ECLI:NL:RBGEL:2023:152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
10038010
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bescherming van klokkenluiders en de gevolgen van het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de bescherming van klokkenluiders centraal. De verzoekende partij, een werknemer van Eiffel B.V., heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet wordt verlengd. De werknemer stelt dat dit niet verlengen het gevolg is van het melden van misstanden binnen de organisatie, en dat dit in strijd is met de Klokkenluidersregeling zoals vastgelegd in artikel 7:658c BW. De rechtbank moet beoordelen of de meldingen van de werknemer onder deze regeling vallen en of het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst als benadeling kan worden gekwalificeerd.

De procedure omvat een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en een bodemprocedure waarin de werknemer een billijke vergoeding en schadevergoeding wegens slecht werkgeverschap vordert. De rechtbank oordeelt dat de werknemer niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de misstanden die zij heeft gemeld, daadwerkelijk onder de bescherming van de Klokkenluidersregeling vallen. De rechtbank concludeert dat er geen causaal verband is tussen de meldingen van misstanden en het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst. De verzoeken van de werknemer worden afgewezen, en zij wordt in de proceskosten veroordeeld.

De uitspraak benadrukt het belang van het bewijs van misstanden en de noodzaak voor werknemers om zorgvuldig te handelen bij het melden van dergelijke kwesties. De rechtbank wijst erop dat de bescherming van klokkenluiders niet automatisch geldt en dat er duidelijke criteria zijn waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor deze bescherming.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens 10038010\ HA VERZ 22-102 en 10164442 AZ VERZ 22-45\ 498
uitspraak van 11 januari 2023
beschikking
in de zaak van
[verzoekende partij] ,
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde mr. R.K.A. Kop
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eiffel B.V.
gevestigd te Arnhem
verwerende partij
gemachtigde mr. L.P.J.M. van Woensel
Partijen worden hierna [verzoekende partij] en Eiffel genoemd.

1.Inleiding

Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of Eiffel de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] niet heeft voortgezet omdat zij misstanden (als bedoeld in artikel 7:658c BW, klokkenluidersbescherming) heeft gemeld, en dat niet voortzetten ernstig verwijtbaar handelen oplevert en Eiffel een billijke vergoeding aan [verzoekende partij] verschuldigd is (artikel 7:673 lid 9 BW). Voorts moet beoordeeld worden of Eiffel op grond van toerekenbaar te kort schieten dan wel handelen in strijd met goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW) schadeplichtig is. Tot slot liggen nog enkele nevenverzoeken (eindafrekening en thuiswerkvergoeding) ter beoordeling voor.
Hangende de onderhavige procedure heeft [verzoekende partij] verzocht een voorlopig getuigenverhoor te houden. Ook daarop wordt in deze uitspraak beslist.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure ter zake het verzoek voorlopig getuigenverhoor (zaaknummer 10164442) blijkt uit:
- het verzoekschrift van 24 oktober 2022;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2022 waar beide partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd.
2.2.
Het verloop van de procedure in de bodemzaak (zaaknummer 10038010) blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen op 5 augustus 2022, met producties 1 tot en met 27; [1]
- de e-mail van 7 oktober 2022 aan de zijde van [verzoekende partij] met de producties A tot en met E;
- het verweerschrift, ontvangen op 20 oktober 2022, met producties 1 tot en met 9, alsmede de later toegezonden producties 10 tot en met 13;
- de bij brief van 17 oktober 2022 aan de zijde van [verzoekende partij] toegezonden (aanvullende) producties 1, X, 5, 8 en 15;
- het schrijven van 24 oktober 2022 (het verzoek voorlopig getuigenverhoor, waarover hierna meer) houdend een nadere onderbouwing van het bewijsaanbod;
- het (eerste) aanvullend verzoekschrift, ontvangen op 25 oktober 2022 19.03 uur, aan de zijde van [verzoekende partij] met de producties 28 tot en met 47;
- het (tweede) aanvullend verzoekschrift, ontvangen op 25 oktober 2022 20.48 uur, aan de zijde van [verzoekende partij] met (wederom) de producties 28 tot en met 47;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2022 waar beide partijen, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd.
2.3.
Beide verzoeken, te weten het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor als het verzoek in de bodemzaak, zijn gelijktijdig behandeld. De zaken zijn na de mondelinge behandeling aangehouden op verzoek van partijen in verband met schikkingsonderhandelingen. Uiteindelijk hebben partijen uitspraak verzocht, welke, na een eerdere aanhouding door de rechtbank, heden wordt gedaan.

3.De feiten

3.1
[verzoekende partij] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 juni 2021 in dienst getreden van Eiffel op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, te weten 12 maanden, in de functie van Consulent, en feitelijk ingezet als senior jurist bij Legal Office B.V. Haar salaris bedroeg laatstelijk € 4.070,- bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en een netto onkostenvergoeding van € 110,-. De arbeidsomvang bedroeg 32 uur per week.
3.2.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat Eiffel aan [verzoekende partij] een auto ter beschikking stelt. Tijdens haar sollicitatie is (mondeling) een bedrijfsauto toegezegd, gelijkwaardig aan haar privé auto. Deze is in november 2021 ter beschikking gesteld.
3.3.
In verband met de Coronamaatregelen moest [verzoekende partij] veel thuiswerken. Zij heeft daartoe een tweedehands tablet/laptop aangeschaft van € 600,-. Eiffel heeft daaraan € 250,- bijgedragen. Later heeft Eiffel een laptop ter beschikking gesteld. In verband met het thuiswerken heeft Eiffel een eenmalige thuiswerkvergoeding aangeboden van € 250,-, conform met de ondernemingsraad gemaakte afspraken.
