiten die ten grondslag liggen aan meldingen vast te stellen. Zij heeft daarbij hoor- en wederhoor toegepast en vervolgens haar bevindingen in een deugdelijk verslag neergelegd.
4.6.
De kantonrechter stelt vast dat [naam 14] in het kader van haar onderzoek de volgende personen heeft gehoord:
- 4 leerlingen (van wie er in eerste instantie 3 anoniem wilden blijven en van wie er 2 niet wilden dat hun anonieme verklaringen aan [verzoeker] zouden worden voorgelegd (in oktober 2023 heeft een van deze leerlingen, [naam 17] , te kennen gegeven dat haar verklaring niet meer anoniem hoeft te blijven))
- 1 moeder (tevens voorzitter van de ouderraad)
- 2 collega’s (van wie 1 zich heeft teruggetrokken na het gesprek met [naam 14] )
- [verzoeker] zelf.
De kantonrechter stelt vast dat de verwijten van [Verwerende partij] kunnen worden ondergebracht in een drietal categorieën: ten eerste (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, ten tweede de wijze van communiceren en de pedagogische en didactische vaardigheden en ten derde de begeleiding aan leerlingen met muziek als examenvak.
Sprake van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag?
4.7.
Als komt vast te staan dat [verzoeker] (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond richting de leerlingen en collega’s is sprake van een dringende reden. Het is van groot belang dat wanneer dergelijke ernstige aantijgingen worden gedaan, deze zorgvuldig onderzocht worden zodat met een hoge mate van zekerheid komt vast te staan dat [verzoeker] zich ook daadwerkelijk schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten gedrag.
4.8.
Over het verwijt aan [verzoeker] dat hij leerlingen zou hebben aangeraakt waardoor sprake is van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag zijn er twee anonieme verklaringen van leerlingen waarover [naam 14] in haar verslag schrijft:
“(…) beide leerlingen gingen ervan uit dat de aanrakingen vriendschappelijk bedoeld waren, maar voelden zich er wel ongemakkelijk bij. Na een les over grensoverschrijdend gedrag tijdens het vak Mens en Maatschappij werd hen duidelijk dat ongevraagde aanrakingen grensoverschrijdend (kunnen) zijn en niet door hen geaccepteerd hoeven te worden.(…)”
[verzoeker] heeft in dit kader verklaard tegenover [naam 14] :
“Als ik een leerlinge al op haar bovenbeen heb aangeraakt dan was dat bedoeld als een schouderklopje: zo van ‘dat heb je goed gedaan’. Ik kan er anders niks van maken. Ik heb daar geen gevoel, geen betekenis of geen gedachtes bij, dus ik weet het niet.(…)
En als ergens een leerling staat en ik moet er langs dan kan ik mij er niets bij voorstellen dat ik met twee handen iemand bij de heup pak, maar wel van hup, ga aan de kant. Dat zou in een reflex kunnen gebeuren.(…)”
[naam 14] concludeert vervolgens:
“(…)Dat de heer [verzoeker] (ook na het coachingtraject) leerlingen heeft aangeraakt acht ik op grond van de gesprekken aannemelijk. Wel dient opgemerkt te worden dat op geen enkele manier vast is komen te staan dat hij daarbij bepaalde onoorbare bedoelingen heeft. Niet uitgesloten kan worden dat het feit dat de heer [verzoeker] , binnen maar ook buiten het Montessoricollege de naam heeft dat hij vrouwelijke leerlingen aanraakt/betast, invloed heeft op de wijze waarop een goedkeurend klopje op het bovenbeen of een aanraking op de heupen om een leerling ertoe te bewegen om aan de kant te gaan, door betrokkenen wordt ervaren en ingekleurd.(…)
Het is aannemelijk dat de heer [verzoeker] (vrouwelijke) leerlingen, ook afgelopen half jaar, heeft aangeraakt op een manier die door hen als onprettig werd ervaren, ondanks het feit dat de heer [verzoeker] slechts de bedoeling had de leerlingen aan te moedigen/te complimenteren (klopje op het bovenbeen van een leerling) of een vrije doorgang te bewerkstelligen (de heup aanraken).”
4.9.
[Verwerende partij] concludeert uit het verslag van [naam 14] dat [verzoeker] (vrouwelijke) leerlingen heeft aangeraakt op een manier die door hen als onprettig werd ervaren door het aanraken van het bovenbeen, het vastpakken van de heupen en het kijken naar borsten en billen, waardoor sprake is van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. De kantonrechter deelt deze conclusie echter niet en overweegt daartoe het volgende.
4.10.
