In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de redelijkheid van het percentage van de belastingrente dat door de Inspecteur is vastgesteld. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014 ontvangen, waarbij belastingrente was berekend. De Inspecteur had de aanslag en de beschikking belastingrente verminderd na bezwaar, maar belanghebbende was het niet eens met de hoogte van de belastingrente en had hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 25 augustus 2020 is het geschil besproken, waarbij belanghebbende stelde dat de Inspecteur ten onrechte geen rekening had gehouden met de financiële situatie van hem en zijn partner. Het Hof oordeelde dat de redelijkheid van de wettelijke bepalingen inzake de belastingrente niet ter beoordeling staat aan de belastingrechter. Het Hof bevestigde dat de Inspecteur de belastingrente correct had berekend en dat er geen aanleiding was om het beleid van de Belastingdienst te herzien. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.