3.4.
In verband met de hoeveelheid werkzaamheden die [verzoekende partij] moest verrichten, is zij op eigen initiatief een onderzoek gestart naar de feiten en omstandigheden in relatie tot haar werkzaamheden. De resultaten daarvan heeft [verzoekende partij] in oktober 2021 besproken met de verantwoordelijke leidinggevende van Legal Office, business unit van Eiffel, [naam 1] .
3.5.
Op enig moment heeft [verzoekende partij] (kennelijk) via [naam 2] (directeur Personeel en Organisatie) om een gesprek gevraagd, waarop [naam 2] (kennelijk) een e-mail aan [naam 1] heeft gestuurd.
3.6.
Bij e-mail van 19 oktober 2021 heeft [verzoekende partij] aan [naam 2] onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Sorry dat ik stoor en je tijd vraag.
In de proeftijd meldde [naam 3] [2] en [naam 4] hoe blij ze waren met mij en dat ik mijn toegevoegde waarde al snel had getoond. Na ca 3 weken heb ik meermaals bedankt voor de rol van teamlead.
Je weet dat ik daarna door [naam 4] en [naam 3] aangezegd ben niet met anderen te praten.
Na jouw mail aan [naam 1] van vrijdag werd ik gebeld dat er thans door het mt (hoorbaar voor anderen) gezegd wordt dat ik niet functioneer. Daar ben ik enorm van geschrokken want uit de cijfers blijkt dat ik boven de norm presteer. 1 en 1 is 2. Van het management zijn er nog 2 over (…). Waar jij in de mails cc bent meegenomen, ben jij niet in cc meegenomen dat [naam 3] aanwezig is bij het gesprek met [naam 1] .
Mijn bedoeling was, zoals jij het ook verwoordde, dat een gesprek met [naam 1] zou gaan over Legal Office en mijn bevindingen. Dit kan ik niet indien mijn leidinggevende daarbij aanwezig is omdat ik dan niet in vrijheid kan praten. (ik weet namelijk niet wat bij wie ligt, wil niemand in een onaangename positie duwen maar ik wil dit voor mezelf natuurlijk ook niet) En zeker niet nu jouw mail gezegd wordt dat ik niet functioneer. Gezien de chronologie en de aanzegging mijn mond te houden ligt dit volledig in lijn met hetgeen ik [naam 5] melde.
Nogmaals: mijn bedoeling was mijn analyse te delen ten voordeel van Legal Office, zowel qua omzet voor Legal Office als arbeidsvreugde van mij en mijn collega’s. Ik heb daar geen persoonlijk belang bij.
Ik vroeg [naam 1] of het mogelijk is een 1 op 1 gesprek te hebben maar dit is niet mogelijk. Uit bescherming voor mezelf verzoek ik je dan ook de opdracht aan [naam 1] in te trekken. (…).”
3.7.
[naam 2] heeft hierop per e-mail van 20 oktober 2021 als volgt gereageerd:
“(…)
Geen probleem.
[naam 1] is verder inhoudelijk nog niet geïnformeerd. Het lijkt goed als hij open met jou het gesprek in gaat om nader met elkaar kennis te maken en jouw observaties te delen,
Hij werkt veel samen met [naam 3] [3] vanuit haar ervaring en haar rol, Ik begrijp dat het voor jou nu misschien fijner voelt om even alleen met [naam 1] te spreken, ik heb dat inmiddels bij hem aangegeven.”
3.8.
Op 8 november 2021 heeft [naam 1] aan [verzoekende partij] gevraagd haar bevindingen, waarvan ze hem eind oktober 2021 mondeling verslag had gedaan, op te schrijven. [verzoekende partij] heeft dat gedaan en op 10 november 2021 aan [naam 1] toegestuurd. Zij heeft in haar e-mail onder meer gewag gemaakt van het gebrek aan voldoende beschikbare tijd voor dossier behandeling, dat daardoor de gestelde normen van te schrijven declarabele uren niet gehaald kunnen worden, de onlogische ineffectieve inzet van personeel gelet op kennis/vaardigheden en het gebrek aan inzicht in de doorlooptijden van dossiers.
Zij heeft haar e-mail als volgt afgesloten:
“Aan de arbeidsovereenkomst met Eiffel is niet te houden. Inconsistent is de te boeken uren (declarabele en niet declarabele). Daarnaast is niet te houden aan de voorschriften v.w.b. melding en rapportage. Reden is invoering TL. Al lezend merk ik dat ik het vrij negatief vind klinken. Dat is zeker niet mijn bedoeling en ik hoop dat je dat inmiddels weet. Ik werk graag mee aan een goed lopende BU en spendeer er daarom ook tijd aan.
(…)
Groet en fijne avond,
(…)”
3.9.
[naam 1] heeft daarop als volgt gereageerd:
“Hi (…),
Super! Dit kunnen als input gebruiken om tot een beter inzicht in cijfers en productiviteit komen, haalbare normen op te stellen en overall tot een betere besturing van LO te komen. Dank voor het uitzoekwerk. Ik deel de inzichten ook met [naam 6] en [naam 7] die ik al eerder had gevraagd om met een voorstel te komen hoe we beter zicht kunnen krijgen op de relevante sturingsinfo.
Ik kom er bij je op terug.
Fijne avond,
Groet,
(…).”
3.10.