Zoals de coach van [verzoeker] in 2022 schrijft en [naam 14] nu in haar eindverslag concludeert, acht de kantonrechter het aannemelijk dat het filmpje dat in 2019 over [verzoeker] is verspreid en ook nu nog circuleert onder leerlingen in Nijmegen en omstreken, een voedingsbodem is (geweest) voor het verspreiden van verhalen over [verzoeker] . Hierdoor is bij leerlingen een beeld ontstaan over [verzoeker] - soms zelfs voordat ze hem überhaupt zelf hebben meegemaakt als docent, zo blijkt uit het berichtenverkeer tussen [verzoeker] en de roostermaker van de andere middelbare school in Nijmegen - en zijn geruchten de ronde gaan doen die van invloed zijn (geweest) op de wijze waarop leerlingen het gedrag van [verzoeker] ervaren en/of interpreteren. Deze geruchten zijn kennelijk verspreid en gevoed via social media. Van belang is nog dat partijen het er tijdens de zitting met elkaar over eens waren dat op het filmpje niets te zien is, behalve [verzoeker] zelf. Bij de verspreiding van het filmpje zijn er echter allerlei teksten over [verzoeker] onder het filmpje gezet en juist die teksten lijken de toon te hebben gezet en lijken vooroordelen te hebben doen ontstaan over [verzoeker] , die kennelijk moeilijk te doorbreken zijn.
4.11.
[verzoeker] heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij een leerling op het bovenbeen heeft aangeraakt tijdens het pianospelen, maar dat hij dit heeft bedoeld als een schouderklopje. Hij ontkent dat hij leerlingen bij de heupen heeft vastgepakt. Tijdens de zitting heeft [verzoeker] nog verklaard dat het muzieklokaal waarin hij les geeft klein is en grenst aan een klein halletje waar soms wel 50 leerlingen in en uit moeten waardoor het onvermijdelijk is dat je anderen aanraakt. Het kan zo zijn dat het (bewust of onbewust) aanraken van leerlingen door [verzoeker] door die leerlingen als onprettig of onveilig is ervaren, maar de kantonrechter acht aannemelijk dat [verzoeker] met deze aanrakingen slechts de bedoeling had de leerlingen aan te moedigen of te complimenten of een vrije doorgang te bewerkstelligen. Aannemelijk is dat het gevoel van de leerlingen die daarvan melding hebben gemaakt, hoe vervelend ook, is ontstaan door de geruchtenstroom over [verzoeker] en het beeld dat zij daardoor van hem hebben. Dit betekent niet dat daarmee sprake is van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Dat [verzoeker] een leerling bij de heup heeft “vastgepakt”, zoals ten grondslag gelegd aan het ontslag op staande voet, is in ieder geval niet komen vast te staan.
4.12.
Dat [verzoeker] naar de billen en borsten van leerlingen heeft gekeken, hetgeen hij ten stelligste betwist, is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin komen vast te staan. De twee - deels anonieme - verklaringen van de leerlingen, afgezet tegenover de eigen verklaring van [verzoeker] , zijn hiervoor onvoldoende. Daar waar een docent niet naar borsten en billen behoort te kijken en gevoelens en meldingen daarover evenmin gebagatelliseerd moeten worden, acht de kantonrechter het kijken naar borsten en billen, in het licht van de betwisting van [verzoeker] en ook gezien de bevindingen in het coaching traject niet voldoende vast komen te staan. Ook hier dicht de kantonrechter, net als [naam 14] , een rol toe aan het filmpje en de daardoor ontstane geruchtenstroom over [verzoeker] . [naam 14] schrijft hierover:
Dat [aanvulling kantonrechter: het feit dat de heer [verzoeker] de naam heeft dat hij vrouwelijke leerlingen aanraakt/betast, invloed heeft op de wijze waarop zijn gedrag wordt ervaren en ingekleurd] geldt ook ten aanzien van het filmpje en het gevoel van vrouwelijke leerlingen dat de heer [verzoeker] naar hun borsten en/of billen kijkt. Daarvan is op basis van de gesprekken niet vast te stellen of dit daadwerkelijk (bewust) gebeurt.”
4.13.
[Verwerende partij] heeft gesteld dat er in maart en april 2023 ook nog meldingen over [verzoeker] zijn gedaan, waaronder een melding dat [verzoeker] ‘te dicht bij leerlingen zou komen’. Nog daargelaten dat deze meldingen niet gedocumenteerd zijn, zijn deze zo algemeen geformuleerd dat daaruit niet de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Uit het verslag van [naam 14] blijkt dat zij aan [verzoeker] heeft voorgehouden dat leerlingen hebben verklaard dat er meer docenten zijn die mogelijk te dichtbij komen of wel eens een opmerking maken als ‘wat zie je er mooi uit’, maar dat ze dat bij deze docenten toch anders ervaren dan bij [verzoeker] . [naam 14] schrijft hierover in haar eindverslag:
“De ‘verhalen’ over de heer [verzoeker] zijn kennelijk hardnekkig en het kan niet anders dan dat dit gevolgen heeft voor de wijze waarop leerlingen het gedrag van de heer [verzoeker] interpreteren.”
