In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 24 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de belastingrente van € 671 die door de inspecteur van de belastingdienst is opgelegd, beoordeeld. Eiser had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen, berekend naar een verzamelinkomen van € 150.532. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de belastingrente, maar dit werd ongegrond verklaard door de inspecteur. De rechtbank behandelt het beroep van eiser, waarbij hij stelt dat de belastingrente buitensporig hoog is en dat er sprake is van discriminatie ten opzichte van belastingplichtigen die op tijd hebben betaald.
De rechtbank overweegt dat de belastingrente is vastgesteld op 4% op basis van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en dat deze niet gerelateerd is aan de rente op de kapitaalmarkt. De rechtbank concludeert dat de hoogte van de belastingrente conform de wettelijke bepalingen is en dat er geen ruimte is om hiervan af te wijken. Eiser's argument dat er sprake is van discriminatie wordt verworpen, omdat de belastingrente enkel in rekening wordt gebracht omdat eiser niet tijdig aan zijn aangifteverplichtingen heeft voldaan.
Daarnaast wordt de stelling van eiser dat er sprake is van schending van Europese regelgeving (artikel 49 VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie niet onderbouwd. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van grensoverschrijdend verkeer en dat de verwijzing naar een uitspraak van het Duitse Bundesverfassungsgericht niet relevant is voor de Nederlandse situatie. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de belastingrente terecht in rekening is gebracht en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.