[verzoekende partij] is op 11 december 2021 beoordeeld. [verzoekende partij] heeft daarin opgemerkt dat, anders dan als standaard in het ‘Persoonlijk evaluatieformulier’ staat vermeld er geen ontwikkelplan is, daar ook niet om verzocht is, onbekend is wat concreet verwacht wordt, waarop zij beoordeeld wordt met betrekking tot andere zaken dan genoemde resultaten. Als dat eerder bekend was geweest, had zij dat bij kunnen houden. Voorts vermeldt zij dat onbekend is wat de resultaten zijn van de peergroup, hetgeen wel bekend zou moeten zijn.
3.11.
[verzoekende partij] heeft op verschillende onderdelen als volgt gescoord:
3.11.1.
Bereikbaarheid, prima, goed op orde, daarom maximale score (20 punten).
3.11.2.
Ter zake ‘Performance bij de klant’ heeft de manager geschreven:
“In het begin hebben we elkaar moeten zoeken, het was een wat stroeve start, waarbij jij natuurlijk ook net bij ons binnenkwam toen we midden in de transitiefase zaten naar de subteams binnen Legal Office. Het was wat (wederzijds) zoeken, wat enerzijds natuurlijk niet vreemd is in een nieuwe werkomgeving met andere collega’s spelregels, ICT en werkmethodes. Anderzijds gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat we verwacht hadden dat je met de kennis en ervaring die je meebracht, wat sneller zelfstandig uit de voeten zou kunnen met de werkinstructies, procedures en de inname van nieuwe zaken, in combinatie met het dossiersysteem dat wij hanteren.
Inmiddels hebben we elkaar meer gevonden en hebben we ook gevonden wat werkt voor jou qua energie en talenten in de dossierinname, namelijk het overnemen van dossiers van anderen als deze overgedragen moeten worden. Hiermee wijken wij af van het gebruikelijke innamebeleid, maar we merken dat deze uitzondering voor beiden voordelen heeft. Dit loopt nu zeker naar verwachting en wij hebben er alle vertrouwen in dat we de opwaartse modus waar we sinds enige tijd in verkeren, in 2022 mooi voort kunnen zetten.”
Score 30 punten.
3.11.3.
Ter zake ‘Performance bij Eiffel naast je opdracht’ heeft de manager geschreven:
“In het eerste halfjaar voor jou bij Eiffel met wennen aan andere werkzaamheden en het leren kennen van veel verschillende collega’s en systemen, begrijpen we heel goed dat energie en aandacht daar naar uitgaat en ook moet gaan. Tegelijkertijd ben jij, ondanks je nog korte tijd bij ons, zichtbaar voor anderen en sta je klaar om collega’s te helpen. Je bent daarin proactief en toont interesse. Het helpen/begeleiden van een collega, of dit nu structureel om 1 en dezelfde junior collega gaat of om losse vragen van meerdere collega’s, is overigens iets wat we als basis van een consultant verwachten en het hoort dan ook eigenlijk bij het onderdeel van de vorige grondslag. Anderzijds waarderen we jouw activiteit is zeker met 5 punten dit jaar.
Voor volgend jaar ga ik graag in gesprek met je over je ontwikkelplan en toegevoegde waarde binnen Eiffel/Team Legal office, door de extra activiteiten nog meer te concretiseren. We moeten daarbij vooral met elkaar op zoek gaan naar iets wat past bij jouw talenten en waarvan jij positieve energie krijgt.”
Score 5 punten.
3.11.4.
Ter zake ‘Competent’ heeft de manager geschreven:
“Onder andere je klantgerichtheid en sociabiliteit zijn aspecten die zichtbaar zijn voor ons in hetgeen hierboven zelf omschrijft. Daarin voldoe je zeker aan de verwachtingen die wij van een consultant hebben, supermooi! Qua opdoen van kennis en vaardigheden signaleer ik wel dat je om onduidelijke redenen geen toegang hebt tot de AvdR en rechtsorde, wat nu juist mooie bronnen van inhoudelijke kennis vormen. Op dit vlak wil ik je vragen om wat meer pro activiteit te laten zien om deze zaken te regelen. Als je daarbij ergens tegenaan loopt, vraag mij dan gerust om hulp! De handleiding hoe je een account aanmaakt voor de webinars van de AvdR is te vinden op de (…). Het zou zonde zijn als je hier geen gebruik van kan maken.”
Score 15 punten.
3.11.5.
De totaalscore van de beoordeling is: voldoende met 70 punten.
De manager heeft als afsluiting het volgende geschreven:
“Als nieuwkomer binnen Eiffel stond dit jaar voor jou in het teken van het wennen aan de nieuwe werkomgeving. Dat geldt ook voor het gewenningsproces aan elkaar. We komen tot een mooie score van 70 punten, wat een prestatie volgens verwachting is, bezien over het afgelopen half jaar (of liever gezegd 7 maanden) in jouw rol van consultant. Je hebt je in 2021 veel ingezet voor het helpen van collega’s en dat waarderen wij zeer en de betreffende collega’s ongetwijfeld ook. Met het doortrekken van de stijgende lijn die we eind 2021 hebben gezien in onze samenwerking, ligt een mooi 2022 voor ons in het vooruitzicht.
[verzoekende partij] , ontzettend bedankt voor je inzet en collegialiteit dit jaar. Geniet van de vakantie en graag tot in 2022!”
3.12.
In januari 2022 heeft [verzoekende partij] meermaals gevraagd waarom er punten van haar beoordeling zijn afgetrokken, wat de kritiekpunten zijn die hebben geleid tot een score van 70 punten in plaats van hoger. Daarop wordt in eerste instantie medegedeeld dat het niet gebruikelijk is om veel details in te vullen. Op herhaalde verzoeken van [verzoekende partij] wordt niet gereageerd.
3.13.