Hier geldt dat het vervelend is voor de leerlingen als zij bepaalde gedragingen of opmerkingen van [verzoeker] als onprettig ervaren, maar dit kan [verzoeker] in de gegeven omstandigheden niet als (seksueel) grensoverschrijdend worden tegengeworpen.
4.14.
Ter onderbouwing van haar stelling dat sprake is van grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] verwijst [Verwerende partij] verder naar de verklaring die leerling [naam 10] en zijn vader hebben afgelegd bij [naam 14] en naar de mail van de ouders van [naam 12] .
4.15.
[naam 14] schrijft over de verklaring van [naam 10] en zijn vader:
“De verklaring gaat over meerdere jaren en meerdere gesprekken die tussen hen zijn gevoerd. De verhouding tussen [naam 10] en zijn ouders enerzijds en de heer [verzoeker] anderzijds, leent zich moeilijk voor conclusies in dit onderzoek. De beleving van beide partijen verschilt daarvoor teveel en er zijn weinig concrete aanknopingspunten om vast te kunnen stellen wat er wel en niet gebeurd is.”
Vast staat wel dat [verzoeker] buiten school een foto van [naam 10] heeft gemaakt toen hij een boete kreeg van de politie, waarover [verzoeker] ook zelf heeft verklaard dat hij dit niet had moeten doen. Aangezien dat voorval echter eind december 2022 heeft plaatsgevonden, [verzoeker] daarover een gesprek heeft gevoerd met de ouders van [naam 10] , [naam 10] en [naam 11] en het op dat moment kennelijk geen aanleiding was tot het nemen van maatregelen, kan dit thans, ruim een half jaar later, geen dringende reden vormen voor een ontslag op staande voet.
4.16.
Wat betreft de mail van de ouders van [naam 12] overweegt de kantonrechter dat [verzoeker] betwist dat hij tegen de klas heeft gezegd dat [naam 12] “mentaal niet in orde is” en dat hij haar heeft geschoffeerd. Met [naam 14] concludeert de kantonrechter dat niet vast staat dat [verzoeker] deze uitlatingen heeft gedaan over [naam 12] en dat evenmin vaststaat dat hij haar heeft beledigd. Op basis van de mail van de ouders van [naam 12] kan dan ook niet worden aangenomen dat sprake is van grensoverschrijdend gedrag. [naam 12] en haar ouders zijn overigens, kennelijk op hun verzoek, niet nader betrokken in het onderzoek en dus evenmin door [naam 14] gehoord, maar [naam 14] heeft de mail van de ouders wel besproken met [verzoeker] . Zij schrijft hierover in haar eindverslag onder meer:
“De heer [verzoeker] weet niet of hij de opmerkingen “hoe ga je het halen, als het zo gaat” heeft gemaakt, maar sluit het dus ook niet uit. Hij kan zich wel voorstellen dat hij heeft gezegd: “Je kunt toch tellen”, bij het notenlezen, omdat daarbij geteld moet worden.”
Voorstelbaar is dat een leerling het niet prettig vindt als [verzoeker] zich op een dergelijke manier tegen hem of haar uitlaat. Dit ziet echter meer op de wijze van communiceren en de pedagogische en didactische vaardigheden van [verzoeker] (waarop hierna zal worden ingegaan) dan op grensoverschrijdend gedrag.
4.17.
Samenvattend oordeelt de kantonrechter dat voldoende aanwijzingen ontbreken om vast te stellen dat [verzoeker] (seksueel) grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond.
Wijze van communiceren en pedagogische en didactische vaardigheden
4.18.
Zoals hiervoor reeds overwogen ziet een deel van de e-mail van de ouders van [naam 12] op de manier van communiceren en de didactische en pedagogische vaardigheden van [verzoeker] . [verzoeker] zou volgens de ouders van [naam 12] naar zowel [naam 12] als andere leerlingen denigrerende opmerkingen hebben gemaakt.
4.19.
