ECLI:NL:RBGEL:2023:4462

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
10563696
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekende partij], en zijn werkgever, RV Vastgoedonderhoud B.V. De werknemer was op 5 september 2022 in dienst getreden en heeft zich op 8 mei 2023 ziek gemeld. Op dezelfde dag heeft de werkgever hem per e-mail op staande voet ontslagen, wat de werknemer betwistte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever geen dringende redenen had die dit ontslag rechtvaardigden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever de arbeidsovereenkomst onterecht heeft opgezegd zonder de opzegtermijn in acht te nemen, en heeft de werknemer een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 5.470,97 bruto toegewezen, evenals een transitievergoeding van € 878,90 bruto. Daarnaast is er een billijke vergoeding van € 3.000,00 bruto toegekend, omdat het ontslag in strijd was met de wettelijke bepalingen. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werkgever geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. De werkgever is verder veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: 10563696 \ HA VERZ 23-71
Beschikking van 2 augustus 2023
in de zaak van
[verzoekende partij],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoekende partij] ,
gemachtigde: mr. I. R. Noordik,
tegen
RV VASTGOEDONDERHOUD B.V.,
te Hoorn,
verwerende partij,
hierna te noemen: RV Vastgoedonderhoud,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
[verzoekende partij] heeft een verzoekschrift (met producties 1 tot en met 14) ingediend, gericht tegen RV Vastgoedonderhoud.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juli 2023. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [verzoekende partij] producties 15 tot en met 17 ingediend en een kopie van het voorblad van het betekeningsexploot.
1.3.
De beschikking is (vervroegd) bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] is op 5 september 2022 in dienst getreden bij RV Vastgoedonderhoud als Vertegenwoordiger op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 12 maanden tegen een salaris van € 2.700,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en provisieregeling. De arbeidsovereenkomst is tussentijds opzegbaar.
2.2.
[verzoekende partij] heeft zich op 8 mei 2023 om 07:58 uur ziek gemeld.
2.3.
Na enkele WhatsApp-berichten over en weer, heeft [verzoekende partij] om 8:45 uur zijn leidinggevende [betrokkene 1] gebeld. Tijdens het telefoongesprek is er een woordenwisseling geweest en heeft [betrokkene 1] de verbinding verbroken. Vervolgens heeft [verzoekende partij] per WhatsApp zijn excuses aangeboden voor zijn aandeel in de woordenwisseling.
2.4.
RV Vastgoedonderhoud heeft [verzoekende partij] per e-mail van 8 mei 2023 om 9:01 uur op staande voet ontslagen. De inhoud van deze e-mail luidt als volgt:
Afgelopen vrijdag heb jij aangegeven na je tweede afspraak niet meer te kunnen rijden.
Je hebt aangegeven 7 uur lang in de file te hebben gestaan. (Tegen [betrokkene 2] / [betrokkene 3] )
Wij hebben jou vrijdag gevraagd waar je in de file staat, jij wilde dit niet verantwoorden en geeft geen concreet antwoord. ( [betrokkene 2] / [betrokkene 3] )
Wij hebben zelf gekeken en de langste file vrijdag was 47 minuten op het moment dat jij een file meldde.
Wij hebben jouw 2 maal gevraagd per mail om een terugkoppeling, dit geef je niet.
Vanmorgen vraag ik jouw telefonisch nogmaals naar de betreffende rit en file en waarom dit onbeantwoord is gebleven, je gaf aan dat ik mijn smoelwerk moet houden en wat ik van je wil.
Wat ik van je wil is dat je je werk doet, je routes rijdt, hoe het hoort en normaal tegen mensen en over mensen spreekt.
Dit alles gaat niet goed en daarom zullen wij er per direct mee stoppen en ontslaan je per direct op staande voet.
Om 09:10 uur volgt nog een e-mail met de volgende inhoud:
Toevoeging op vorige mail.
Deze ochtend heb jij je ziekgemeld.
Je geeft aan niet te kunnen autorijden vanwege een voedselvergiftiging
omdat jij sushi hebt gegeten.
Zojuist telefonisch geef jij meerdere malen aan niet ziek te zijn en
deze kant op te willen komen om ons conflict op te lossen.
Daarna ben je hierop teruggekomen en geef je nu weer aan niet te kunnen rijden.
2.5.