In het voorjaar van 2022 heeft [verzoekende partij] de vertrouwenspersoon van Eiffel laten weten misstanden te willen melden. Reden was dat [verzoekende partij] gezien had dat een e-mail met als afzender genoemd een collega die al geruime tijd uit dienst was, was verstuurd naar derden.
3.14.
Na een poging daartoe een afspraak in te plannen met [verzoekende partij] , hetgeen niet lukte, heeft Eiffel [verzoekende partij] op 22 april 2022 per e-mail laten weten dat de arbeidsovereenkomst van [verzoekende partij] niet zal worden verlengd. Aangekondigd wordt dat alsnog een poging gedaan zal worden een gesprek te plannen hierover.
3.15.
Op 26 april 2022 heeft [verzoekende partij] met de directie van Eiffel ( [naam 8] , algemeen directeur en [naam 2] ) hierover een gesprek gevoerd. Bij dit gesprek zou overeengekomen zijn dat de autokosten, overuren en extra kosten aan [verzoekende partij] worden vergoed. Voorts heeft Eiffel in dat gesprek voorgesteld om [verzoekende partij] vrij te stellen van haar werkzaamheden. Direct na dit gesprek op 26 april 2022 heeft [verzoekende partij] een door haar opgesteld document met de meldingen van misstanden binnen de organisatie, aangevuld met klachten tegen [naam 9] en [naam 10] aan [naam 8] toegezonden. Daarbij stuurde zij de volgende begeleidende e-mail:
“Beste (…),
In de bijlage de besproken samenvatting van het daaronder opgenomen volledige document. Daarnaast stuur ik je mijn cv waarin je kan lezen wat mijn ervaring is.
Ik hoop echt dat je de meldingen oppakt als kans een nog beter bu en bv van Legal office te maken en daarmee ook Eiffel.
Opvallend was dat je enkel de BUD en TL noemde en niet de PM. De PM ervaar ik nl. als de bron. Daarnaast is het best bijzonder dat ik met mijn drive om mee te werken aan verbetering niet gewenst is, dat vind ik erg jammer.
Ik ga nadenken over je voorstel mij vrij te stellen van werk tot einde dienstverband.
Wil je me laten weten wat het vervolg is van de klacht welke ik zojuist indiende tegen [naam 9] en [naam 10] ?”
3.16.
In het document maakt [verzoekende partij] er melding van dat op haar beoordeling punten zijn afgetrokken, kennelijk vanwege meldingen van misstanden in 2021 en kennelijk toen al de beslissing was genomen de arbeidsovereenkomst niet te zullen verlengen. ‘Aftrek van punten vanwege goed presteren’, zo schrijft [verzoekende partij] . Verder maakt [verzoekende partij] in het ca. 10 pagina’s tellende document melding van benadeling van Eiffel en de aandeelhouder door Legal Office, dat de bestuurder van Eiffel hiervoor aansprakelijk is, dat wetten ter bescherming van werknemers worden geschonden en overeenkomsten met klanten niet worden nagekomen. Ook wordt door de leiding opdracht geven om in strijd met de opdracht van de klant te handelen en is er sprake van een angstcultuur.
3.17.
Op 28 april 2022 stuurt [verzoekende partij] een e-mail aan onder meer [naam 10] en de leiding van Eiffel met de mededeling dat zij van meerdere kanten hoort dat [naam 10] met derden belt met de mededeling dat [verzoekende partij] wild om zich heen aan het slaan is, zij ten opzichte van collega’s en derden in een kwaad daglicht wordt gezet en als gevolg daarvan al een mogelijke baan heeft misgelopen omdat een potentiële werkgever inmiddels heeft afgezien van een gesprek.
3.18.
Op 5 mei 2022 heeft [verzoekende partij] zich ziekgemeld.
3.19.
De klacht van [verzoekende partij] is niet binnen de intern voorgeschreven termijn van 20 dagen na 26 april 2022 afgehandeld. [verzoekende partij] ontving het resultaat op 27 mei 2022.
Bij e-mail van 28 mei 2022 heeft [verzoekende partij] de klacht in tweede aanleg voorgelegd en daartoe toegezonden aan [naam 11] en in cc naar onder meer de algemeen directeur, [naam 8] . [verzoekende partij] beklaagt zich over de wijze waarop de eerste klachten zijn afgehandeld, en op onderdelen niet is beoordeeld. Haar klacht wordt daarop voorgelegd aan een klachtencommissie met een externe voorzitter en twee interne juristen. [verzoekende partij] is uitgenodigd voor een hoorzitting.
3.20.
De klachtenadviescommissie concludeert, samengevat, dat de klachten die zien op het algemeen belang van Eiffel inmiddels zijn opgepakt en dat de juistheid van de klachten die zien op benadeling van [verzoekende partij] door Eiffel bij gebrek aan onderbouwing niet zijn komen vast te staan.
3.21.
Bij brief van 9 juni 2022, na einde dienstverband, heeft de gemachtigde van Eiffel [verzoekende partij] aangeschreven met kort gezegd de vraag of het juist is dat zij data van Eiffel naar haar privé adres heeft gestuurd, zo ja, welke, of daarin persoonsgegevens zijn opgenomen, op welke data en of er kopieën ter beschikking van derden zijn gesteld.

4.Het geschil

4.1.
Het verzoek van [verzoekende partij] in de bodemzaak (zaaknummer 10038010)
[verzoekende partij] verzoekt, na wijziging/aanvulling van haar verzoek, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Eiffel te veroordelen tot betaling van:
- een billijke vergoeding van € 42.197,76 bruto, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag,
- een schadevergoeding wegens slecht werkgeverschap van € 21.098,88 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag,
- een bedrag van € 8.371,06 bruto ter zake de opgestelde eindafrekening,
- een bedrag van € 2.760,00 ter zake de thuiswerkvergoeding over twaalf maanden,
- de wettelijke rente over de voornoemde bedragen vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van werkgever in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
4.2.