[naam 16] heeft verklaard dat hij de stijl van communiceren van [verzoeker] te direct, onprettig en heftig vindt en dat [verzoeker] een heel kort lontje heeft. Daarnaast heeft hij verklaard:
“(…) Het muzieklokaal zit vlak bij ons. Er zijn verschillende afspraken over wanneer kinderen daar zelfstandig naar binnen mogen, maar die zijn niet duidelijk. En dan gebeurt het soms dat er iets weg is of kapot. Dan komt [verzoeker] bij ons binnen stormen zo van: Waarom hebben jullie dat niet gezien? Maar wij kunnen niet alles zien. [verzoeker] blijft echter steeds zijn ongenoegen uiten. Mijn collega’s keren zich dan af van [verzoeker] .(…)
Je weet dus nooit welke reactie je kunt verwachten en daardoor zijn we altijd op onze hoede en dat is eigenlijk al de grootste indicatie dat het niet fijn is. Collega’s gaan hem daarom ook vermijden. Als je tegen [verzoeker] ingaat, dan is dat olie op het vuur en dat wordt het alleen maar erger.
Naar leerlingen kan hij ook heel amicaal zijn, maar ook heel gefrustreerd, als er een conflict is met een leerling of met een ouder ofzo. (…)”
4.20.
Dat [verzoeker] regelmatig geïrriteerd was over de omstandigheden rondom de muzieklokalen herkent hij en ook dat de conciërges dat vaak hebben meegekregen. [verzoeker] heeft ook erkend dat hij geïrriteerd kon raken over organisatorische zaken binnen de school en dat hij op enig moment gefrustreerd was over beloftes die de schoolleiding deed maar vervolgens niet waar maakte. [verzoeker] heeft zijn irritaties weliswaar uitgesproken richting zijn leidinggevende, maar hij ontkent dat hij deze irritaties openlijk heeft laten blijken richting leerlingen.
4.21.
[naam 14] concludeert in haar eindverslag dat de stijl van communiceren van [verzoeker] door sommige leerlingen en collega’s als (te) direct, heftig en onprettig wordt ervaren en dat dit kan leiden tot onveilige gevoelens. Ook de coach heeft in 2022 al geconcludeerd dat bij [verzoeker] dominantie in het gedrag en de houding bestaat en [verzoeker] zelf heeft verklaard dat hij zich kan voorstellen dat zijn toon en houding soms als wat direct/dominant worden ervaren. Anders dan [Verwerende partij] meent, is echter niet vast komen te staan dat sprake is geweest van respectloos communiceren door [verzoeker] . Daarnaast is [naam 16] de enige collega van wie de verklaring is opgenomen in het onderzoek van [naam 14] en zijn er verder geen gedocumenteerde meldingen of verklaringen van collega’s. Bovendien ervaart zowel [naam 16] als [verzoeker] zelf dat het, sinds een conflict een aantal jaren geleden dat ze samen hebben uitgesproken, beter gaat. Hoewel de kantonrechter aannemelijk vindt dat de wijze van communiceren van [verzoeker] voor anderen onprettig kan zijn, kwalificeert dit niet als grensoverschrijdend gedrag en dringende reden.
De begeleiding aan leerlingen met muziek als examenvak
4.22.
Ten aanzien van het verwijt over de begeleiding aan leerlingen met muziek als examenvak concludeert [naam 14] in haar eindverslag:
“Leerlingen die muziek als eindexamenvak hebben gekozen ontvangen onvoldoende begeleiding voor dat vak. De heer [verzoeker] deelt dit oordeel maar is van mening dat dit te wijten is aan het feit dat er maar één uur is ingeroosterd.”
Dat [Verwerende partij] hieraan de conclusie verbindt dat het aannemelijk is dat [verzoeker] de leerlingen met muziek als eindexamenvak te weinig begeleiding heeft geboden kan de kantonrechter, gelet op het verweer en de uitgebreide reactie van [verzoeker] in het eindverslag van [naam 14] hierover, niet volgen, nog daargelaten dat ook dit verwijt geen dringende reden zou opleveren als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW.
Conclusie
4.23.
Gelet op voorgaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW. Alleen al om die reden is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig gegeven en moet [Verwerende partij] op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een vergoeding aan [verzoeker] betalen. De kantonrechter zal de door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht daarom toewijzen.
4.24.
Nu [verzoeker] berust in het ontslag en geen verzoek heeft ingediend tot vernietiging van het ontslag wordt aan de beoordeling van de voorwaardelijke tegenverzoeken van [Verwerende partij] niet toegekomen. [verzoeker] verzoekt wel om betaling van de transitievergoeding, de vergoeding in verband met het niet in achtnemen van de opzegtermijn en een billijke vergoeding.
De transitievergoeding
4.25.
Op grond van artikel 7:673 BW maakt [verzoeker] aanspraak op een transitievergoeding over de periode van 1 augustus 2006 tot en met 31 oktober 2023 van € 22.593,82 bruto.
