ECLI:NL:RBGEL:2023:607
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; nieuw feit en ambtelijk verzuim
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de inspecteur van de Belastingdienst over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013. De inspecteur had een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 708.886, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 185.982 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 74.635. Tevens was er € 8.286 aan belastingrente in rekening gebracht. Eiser had tegen deze navorderingsaanslag bezwaar gemaakt, maar de inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak op bezwaar van 18 december 2020.
Eiser heeft op 27 januari 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn aangifte IB/PVV 2013 geen inkomen uit aanmerkelijk belang had vermeld, terwijl er wel een vordering op een vennootschap was. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet op de hoogte was of had kunnen zijn van het feit dat eiser inkomsten uit aanmerkelijk belang had genoten, en dat er sprake was van een nieuw feit in de zin van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De rechtbank concludeerde dat de inspecteur gerechtigd was om de navorderingsaanslag op te leggen.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen sprake was van ambtelijk verzuim en dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet waren geschonden. Eiser had geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd, waardoor ook dit beroep ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser in zijn geheel ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.