Het verweer van Eiffel in de bodemzaak (zaaknummer 10038010)
Eiffel heeft geconcludeerd bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken en vorderingen van [verzoekende partij] af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen, met veroordeling van [verzoekende partij] in de kosten van de procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
4.3.
Het verzoek van [verzoekende partij] ter zake het voorlopig getuigenverhoor (zaaknummer 10164442)
[verzoekende partij] verzoekt, samengevat, toestemming tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor teneinde haar stellingen nader te kunnen onderbouwen en bewijzen.
4.4.
Het verweer van Eiffel ter zake het getuigenverhoor (zaaknummer 10164442)
Eiffel heeft, samengevat, geconcludeerd tot afwijzing onder meer stellende dat het verzoek (deels) een fishing expedition betreft en bovendien omdat het in strijd is met de goede procesorde.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling nader worden ingegaan. Allereerst zal het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor worden beoordeeld, daarna de verzoeken in de bodemzaak.

5.De beoordeling

5.1
Van het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (zaaknummer 10164442)
5.1.1
De kantonrechter stelt voorop dat een voorlopig getuigenverhoor (artikel 186 Rv) er onder meer toe strekt belanghebbenden bij een reeds aanhangig of eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden (vooraf) opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen (HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250).
5.1.2.
Volgens vaste rechtspraak kan een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, slechts worden afgewezen als de verzoeker daarbij geen belang heeft, van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), als het verzoek strijdig is met de goede procesorde, of omdat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433).
5.1.3.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op een zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig vermeldt welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil horen (HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433). Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering. Een voorlopig getuigenverhoor dient nu juist ertoe degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen dan wel de procedure in hoger beroep voort te zetten. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor (HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK8146 en HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250).
5.1.4.
Het verzoek voldoet op een aantal onderdelen aan de daaraan ingevolge artikel 187 lid 3 Rv te stellen eisen. Daarnaast behelst het deels een fishing expedition omdat aangegeven wordt dat [verzoekende partij] nader onderzoek wenst te doen, zij van bepaalde getuigen ‘uitleg van het geheimhoudingsbeding wil hebben’, zonder dat zij daarbij aangeeft welke feiten of rechten zij wil bewijzen. Op die onderdelen voldoet het verzoek niet aan de daaraan te stellen eisen. Wat daar ook van zij, het verzoek wordt wegens strijd met de goede procesorde afgewezen. Het verzoek is in de eindfase van de procedure in de bodemzaak gedaan, namelijk op 24 oktober 2022, een week voor de mondelinge behandeling waarna in beginsel uitspraak volgt. Het verzoek is pas gedaan nadat over en weer een uitgebreide wisseling van processtukken had plaatsgevonden. Gelet op deze omstandigheden en het gegeven dat het verzoek in de bodemprocedure dateert van 8 augustus 2022, is een zo laat gedaan verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in strijd met de goede procesorde. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat in de bodemprocedure de mogelijkheid bestaat een bewijsopdracht te geven als daartoe aanleiding bestaat, zoals namens [verzoekende partij] in het verzoek tot het houden van het voorlopig getuigenverhoor ook is geopperd.
5.1.5.
Omdat [verzoekende partij] in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij in de proceskosten veroordeeld.
5.2
Van de verzoeken in de bodemzaak (zaaknummer 10038010)
Ontvankelijkheid aanvullend verzoeken/producties zijde [verzoekende partij]
5.2.1.
Eiffel heeft bezwaar gemaakt tegen de aanvullende verzoeken ter zake de thuiswerkvergoeding en de eindafrekening en de bij die verzoeken overgelegde producties aan de zijde van [verzoekende partij] omdat die te laat zouden zijn ingediend. De aanvullende verzoeken en nadere producties zijn door de gemachtigde van [verzoekende partij] aan de rechtbank en cc aan de wederpartij toegezonden op 25 oktober 2022. De mondelinge behandeling was gepland op 31 oktober 2022.
5.2.2.
In het Landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“2.2.7. Termijn indienen nadere stukken
Nadere stukken moeten uiterlijk vijf (5) dagen voor de dag van de mondelinge behandeling worden ingediend, met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan iedere verweerder en iedere belanghebbende. Na deze termijn ingediende stukken kunnen door de kantonrechter buiten beschouwing worden gelaten.”
5.2.3.
De genoemde stukken zijn langer dan vijf dagen voor de mondelinge behandeling ingediend en derhalve tijdig. Het verzoek van Eiffel deze buiten beschouwing te laten wordt derhalve afgewezen.
Ernstige verwijtbaar handelen Eiffel en billijke vergoeding?
5.2.4.
Ingevolge artikel 7:673 lid 9 aanhef en onder a BW kan de kantonrechter, na het einde van een arbeidsovereenkomst van rechtswege, aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen als het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5.2.5.
[verzoekende partij] heeft aan haar verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van genoemd artikel, ten grondslag gelegd dat Eiffel de arbeidsovereenkomst niet heeft voortgezet omdat [verzoekende partij] meldingen heeft gedaan van misstanden bij Legal Office. Nu van de aanvang van het dienstverband steeds duidelijk is geweest dat door Eiffel werd ingezet op een langdurig bestendige relatie, hetgeen ook in de beoordeling van december 2021 tot uitdrukking is gekomen, kwalificeert het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst, nu dat (kennelijk) het gevolg is van het melden van de misstanden, ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Eiffel op. [verzoekende partij] beroept zich op bescherming van de (wettelijke) Klokkenluidersregeling en wijst er op dat Eiffel ten onrechte niet binnen haar organisatie in een klokkenluidersregeling heeft voorzien.
