Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1] ,
- de heer [eiser 1] , vergezeld van de heer [naam 1] , bouwkundig adviseur, en bijgestaan door mr. Visser voornoemd;
- namens [gedaagde] : de heer [naam 2] , directeur, bijgestaan door mr. Van Veen voornoemd.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak vorderden [eiser 1] en [eiseres 2] een schadevergoeding van € 110.400,00 van [gedaagde] op basis van onrechtmatige daad. De rechtbank Gelderland heeft de vordering afgewezen omdat deze was verjaard. De eisers stelden [gedaagde] aansprakelijk op 18 augustus 2020, maar de rechtbank oordeelde dat de verjaringstermijn al was begonnen kort na de oplevering van de parkeergarage, die plaatsvond in 2010 en 2011. De rechtbank concludeerde dat de eisers vanaf 5 februari 2010 op de hoogte waren van de betrokkenheid van [gedaagde] en dat zij voldoende informatie hadden om hun vordering in te stellen. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 3:310 lid 1 BW, dat bepaalt dat een rechtsvordering tot schadevergoeding verjaart na vijf jaar na de dag waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet konden aantonen dat zij pas later, na een rapport van een deskundige in oktober 2018, op de hoogte waren van de onrechtmatige daad van [gedaagde]. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser 1] en [eiseres 2] af en veroordeelde hen in de proceskosten van [gedaagde].