4.26.
[Verwerende partij] heeft aangevoerd dat voor de berekening van de transitievergoeding voor de einddatum moet worden aangesloten bij de datum waarop [verzoeker] is ontslagen, zijnde 17 juli 2023. In het arrest van 17 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1286) heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat bij onregelmatige opzegging van een arbeidsovereenkomst door de werkgever het recht op en de hoogte van de wettelijke transitievergoeding moet worden bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als de werkgever deze regelmatig zou hebben opgezegd. Nu voor [Verwerende partij] in het geval van [verzoeker] op grond van artikel 10.5 lid 1 sub c van de CAO VO een opzegtermijn van 3 maanden gold, is de einddatum voor de berekening van de transitievergoeding 31 oktober 2023. Dit betekent dat de kantonrechter het door [verzoeker] verzochte bedrag zal toewijzen. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 14 augustus 2023.
De vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.27.
[verzoeker] heeft op grond van artikel 7:672 lid 11 BW recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Bij regelmatige opzegging had de arbeidsovereenkomst voortgeduurd tot en met 31 oktober 2023. [verzoeker] maakt daarom terecht aanspraak op een bedrag gelijk aan het salaris over de periode van 14 juli 2023 tot en met 31 oktober 2023. Hij heeft onweersproken gesteld dat zijn salaris € 3.263,80 bruto per maand bedraagt, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, 8,33% eindejaarstoeslag en € 132,59 bindingstoelage, in totaal € 3.929,36 bruto. Op basis hiervan bedraagt de vergoeding wegens onregelmatige opzegging € 14.069,64 bruto, zoals verzocht. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 14 juli 2023.
De billijke vergoeding
4.28.
[verzoeker] maakt op grond van artikel 7:681 BW aanspraak op een billijke vergoeding van € 310.710,00, bestaande uit € 227.902,88 aan inkomensschade, € 32.807,12 aan pensioenschade en € 50.000,00 aan compensatie voor ernstig verwijtbaar handelen. Ter onderbouwing stelt [verzoeker] dat [Verwerende partij] met haar berichtgeving naar collega's en ouders ervoor heeft gezorgd dat een terugkeer van [verzoeker] niet meer mogelijk was. Zijn goede naam is geschaad. Gezien zijn leeftijd (62 jaar) en het feit dat de geruchtenstroom het afgelopen half jaar tot jaar aanzienlijk verergerd is binnen in ieder geval de Nijmeegse onderwijsinstellingen, zal [verzoeker] geen baan meer vinden binnen het voortgezet onderwijs in Nijmegen en omgeving. Verder stelt [verzoeker] dat hij inmiddels gezondheidsproblemen heeft door toedoen van [Verwerende partij] en dat rekening moet worden gehouden met een gat in zijn pensioenopbouw van 5 jaar.
4.29.
[Verwerende partij] voert aan dat een billijke vergoeding niet aan de orde is. De arbeidsovereenkomst tussen partijen zou volgens haar sowieso niet meer lang hebben geduurd, omdat er ook na het ontslag nog meldingen over [verzoeker] zijn binnengekomen. In ieder geval zou de arbeidsovereenkomst op korte termijn zijn ontbonden op grond van verwijtbaar handelen, een verstoorde verhouding dan wel disfunctioneren van [verzoeker] , zo voert zij aan. [Verwerende partij] wijst er verder kort gezegd op dat [verzoeker] recht heeft op aanvullende uitkeringen en op gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw (met de mogelijkheid de rest op vrijwillige basis voort te zetten).
4.30.
De kantonrechter overweegt als volgt. De rechtsgrond voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 BW is reeds gegeven met het oordeel dat aan het gegeven ontslag geen dringende reden ten grondslag ligt. Met andere woorden: [Verwerende partij] heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [verzoeker] ten onrechte ontslag op staande voet te geven. Dit maakt dat toekenning van een billijke vergoeding op zijn plaats is.
4.31.
In zijn beschikking van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187 New Hairstyle) heeft de Hoge Raad een aantal uitgangspunten geformuleerd voor de begroting van de billijke vergoeding. De billijke vergoeding dient naar haar aard in relatie te staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever en niet tot de gevolgen van het ontslag, maar met die gevolgen kan wel rekening worden gehouden bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding, voor zover deze zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, maar de billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter. Bij de bepaling van de financiële gevolgen van het niet rechtsgeldig gegeven ontslag moet een vergelijking worden gemaakt van de inkomenspositie van de werknemer zonder ernstig verwijtbaar handelen dat tot opzegging leidde en de feitelijke situatie met verwijtbaar handelen, derhalve na opzegging (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 februari 2019 ECLI:NL:GHSE:2019:516 en met artikel 81 RO bekrachtigd, HR 17 juli 2019, ECLI:NL:HR:2020:1312, New Hairstyle II). Voorts speelt mee de lengte van het dienstverband alsook de vraag hoe lang de arbeidsovereenkomst zonder de opzegging redelijkerwijs zou hebben (voort)geduurd (HR 29 mei 2020
,ECLI:NL:HR:2020:955 (Wn/Blue Circle HRM).