5.2.6.
Eiffel betwist dat er een causaal verband bestaat tussen het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en de misstanden die [verzoekende partij] aan de kaak heeft gesteld. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is geen sprake en derhalve is er geen grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding.
Eiffel betwist dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst een long term commitment, zoals [verzoekende partij] stelt, het uitgangspunt was. Eiffel heeft ter zake geen verwachtingen gewekt, laat staan toezeggingen gedaan, en aangevoerd dat van een (hele) goede beoordeling geen sprake was en er vanaf de aanvang af ‘gedoe’ was over onder meer het niet tijdig ter beschikking stellen van een auto terwijl haar, conform de regels een tijdelijke huurauto is aangeboden omdat in de door haar beoogde klasse geen auto voorradig was. Daarvan heeft [verzoekende partij] geen gebruik gemaakt. Wat de laptop betreft heeft Eiffel uiteindelijk € 250,- betaald als bijdrage in de door [verzoekende partij] gekochte laptop en haar later ook nog een laptop ter beschikking gesteld omdat [verzoekende partij] telkens ICT-problemen ervaarde. Met de ondernemingsraad is afgestemd dat werknemers van Eiffel een eenmalige thuiswerkvergoeding ontvangen van € 250,-. Tegen de achtergrond van de discussies omtrent de beoordeling, de auto, de thuiswerkvergoeding en laptop is het niet zo vreemd dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd is, aldus Eiffel. Van enig causaal verband met de gemelde beweerdelijke misstanden is geen sprake. [verzoekende partij] heeft van het beweerdelijke causaal verband ook geen enkel bewijs overgelegd. De gemelde misstanden zijn besproken met [verzoekende partij] en de klachten zijn ‘in twee instanties’ beoordeeld. In de tweede ronde is een klachtencommissie ingeschakeld. Van ernstig verwijtbaar handelen is geen sprake.
5.2.7.
In dit geschil moet beoordeeld worden of meldingen van (beweerdelijke) misstanden door [verzoekende partij] vallen onder de bescherming van de Klokkenluidersregeling, zoals opgenomen in artikel 7:658c BW. [4] Dit artikel verbiedt het een werkgever om een werknemer die te goeder trouw en naar behoren het vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet huis voor klokkenluiders meldt, tijdens en/of na behandeling van deze melding bij de werkgever of een daartoe bevoegde instantie te benadelen.
Ook moet beoordeeld worden of, als sprake is geweest van het melden van misstanden die vallen onder het hiervoor genoemde artikel, het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het onderhavige geval is te kwalificeren als benadeling in de zin van artikel 7:658c BW.
In dit verband moet tevens beoordeeld worden of Eiffel, voordat [verzoekende partij] meldingen van misstanden deed, jegens haar de intentie had uitgesproken en aldus de verwachting had gewekt dat bij een voldoende beoordeling de arbeidsovereenkomst na ommekomst van de termijn waarvoor deze was aangegaan, zou worden voortgezet.
Voortzetten dienstverband, gewekte verwachtingen?
5.2.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan [verzoekende partij] stelt is niet komen vast te staan dat Eiffel bij aanvang van het dienstverband of voordat zij beweerdelijke misstanden meldde, heeft gezegd voornemens te zijn het dienstverband voort te zetten. Dat neemt niet weg dat het, mede gelet op de uitlatingen in de beoordeling, waarin de verwachting wordt uitgesproken voor een goede verdere samenwerking in het volgende jaar, dat wel in de lijn der verwachting lag bij goed, althans voldoende, functioneren. De stelling van Eiffel dat [verzoekende partij] niet goed functioneerde, wordt verworpen. Weliswaar blijkt uit de beoordeling van een stroeve start, zowel in de communicatie als in het oppakken van de werkzaamheden/dossiers/ICT, maar overall zijn er ook loftuitingen en is er een goede score, immers 70 van de 100 punten. Dat is ruim voldoende. Daarvoor had [naam 1] [verzoekende partij] ook nog gecomplimenteerd met haar notitie van 10 november 2021. Dat het derhalve, weliswaar niet expliciet uitgesproken maar wel de intentie was bij voldoende functioneren het dienstverband voor te zetten, neemt de kantonrechter wel tot uitgangspunt.
Misstanden?
5.2.9.
Van een misstand is sprake in geval van:
1. Een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht of
2. Een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is en er sprake is van:
1. een schending of gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of interne regels van een werkgever of
2. een gevaar voor de volksgezondheid of
3. een gevaar voor de veiligheid van personen of
4. een gevaar voor de aantasting van het milieu of
5.een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van nadelen of nalaten.
Valt niet-verlengen arbeidsovereenkomst onder benadeling in de zin van artikel 7:658c BW?
5.2.10.
In de parlementaire geschiedenis wordt vermeld dat van benadeling in ieder geval sprake is
in geval van ontslag, een boete als bedoeld in artikel 7:650 BW, demotie, het onthouden van bevordering, een negatieve beoordeling, een schriftelijke berisping, overplaatsing, smaad of laster (…). Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Dat
‘het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’niet als voorbeeld is genoemd staat er niet aan in de weg dat ook dat onder omstandigheden benadeling kan opleveren als bedoeld in artikel 7:658c BW. Uiteraard zal dan wel het causaal verband tussen het melden van misstanden die vallen onder de bescherming van artikel 7:658c BW en het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moeten komen vast te staan. De bewijslast ter zake rust op [verzoekende partij] . [5]
Causaal verband melden misstanden- niet verlengen van de arbeidsovereenkomst?