De gemachtigde van [verzoekende partij] heeft op 16 mei 2023 aangeschreven met het verzoek om het ontslag op staande voet in te trekken. RV Vastgoedonderhoud heeft daarop gereageerd dat zij het ontslag op staande voet handhaaft.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter, na wijziging van eis ter zitting, om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. te verklaren voor recht dat het ontslag op staande voet op 8 mei 2023 niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW en onregelmatig heeft plaatsgevonden;
b. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 878,90 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 5.470,97 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 20.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
e. te verklaren voor recht dat RV Vastgoedonderhoud geen rechten kan ontlenen aan artikel 13 (concurrentiebeding) en 14 (relatiebeding) van de arbeidsovereenkomst;
subsidiair
voor het geval het op 8 mei 2023 gegeven ontslag op staande voet stand zou houden
f. artikel 13 (concurrentiebeding) en artikel 14 (relatiebeding) van de arbeidsovereenkomst te vernietigen;
g. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 722,80 bruto die is berekend per 8 mei 2023, omdat [verzoekende partij] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair
h. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen tot verstrekking van een schriftelijke en deugdelijke bruto netto specificatie waarin bovengenoemde bedragen zijn verwerkt;
i. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen om aan [verzoekende partij] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 992,06 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
j. RV Vastgoedonderhoud te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[verzoekende partij] legt - kort samengevat - aan zijn verzoek ten grondslag dat een geldige dringende reden ontbreekt voor het door RV Vastgoedonderhoud gegeven ontslag op staande voet, waarmee het ontslag op staande voet onterecht is gegeven.
3.3.
RV Vastgoedonderhoud is niet in rechte verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt allereerst vast dat RV Vastgoedonderhoud bij aangetekende brief van 29 juni 2023 en per gewone (spoed)post door de rechtbank is opgeroepen voor de zitting van 10 juli 2023. Daarnaast heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] op 7 juli 2023 bij deurwaardersexploot het verzoekschrift en de oproepingsbrief voor de zitting aan RV Vastgoedonderhoud laten betekenen. Desondanks heeft RV Vastgoedonderhoud geen verweer gevoerd en heeft zij zich ter zitting niet laten vertegenwoordigen.
4.2.
Kern van geschil betreft de vraag of RV Vastgoedonderhoud bevoegd was de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] op 8 mei 2023 onverwijld op te zeggen (ingevolge artikel 7:677 lid 1 BW). De kantonrechter is van oordeel dat de redenen voor het ontslag, zoals omschreven in de e-mail van 8 mei 2023, geen dringende redenen zijn die een ontslag op staande voet rechtvaardigen. RV Vastgoedonderhoud heeft, gelet op de feiten en omstandigheden, zonder goede gronden en te snel het meest vergaande middel ingezet door de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] onverwijld op te zeggen. De gevorderde verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet niet aan de wettelijke eisen voldoet, zal daarom worden toegewezen.
vergoeding onregelmatige opzegging
4.3.
Nu [verzoekende partij] berust in het gegeven ontslag, is de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 8 mei 2023 geëindigd. Daarmee staat ook vast dat RV Vastgoedonderhoud de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder de opzegtermijn in acht te nemen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW is RV Vastgoedonderhoud een vergoeding verschuldigd gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, in dit geval tot 1 juli 2023. De verzochte vergoeding van € 5.470,97 bruto wordt daarom toegewezen. De verzochte wettelijke rente wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 8 mei 2023.
transitievergoeding
4.4.
RV Vastgoedonderhoud is voorts de verzochte transitievergoeding verschuldigd, omdat zij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en niet is gebleken dat [verzoekende partij] ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld (artikel 7:673 BW). De hoogte van de wettelijke transitievergoeding wordt bepaald aan de hand van het tijdstip waarop die arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd als RV Vastgoedonderhoud deze regelmatig zou hebben opgezegd (Hoge Raad 17 juli 20202, ECLI:NL:HR:2020:1286), aldus met als einddatum 1 juli 2023. De transitievergoeding bedraagt € 878,90 bruto. De verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW, toegewezen vanaf 8 juni 2023.
billijke vergoeding
4.5.
Uit artikel 7:681 lid 1 onder a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Voor toekenning is ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist. Daarvan is sprake nu RV Vastgoedonderhoud niet rechtsgeldig heeft ontslagen.