Bij vergelijking van de feitelijke situatie met de hiervoor genoemde hypothetische situatie kan er rekening mee worden gehouden of de werknemer inmiddels andere inkomsten heeft en met de inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Bij de vergelijking dient bovendien de eventueel aan hem toekomende transitievergoeding alsook de eventueel aan hem toekomende vergoeding voor de onregelmatige opzegging, die immers compensatie biedt voor inkomensverlies van de werknemer als gevolg van de onregelmatige opzegging, te worden betrokken. De kantonrechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval.
4.32.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding rekening zal houden met de volgende omstandigheden. Aan de ene kant het feit dat naast de transitievergoeding ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegekend, dat het dienstverband lang heeft geduurd (vanaf 1 augustus 2006), de eerdere goede staat van dienst van [verzoeker] (niet gesteld of gebleken is immers dat er vóór 2019 al meldingen over [verzoeker] zijn gedaan of vraagtekens werden geplaatst bij zijn communicatieve, didactische en pedagogische vaardigheden) en de mate van verwijtbaarheid van [Verwerende partij] . Aan de andere kant acht de kantonrechter de kans groot dat de arbeidsovereenkomst vermoedelijk binnen afzienbare tijd toch op rechtmatige wijze zou zijn beëindigd.
4.33.
Ten aanzien van dit laatste punt overweegt de kantonrechter als volgt. Aannemelijk is, zo is bevestigd ter zitting, dat [Verwerende partij] zonder het ernstig verwijtbaar handelen (het geven van het ontslag op staande voet) binnen afzienbare tijd nadat zij het eindverslag van [naam 14] had ontvangen de arbeidsovereenkomst op rechtmatige wijze had kunnen beëindigen door het indienen van een verzoek tot ontbinding op de d- of de g-grond.
Ontbinding op de d-grond zou dan worden gebaseerd op de wijze van communiceren van [verzoeker] en de problemen rondom zijn pedagogische en didactische vaardigheden. De coach heeft de wijze van communiceren van [verzoeker] al als aandachtspunt genoemd in haar eindverslag van 17 oktober 2022. Ook [verzoeker] zelf kan zich voorstellen dat zijn toon en houding soms als wat direct/dominant worden ervaren. Dit dat nog steeds zo is, blijkt tevens uit het onderzoek van [naam 14] . Zoals hiervoor is overwogen is aannemelijk dat leerlingen moeite hebben met de wijze waarop [verzoeker] met hen communiceerde of hoe hij zich in sommige situaties jegens hen opstelde. Leerlingen moeten zich veilig kunnen voelen binnen de organisatie. [verzoeker] is hierover meerdere malen aangesproken door [Verwerende partij] en het coaching traject dat hij in 2022 heeft gevolgd was hier ook voor bedoeld. Hoewel dit traject in oktober 2022 is afgesloten zonder verdere consequenties voor [verzoeker] , is wel duidelijk dat hij moest blijven werken aan zijn communicatieve, pedagogische en didactische vaardigheden. Aangezien er toch meldingen van leerlingen in dit kader bleven binnenkomen, [naam 14] concludeert dat de stijl van communiceren van [verzoeker] kan leiden tot onveilige gevoelens bij leerlingen en [verzoeker] dit zelf ook erkent, lijkt het erop dat [verzoeker] deze vaardigheden in de praktijk toch onvoldoende heeft kunnen verbeteren.
Ten aanzien van een ontbinding op de g-grond overweegt de kantonrechter dat beide partijen erkennen dat er geen einde komt aan de geruchtenstroom die in 2019 over [verzoeker] is ontstaan. Hoewel dit in de eerste plaats buitengewoon vervelend is voor [verzoeker] , is het reëel om aan te nemen dat hierdoor bij [Verwerende partij] de vrees bestaat dat door de aanwezigheid van [verzoeker] het pedagogisch-didactisch klimaat en/of het vertrouwen van leerlingen en hun ouders in de school wordt aangetast. Onder deze omstandigheden is niet onaannemelijk dat een verzoek om ontbinding van [Verwerende partij] zou zijn toegewezen omdat in redelijkheid niet van haar kon worden verlangd dat zij de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] nog langer zou laten voortduren.