5.2.11.
Artikel 1, onderdeel d van de Wet Huis voor Klokkenluiders definieert het vermoeden van een misstand als volgt:
“d.vermoeden van een misstand:
het vermoeden van een werknemer, dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:
1.het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en
2het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van een wettelijk voorschrift, een gevaar voor de volksgezondheid, een gevaar voor de veiligheid van personen, een gevaar voor de aantasting van het milieu, een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.”
5.2.12.
Kort samengevat betekent dit niet dat de misstanden hoeven komen vast te staan. [6] Wel dat het vermoeden van de misstanden, voordat tot melding wordt overgegaan, op redelijke gronden is gebaseerd en te goeder trouw is gedaan. Daarnaast moet het maatschappelijk belang in het geding zijn, de misstand moet derhalve wel enige mate het karakter van ‘ernstig’ hebben. Tot slot moet de melder in procedureel en materieel opzicht zorgvuldig handelen. [7] Nu vast staat dat Eiffel niet over een Klokkenluidersregeling beschikt(e) mogen aan de wijze waarop [verzoekende partij] eventuele misstanden heeft gemeld niet al te hoge eisen worden gesteld.
5.2.13.
Op 22 april 2022 is [verzoekende partij] door [naam 3] [naam 9] geïnformeerd over het niet voortzetten van het dienstverband. Anders dan [verzoekende partij] stelt, althans suggereert, is niet gebleken dat zij voor die tijd misstanden als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet Huis voor Klokkenluiders heeft gemeld.
De eerste maanden na aanvang van het dienstverband heeft [verzoekende partij] zich, samengevat, onder meer beklaagd over het niet krijgen van de toegezegde auto, de werkdruk, de onmogelijkheid overuren te boeken, de onmogelijkheid de gestelde norm van declarabele uren te halen, de ICT-programma’s waar zij mee moest werken en het niet beschikbaar hebben van een laptop. Dat zijn geen misstanden als hier bedoeld, al was het maar vanwege het ontbreken van enig relevant maatschappelijk belang.
5.2.14.
In het najaar van 2021 heeft [verzoekende partij] [naam 2] laten weten een gesprek te willen voeren met haar en/of [naam 1] . Eind oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden en dat heeft vervolgens geleid tot de op 10 november 2021 toegezonden bevindingen van [verzoekende partij] . Daarin gaat het in de kern om de workload en registratie van uren, dossiers etc. onderwerpen die aan de organisatie van het werk zijn gerelateerd en in ieder geval geen misstanden betreffen als hier bedoeld. De ‘misstanden’ die [verzoekende partij] daar beschrijft zijn geen misstanden als bedoeld in artikel 1 onderdeel d van de Wet Huis voor Klokkenluiders en vallen onder de bescherming van art 7:658c BW. Alleen al niet omdat het geen misstanden betreft met een maatschappelijk belang. Derhalve is de stelling dat [verzoekende partij] voor haar beoordeling in december 2021, misstanden heeft gemeld op grond waarvan zij bescherming hoort te genieten niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de kritiek die [verzoekende partij] wel op 10 november 2021 heeft geuit van invloed is geweest op haar beoordeling. Nu die stelling niet (voldoende) is onderbouwd, wordt aan een bewijsopdracht ter zake niet toegekomen.
5.2.15.
[verzoekende partij] heeft vervolgens medio maart 2022 aan de vertrouwenspersoon van Eiffel laten weten een melding van misstanden te willen doen. Die enkele mededeling betreft geen melding als bedoeld in artikel 7:658c BW en leidt dus niet tot bescherming.
Het contact met de vertrouwenspersoon heeft vervolgens geleid tot een afspraak met [naam 8] op 26 april 2022. Reeds daarvoor, op 22 april 2022, heeft [naam 3] [naam 9] [verzoekende partij] laten weten dat de arbeidsovereenkomst, die per 31 mei 2022 van rechtswege zou eindigen, niet zou worden verlengd. Gelet op deze volgorde kan van causaal verband tussen het melden van beweerdelijke misstanden als bedoeld in artikel 7:658c BW op 26 april 2022 en de mededeling van het niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst op 22 april 2022 geen sprake zijn. [verzoekende partij] heeft gesteld dat [naam 9] , die haar de mededeling van het niet verlengen deed ongetwijfeld heeft geweten van de afspraak die zij 26 april 2022 had met [naam 8] . Eiffel betwist dat - onderbouwd met een e-mail Van [naam 9] aan [verzoekende partij] van 22 april 2022 - met klem. Wat daar van zij; ook dat kan [verzoekende partij] niet baten omdat op 22 april 2022 de misstanden nog niet waren gemeld en, zoals hiervoor is overwogen de enkele mededeling misstanden te willen of zullen melden niet valt onder de bescherming van artikel 7:658c BW. Daargelaten de vraag of de meldingen die [verzoekende partij] op 26 april 2022 heeft gedaan, aangevuld met een klacht tegen [naam 10] en [naam 9] , voldoen aan de daaraan gestelde criteria in artikel 1 onder d Wet huis voor Klokkenluiders, is van enig causaal verband tussen het indienen van een veelheid aan (vermeende) misstanden bij Eiffel en niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet gebleken. Dat betekent dat [verzoekende partij] geen bescherming toekomt als bedoeld in artikel 7:658c BW.
Voor zover het niet-voortzetten van de arbeidsovereenkomst mede het gevolg is van ‘het gedoe’ al vanaf het begin van het dienstverband en de in de loop van de tijd gemaakte kritische opmerkingen over de organisatie van Eiffel, stond het Eiffel zonder meer vrij van verlenging af te zien. Derhalve is het niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Eiffel. Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
5.2.16.
