5.2Van de verzoeken in de bodemzaak (zaaknummer 10038010)
Ontvankelijkheid aanvullend verzoeken/producties zijde [verzoekende partij]
5.2.1.Eiffel heeft bezwaar gemaakt tegen de aanvullende verzoeken ter zake de thuiswerkvergoeding en de eindafrekening en de bij die verzoeken overgelegde producties aan de zijde van [verzoekende partij] omdat die te laat zouden zijn ingediend. De aanvullende verzoeken en nadere producties zijn door de gemachtigde van [verzoekende partij] aan de rechtbank en cc aan de wederpartij toegezonden op 25 oktober 2022. De mondelinge behandeling was gepland op 31 oktober 2022.
5.2.2.In het Landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“2.2.7. Termijn indienen nadere stukken
Nadere stukken moeten uiterlijk vijf (5) dagen voor de dag van de mondelinge behandeling worden ingediend, met gelijktijdige toezending van een afschrift daarvan aan iedere verweerder en iedere belanghebbende. Na deze termijn ingediende stukken kunnen door de kantonrechter buiten beschouwing worden gelaten.”
5.2.3.De genoemde stukken zijn langer dan vijf dagen voor de mondelinge behandeling ingediend en derhalve tijdig. Het verzoek van Eiffel deze buiten beschouwing te laten wordt derhalve afgewezen.
Ernstige verwijtbaar handelen Eiffel en billijke vergoeding?
5.2.4.Ingevolge artikel 7:673 lid 9 aanhef en onder a BW kan de kantonrechter, na het einde van een arbeidsovereenkomst van rechtswege, aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen als het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
5.2.5.[verzoekende partij] heeft aan haar verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van genoemd artikel, ten grondslag gelegd dat Eiffel de arbeidsovereenkomst niet heeft voortgezet omdat [verzoekende partij] meldingen heeft gedaan van misstanden bij Legal Office. Nu van de aanvang van het dienstverband steeds duidelijk is geweest dat door Eiffel werd ingezet op een langdurig bestendige relatie, hetgeen ook in de beoordeling van december 2021 tot uitdrukking is gekomen, kwalificeert het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst, nu dat (kennelijk) het gevolg is van het melden van de misstanden, ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Eiffel op. [verzoekende partij] beroept zich op bescherming van de (wettelijke) Klokkenluidersregeling en wijst er op dat Eiffel ten onrechte niet binnen haar organisatie in een klokkenluidersregeling heeft voorzien.
5.2.6.Eiffel betwist dat er een causaal verband bestaat tussen het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en de misstanden die [verzoekende partij] aan de kaak heeft gesteld. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is geen sprake en derhalve is er geen grondslag voor toekenning van een billijke vergoeding.
Eiffel betwist dat bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst een long term commitment, zoals [verzoekende partij] stelt, het uitgangspunt was. Eiffel heeft ter zake geen verwachtingen gewekt, laat staan toezeggingen gedaan, en aangevoerd dat van een (hele) goede beoordeling geen sprake was en er vanaf de aanvang af ‘gedoe’ was over onder meer het niet tijdig ter beschikking stellen van een auto terwijl haar, conform de regels een tijdelijke huurauto is aangeboden omdat in de door haar beoogde klasse geen auto voorradig was. Daarvan heeft [verzoekende partij] geen gebruik gemaakt. Wat de laptop betreft heeft Eiffel uiteindelijk € 250,- betaald als bijdrage in de door [verzoekende partij] gekochte laptop en haar later ook nog een laptop ter beschikking gesteld omdat [verzoekende partij] telkens ICT-problemen ervaarde. Met de ondernemingsraad is afgestemd dat werknemers van Eiffel een eenmalige thuiswerkvergoeding ontvangen van € 250,-. Tegen de achtergrond van de discussies omtrent de beoordeling, de auto, de thuiswerkvergoeding en laptop is het niet zo vreemd dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd is, aldus Eiffel. Van enig causaal verband met de gemelde beweerdelijke misstanden is geen sprake. [verzoekende partij] heeft van het beweerdelijke causaal verband ook geen enkel bewijs overgelegd. De gemelde misstanden zijn besproken met [verzoekende partij] en de klachten zijn ‘in twee instanties’ beoordeeld. In de tweede ronde is een klachtencommissie ingeschakeld. Van ernstig verwijtbaar handelen is geen sprake.
5.2.7.In dit geschil moet beoordeeld worden of meldingen van (beweerdelijke) misstanden door [verzoekende partij] vallen onder de bescherming van de Klokkenluidersregeling, zoals opgenomen in artikel 7:658c BW.Dit artikel verbiedt het een werkgever om een werknemer die te goeder trouw en naar behoren het vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet huis voor klokkenluiders meldt, tijdens en/of na behandeling van deze melding bij de werkgever of een daartoe bevoegde instantie te benadelen.