4.34.
Met betrekking tot het door [verzoeker] gesteld inkomensverlies overweegt de kantonrechter dat dit tot 1 november 2023 wordt gedekt door de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Ervan uitgaande dat [Verwerende partij] in september 2023 een verzoek tot ontbinding had ingediend en rekening houdende met een doorlooptijd (tot aan de datum van de ontbindingsbeschikking) van drie maanden en de termijn van één maand (vanaf de datum van de ontbindingsbeschikking) ten aanzien van de einddatum van de arbeidsovereenkomst, zou de arbeidsovereenkomst per 1 december 2023 kunnen zijn geëindigd. Dan resteert er één maand waarin [verzoeker] inkomen is misgelopen, hetgeen resulteert in een bedrag aan inkomensverlies van € 3.929,36 bruto.
4.35.
Voor wat betreft de mate van verwijtbaarheid van [Verwerende partij] acht de kantonrechter het volgende van belang. Het ligt op de weg van [Verwerende partij] als werkgever en onderwijsorganisatie om actie te ondernemen indien er aanwijzingen zijn dat sprake zou kunnen zijn van een onveilig (werk)klimaat binnen de organisatie. Daarbij dient zij niet alleen de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen tegenover de medewerkers of leerlingen die stellen het klimaat als onveilig te ervaren, maar ook tegenover de medewerker wiens functioneren in dit verband wordt bekritiseerd. [naam 9] schrijft in haar brief van 21 januari 2022 aan [verzoeker] :
“Jouw gedrag moet ik beschouwen als seksuele intimidatie van (vrouwelijke)leerlingen.(…)
Ik vind dat we op een punt zijn gekomen dat we er geen doekjes meer om moeten winden en man en paard moeten benoemen. Jouw gedrag is niet alleen onprofessioneel maar ook ontoelaatbaar, zeker voor een docent op een school voor voortgezet onderwijs. Wij hebben jou in december coaching aangeboden.(…) Centraal zullen moeten staan de meldingen van grensoverschrijdend gedrag van leerlingen en jouw pedagogisch handelen, dat op dit moment ernstig tekortschiet.
Ik hecht eraan te benadrukken dat je jezelf mag beschouwen ais een gewaarschuwd man. Indien ik nieuwe meldingen ontvang, hetzij via de vertrouwenspersoon, hetzij via ouders of derden, dan is een rechtspositionele maatregel aan de orde. Ontslag sluit ik daarbij niet uit. Het is niet mogelijk om een docent op school te handhaven waarover keer op keer door vrouwelijke leerlingen meldingen worden gedaan van handtastelijkheden en staren naar borsten en billen. Ik geef ook hierbij bij voorbaat aan dat ik, indien dat nodig is om de onderste steen boven te krijgen, ik een extern onderzoek zal laten instellen om alle meldingen opnieuw te onderzoeken en binnen de school verder onderzoek te laten doen naar jouw omgang met vrouwelijke leerlingen.(…)”
[Verwerende partij] ging er toen kennelijk al van uit dat de meldingen die zij tot dat moment had ontvangen feitelijk juist waren en dat sprake is van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] , terwijl hiernaar op dat moment nog geen zorgvuldig onderzoek was gedaan. Ook valt op dat [naam 9] schrijft dat het coaching traject was bedoeld om te zorgen dat [verzoeker] geen grensoverschrijdend gedrag zou vertonen, terwijl uit de opdrachtbevestiging blijkt dat het onderwerp van het traject ‘Pedagogisch didactische bekwaamheid en preventie ziekteverzuim voor de heer [verzoeker] ’ is. Dat is echt iets anders.
De kantonrechter neemt ook de omstandigheden rondom de schorsing van [verzoeker] in aanmerking. Volgens [Verwerende partij] is de aanleiding voor de schorsing geweest de melding van een docent op 8 juni 2023 dat een leerling haar heeft verteld dat zij van vriendinnen had gehoord dat [verzoeker] een leerlinge meerdere keren bij haar heupen heeft vastgepakt en dat hij een andere leerlinge over het bovenbeen heeft gewreven. In de brief van 14 juni 2023 waarin de schorsing schriftelijk wordt bevestigd, schrijft [Verwerende partij] :
“(…) Aanleiding voor dit gesprek waren de nieuwe meldingen die uw leidinggevende heeft ontvangen betreffende (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van u richting leerlingen en collega's. Het gaat wederom om meldingen over onder meer het kijken naar borsten en billen van leerlingen, het te dicht staan op leerlingen en ongewenste aanrakingen. Verder vertoont u verbaal grensoverschrijdend gedrag jegens collega's, die u kleineert en op ernstige wijze schoffeert.”