Voor zover de gemachtigde van [verzoekende partij] nog heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat Eiffel heeft voorgesteld tot een non-actiefstelling over te gaan een grondslag voor een billijke vergoeding oplevert wordt die stelling als zijnde onjuist verworpen. Voor zover het verzoek van [verzoekende partij] daarop is gebaseerd, wordt het afgewezen.
Schadevergoeding wegens handelen van Eiffel in strijd met goed werkgeverschap?
5.2.17.
[verzoekende partij] verzoekt om toekenning van een bedrag van € 21.098,88 bruto ter zake schadevergoeding omdat Eiffel jegens haar te kort geschoten is door niet als goed werkgever te handelen. Hoewel het betoog aan de zijde van [verzoekende partij] niet steeds even eenduidig is geformuleerd, begrijpt de kantonrechter het standpunt van [verzoekende partij] aldus dat Eiffel schadeplichtig is, omdat (aan Eiffel toe te rekenen werknemers/leidinggevenden) zich negatief over [verzoekende partij] hebben uitgelaten jegens derden zowel binnen als buiten de organisatie van Eiffel, als gevolg waarvan [verzoekende partij] beschadigd is en dat ook tot gevolg heeft gehad dat een sollicitatiegesprek met een potentieel nieuwe werkgever werd afgezegd. Eiffel heeft de juistheid hiervan betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
5.2.18.
Gelet op die betwisting ligt het op de weg van [verzoekende partij] haar stellingen te bewijzen. Nu zij een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan zal [verzoekende partij] in de gelegenheid gesteld worden het bewijs ter zake te leveren.
Vordering ter zake eindafrekening
5.2.19.
Bij aanvullend verzoekschrift heeft [verzoekende partij] verzocht Eiffel te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.371,06 ter zake de eindafrekening. Eiffel heeft ter zitting verweer gevoerd en aan de hand van de salarisspecificaties en bankafschriften onderbouwd dat het bij aanvullend verzoekschrift gevorderde bedrag wel is voldaan. Het bestond, aldus Eiffel, uit het salaris over de maand mei 2022 inclusief vakantiegeld, zijnde € 3.882,50 en de eindafrekening met transitievergoeding, in totaal zijnde een bedrag van € 4.488,56. Beide bedragen, en daarmee in totaal € 8.371,06, zijn uitbetaald. [verzoekende partij] heeft de juistheid van dit verweer niet meer betwist. De vordering wordt afgewezen.
Vordering ter zake thuiswerkvergoeding
5.2.20.
De vordering, bij aanvullend verzoek gedaan, ter zake de thuiswerkvergoeding van
€ 2.750,00 (12 maal € 250,-) wordt afgewezen. Voor die vordering is geen grondslag gebleken. Anders dan door [verzoekende partij] is gesteld, bedraagt de thuiswerkvergoeding blijkens het verweer van werkgever, onderbouwd met het met de ondernemingsraad overeengekomen beleid (prod 11 vw) geen € 250,- per maand, maar eenmalig € 250,00. Dat had [verzoekende partij] , gelet op de gebruikelijke thuiswerkvergoedingen die werkgever in de Coronatijd zoal verstrekten, duidelijk moeten althans kunnen zijn.
Aanhouden beslissingen tot eindbeschikking
5.2.21.
Om proceseconomische redenen wordt iedere beslissing, behoudens die hierna in het dictum vermeld, aangehouden tot de eindbeschikking.
De beslissing
De kantonrechter,
op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (zaaknummer 10164442)
- wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af;
- veroordeelt [verzoekende partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van Eiffel begroot op € 498,-;
op de verzoeken in de bodemzaak (zaaknummer 10038010)
- stelt [verzoekende partij] in de gelegenheid te bewijzen dat Eiffel (bij monde van werknemers/leidinggevenden) zich intern en extern negatief over [verzoekende partij] hebben uitgelaten, alsmede de strekking van de aard en inhoud van die uitlatingen;
- indien [verzoekende partij] tot bewijslevering wenst over te gaan dient zij uiterlijk op 10 februari 2023 dat schriftelijk kenbaar te maken aan de griffie van het team kanton van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem onder vermelding van het zaaknummer. Daarbij dient zij tevens opgave te doen van het aantal te horen getuigen en de verhinderdata aan de zijde van beide partijen en (zo mogelijk) van de getuigen;
- indien niet uiterlijk op 10 februari 2023 door [verzoekende partij] is medegedeeld tot het leveren van bewijs te willen overgaan, zal een eindbeschikking worden gegeven;
- houdt iedere verdere beslissing aan tot de eindbeschikking.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, op
11 januari 2023.

Voetnoten

1.Producties 1, 5, 8, 15 en 19 zijn niet bij het verzoekschrift van [verzoekende partij] aangetroffen. Producties 5 en 15 zijn op 17 oktober 2022 alsnog overgelegd. Productie 8 is bij e-mail van 17 oktober 2022 door de gemachtigde van [verzoekende partij] ingetrokken.
2.Teammanager van [verzoekende partij] .
3.[naam 3] [naam 9] , teammanager.
4.Het Wetsvoorstel Wet bescherming Klokkenluiders (WbK) is op 20 december 2022 aangenomen door de Tweede Kamer en is op de onderhavige zaak niet van toepassing. zie
5.Nu de Wet bescherming Klokkenluiders (WbK), die ter zake voorziet in een rechtsvermoeden, nog niet in werking is getreden.
6.Vgl. Hof Amsterdam 23 juni 2020, JAR 2020/212.
7.