4.6.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval en de door de Hoge Raad in New Hairstyle-beschikking genoemde gezichtspunten (30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187). Bij de bepaling van de financiële gevolgen van het niet rechtsgeldig gegeven ontslag moet een vergelijking worden gemaakt van de inkomenspositie van de werknemer zonder ernstig verwijtbaar handelen dat tot opzegging leidde en de feitelijke situatie met verwijtbaar handelen, derhalve na opzegging (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 14 februari 2019 ECLI:NL:GHSE:2019:516 en met artikel 81 RO bekrachtigd, HR 17 juli 2019, ECLI:NL:HR:2020:1312, New Hairstyle II). Voorts speelt mee de lengte van het dienstverband alsook de vraag hoe lang de arbeidsovereenkomst zonder de opzegging redelijkerwijs zou hebben (voort)geduurd (HR 29 mei 2020
,ECLI:NL:HR:2020:955 (Wn/Blue Circle HRM).
Bij vergelijking van de feitelijke situatie met de hiervoor genoemde hypothetische situatie kan er rekening mee worden gehouden of de werknemer inmiddels andere inkomsten heeft en met de inkomsten die hij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Bij de vergelijking dient bovendien de eventueel aan hem toekomende transitievergoeding alsook de eventueel aan hem toekomende vergoeding voor de onregelmatige opzegging, die immers compensatie biedt voor inkomensverlies van de werknemer als gevolg van de onregelmatige opzegging, te worden betrokken. De kantonrechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval.
4.7.
Dit leidt ertoe dat de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding rekening zal houden met de volgende omstandigheden. Het feit dat naast de transitievergoeding ook een vergoeding wegens onregelmatige opzegging wordt toegekend, dat het dienstverband kort heeft geduurd vanaf 5 september 2022 alsook dat sprake was van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot 5 september 2023 en dat [verzoekende partij] met ingang van 3 juli 2023 inkomen uit ander werk genereert. Het voorgaande in samenhang bezien brengt de kantonrechter tot de volgende begroting van de billijke vergoeding.
Er zijn geen hele concrete aanwijzingen dat de arbeidsovereenkomst zonder het ernstig verwijtbaar handelen van RV Vastgoedonderhoud eerder dan 5 september 2023 zou zijn geëindigd. Tot 1 juli 2023 wordt het inkomensverlies gedekt door de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Dan resteren er twee maanden waarin [verzoekende partij] inkomen is misgelopen. [verzoekende partij] heeft gesteld vanaf 3 juli 2023 inkomen uit ander werk te hebben. Dat hij op dat moment nog inkomensschade heeft geleden omdat hij mogelijk een lager loon had in zijn nieuwe baan, is niet gesteld of gebleken. Vanwege de overige omstandigheden, met name de ernst van de verwijtbaarheid van RV Vastgoedonderhoud, ziet de kantonrechter aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op een bedrag van € 3.000,00 bruto. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking.
concurrentie- en relatiebeding
4.8.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de arbeidsovereenkomst geëindigd door het onterecht gegeven ontslag op staande voet en daarmee is het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. RV Vastgoedonderhoud kan daarom geen rechten ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding (artikel 7:653 lid 4 BW). De verzochte verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen.
overige verzoeken
4.9.
De kantonrechter zal het verzoek zoals opgenomen in rechtsoverweging 3.1. onder h afwijzen, omdat – zoals ook ter zitting is besproken – dit gedeelte van de eiswijziging een vermeerdering van eis ter zitting betreft en dat deze wijziging van de eis is uitgesloten omdat RV Vastgoedonderhoud niet is verschenen (artikel 283 Rv).
4.10.
[verzoekende partij] maakt voorts aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het verzochte bedrag is hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, omdat [verzoekende partij] is uitgegaan van een hogere hoofdsom dan de hiervoor toegewezen bedragen. Het verzochte bedrag wordt toegewezen tot het wettelijke tarief zijnde € 842,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van deze beschikking.
4.11.
RV Vastgoedonderhoud wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet op 8 mei 2023 niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW en onregelmatig heeft plaatsgevonden;
5.2.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud tot betaling van een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 5.470,97 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud tot betaling van de transitievergoeding van € 878,90 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud tot betaling van een billijke vergoeding van € 3.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
verklaart voor recht dat RV Vastgoedonderhoud geen rechten kan ontlenen aan artikel 13 (concurrentiebeding) en artikel 14 (relatiebeding) van de arbeidsovereenkomst;
5.6.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud om aan [verzoekende partij] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 842,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
5.7.
veroordeelt RV Vastgoedonderhoud in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoekende partij] begroot op € 244,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris gemachtigde en deze proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.