Hoewel [Verwerende partij] in deze procedure stelt dat de melding op 8 juni 2023 (die niet is gedocumenteerd) voor haar de aanleiding is geweest voor de schorsing, worden in de schorsingsbrief meerdere redenen gegeven en ook andere meldingen betrokken. [verzoeker] zelf stelt dat hem op 6 juni 2023 is verteld dat de melding van de ouders van [naam 12] ernstige gevolgen zou hebben voor hem en dat daarom het gesprek van 9 juni 2023 is ingepland. Pas nadat hem op 9 juni 2023 is gezegd dat hij werd geschorst is hem bij het verlaten van de kamer verteld dat er ook andere meldingen waren, aldus [verzoeker] . De kantonrechter concludeert dat de aanleiding voor de schorsing onduidelijk is en dat [Verwerende partij] niet zorgvuldig is geweest tegenover [verzoeker] op dit punt. Ook weegt de kantonrechter mee dat niet gedurende de volle onderzoeksperiode van [naam 14] strikt vertrouwelijk is gebleven dat onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] plaatsvond. Dat [Verwerende partij] , mede gelet op de geruchtenstroom, heeft besloten een mail te sturen naar ouders/verzorgers van leerlingen om hen te informeren kan haar an sich niet worden verweten. Zij had er echter wel voor kunnen kiezen om de mail neutraler te formuleren, in die zin dat zij had kunnen melden dat extern onderzoek wordt gedaan naar aanleiding van meldingen van leerlingen over een van de docenten (in plaats van dat het gaat om meldingen over ongewenst gedrag van een van de docenten).
4.36.
Het voorgaande in samenhang bezien brengt de kantonrechter tot de volgende begroting van de billijke vergoeding: € 3.929,36 bruto aan inkomensverlies en € 50.000,00 bruto ter compensatie voor het ernstig verwijtbaar handelen van [Verwerende partij] . In totaal is dat € 53.929,36 bruto. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking.
De proceskosten
4.37.
[Verwerende partij] wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
4.38.
[verzoeker] verzoekt volledige vergoeding van de kosten van juridische bijstand, tot en met 26 oktober 2023 in totaal begroot op € 12.485,84. Hij heeft daartoe afschriften van facturen van zijn gemachtigde overgelegd. [Verwerende partij] voert hiertegen verweer.
4.39.
De kantonrechter overweegt dat een verzoek om vergoeding van de werkelijke rechtsbijstandskosten toewijsbaar kan zijn indien het gaat om kosten die niet met het oog op de procedure zijn gemaakt, welke onder artikel 237 lid 4 Rv vallen, of, zoals de Hoge Raad heeft overwogen (ECLI:NL:HR:2017:2316), in de uitzonderlijke gevallen dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Aangezien [verzoeker] niet heeft onderbouwd waarom in dit geval vergoeding van de werkelijke kosten aan de orde is, anders dan dat toewijzing van zijn verzoeken daartoe moet leiden, ziet de kantonrechter gelet op de strenge maatstaf van de Hoge Raad geen aanleiding om af te wijken van het algemene uitgangspunt van de forfaitaire proceskostenvergoeding.
4.40.
De proceskosten worden dan ook op basis van de Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz nader vastgesteld op € 693,00 aan griffierecht en € 1.058,00 aan salaris voor de gemachtigde. De nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
4.41.
De rente over de proceskosten wordt toegewezen als verzocht.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
kent aan [verzoeker] een transitievergoeding ex artikel 7:673 BW toe van het netto-equivalent van € 22.593,82 bruto en veroordeelt [Verwerende partij] tot betaling van dat bedrag aan [verzoeker] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2023 tot en met de dag van algehele voldoening;
5.2.
verklaart voor recht dat geen sprake is van een dringende reden voor [Verwerende partij] voor een ontslag op staande voet van [verzoeker] en dat [Verwerende partij] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] bij brief van 14 juli 2023 onregelmatig heeft beëindigd en derhalve op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een vergoeding verschuldigd is aan [verzoeker] ;
5.3.
veroordeelt [Verwerende partij] tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag ter zake van het niet in achtnemen van de opzegtermijn ex artikel 7:672 lid 11 BW ad € 14.069,64 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2023 tot en met de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [Verwerende partij] tot betaling aan [verzoeker] een bedrag ter zake een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ad € 53.929,36 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking tot en met de dag van algehele voldoening;
5.5.
veroordeelt [Verwerende partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoeker] vastgesteld op € 693,00 aan griffierecht, € 1.058,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan kosten die na deze beschikking zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking en met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van de beschikking tot en met de dag van algehele voldoening;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.M.TH. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.
610 \ 41245