Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
12 september 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was niet verschenen op de terechtzitting van de Politierechter op 24 juni 2015 en was bij verstek veroordeeld. Hij heeft op 14 juli 2015 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het Hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen na de einduitspraak had gehandeld. De verdachte stelde dat hij pas op de dag van de terechtzitting kennis had genomen van de dagvaarding.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat de verdachte daadwerkelijk voorafgaand aan de zitting op de hoogte was van de zittingsdatum. De Hoge Raad benadrukte dat de wet vereist dat de verdachte 'tevoren bekend' moet zijn met de zittingsdatum om de beroepstermijn van veertien dagen te laten ingaan. Aangezien het Hof niet had vastgesteld dat de verdachte deze kennis voorafgaand aan de zitting had, was de beslissing van het Hof onjuist. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige vaststelling van de kennisname van de zittingsdatum door de verdachte, en de noodzaak voor de rechter om dit goed te motiveren in de uitspraak.