In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van Stichting [A] tegen een besluit van het UWV beoordeeld. Het UWV had op 10 juni 2022 aan de ex-werkneemster van eiseres medegedeeld dat zij per 3 juni 2019 recht had op ziekengeld op grond van de Ziektewet. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.L. Schuren, betwistte deze beslissing en stelde dat de eerste ziektedag ten onrechte was vastgesteld op 1 juni 2019. De rechtbank heeft op 1 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij ook de gemachtigde van het UWV aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de ex-werkneemster bij aanvang van haar dienstverband op 1 mei 2019 al ongeschikt was voor haar functie. Dit oordeel is gebaseerd op rapporten van medisch adviseurs en de omstandigheden rondom de ziekmelding. De rechtbank concludeert dat het UWV ten onrechte heeft gesteld dat de ex-werkneemster pas vanaf 1 juni 2019 arbeidsongeschikt was. Hierdoor kan eiseres niet verantwoordelijk worden gehouden voor de betaling van het ziekengeld.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.674,-, en moet het UWV het griffierecht van € 365,- vergoeden. De kosten voor de deskundige worden vastgesteld op € 428,25.