ECLI:NL:RBGEL:2023:4370
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing inspecteur belastingdienst inzake BPM aangifte en verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst inzake de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had op aangifte BPM voldaan voor de registratie van een gebruikte auto, maar maakte bezwaar tegen deze aangifte. De rechtbank had eerder de gemachtigde van de belanghebbende geweigerd op grond van artikel 8:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De belanghebbende heeft geen nieuwe gemachtigde aangewezen en reageerde niet op de brief van de rechtbank waarin werd gevraagd of hij op de hoogte was van de lopende beroepsprocedure. De rechtbank concludeerde dat de belanghebbende kennelijk niet op de hoogte was van de procedure, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek om vergoeding van immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van spanning en frustratie, omdat de belanghebbende niet op de hoogte was van de procedure. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen recht op teruggaaf van BPM bestond. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken in soortgelijke zaken en concludeerde dat de redelijke termijn was overschreden, maar dat dit niet leidde tot recht op schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter J.M.W. van de Sande, in tegenwoordigheid van griffier S.S. Verzijlbergen.