Ook moet beoordeeld worden of, als sprake is geweest van het melden van misstanden die vallen onder het hiervoor genoemde artikel, het niet verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in het onderhavige geval is te kwalificeren als benadeling in de zin van artikel 7:658c BW.
In dit verband moet tevens beoordeeld worden of Eiffel, voordat [verzoekende partij] meldingen van misstanden deed, jegens haar de intentie had uitgesproken en aldus de verwachting had gewekt dat bij een voldoende beoordeling de arbeidsovereenkomst na ommekomst van de termijn waarvoor deze was aangegaan, zou worden voortgezet.
Voortzetten dienstverband, gewekte verwachtingen?
5.2.8.De kantonrechter oordeelt als volgt. Anders dan [verzoekende partij] stelt is niet komen vast te staan dat Eiffel bij aanvang van het dienstverband of voordat zij beweerdelijke misstanden meldde, heeft gezegd voornemens te zijn het dienstverband voort te zetten. Dat neemt niet weg dat het, mede gelet op de uitlatingen in de beoordeling, waarin de verwachting wordt uitgesproken voor een goede verdere samenwerking in het volgende jaar, dat wel in de lijn der verwachting lag bij goed, althans voldoende, functioneren. De stelling van Eiffel dat [verzoekende partij] niet goed functioneerde, wordt verworpen. Weliswaar blijkt uit de beoordeling van een stroeve start, zowel in de communicatie als in het oppakken van de werkzaamheden/dossiers/ICT, maar overall zijn er ook loftuitingen en is er een goede score, immers 70 van de 100 punten. Dat is ruim voldoende. Daarvoor had [naam 1] [verzoekende partij] ook nog gecomplimenteerd met haar notitie van 10 november 2021. Dat het derhalve, weliswaar niet expliciet uitgesproken maar wel de intentie was bij voldoende functioneren het dienstverband voor te zetten, neemt de kantonrechter wel tot uitgangspunt.
Misstanden?
5.2.9.Van een misstand is sprake in geval van:
1. Een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht of
2. Een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is en er sprake is van:
1. een schending of gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of interne regels van een werkgever of
2. een gevaar voor de volksgezondheid of
3. een gevaar voor de veiligheid van personen of
4. een gevaar voor de aantasting van het milieu of
5.een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van nadelen of nalaten.
Valt niet-verlengen arbeidsovereenkomst onder benadeling in de zin van artikel 7:658c BW?
5.2.10.In de parlementaire geschiedenis wordt vermeld dat van benadeling in ieder geval sprake is
in geval van ontslag, een boete als bedoeld in artikel 7:650 BW, demotie, het onthouden van bevordering, een negatieve beoordeling, een schriftelijke berisping, overplaatsing, smaad of laster (…). Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Dat
‘het niet verlengen van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’niet als voorbeeld is genoemd staat er niet aan in de weg dat ook dat onder omstandigheden benadeling kan opleveren als bedoeld in artikel 7:658c BW. Uiteraard zal dan wel het causaal verband tussen het melden van misstanden die vallen onder de bescherming van artikel 7:658c BW en het niet-verlengen van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moeten komen vast te staan. De bewijslast ter zake rust op [verzoekende partij] .
Causaal verband melden misstanden- niet verlengen van de arbeidsovereenkomst?
5.2.11.Artikel 1, onderdeel d van de Wet Huis voor Klokkenluiders definieert het vermoeden van een misstand als volgt:
“d.vermoeden van een misstand:
het vermoeden van een werknemer, dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover:
1.het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de werknemer bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de werknemer heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie, en
2het maatschappelijk belang in het geding is bij de schending van een wettelijk voorschrift, een gevaar voor de volksgezondheid, een gevaar voor de veiligheid van personen, een gevaar voor de aantasting van het milieu, een gevaar voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.”
5.2.12.Kort samengevat betekent dit niet dat de misstanden hoeven komen vast te staan.Wel dat het vermoeden van de misstanden, voordat tot melding wordt overgegaan, op redelijke gronden is gebaseerd en te goeder trouw is gedaan. Daarnaast moet het maatschappelijk belang in het geding zijn, de misstand moet derhalve wel enige mate het karakter van ‘ernstig’ hebben. Tot slot moet de melder in procedureel en materieel opzicht zorgvuldig handelen.Nu vast staat dat Eiffel niet over een Klokkenluidersregeling beschikt(e) mogen aan de wijze waarop [verzoekende partij] eventuele misstanden heeft gemeld niet al te hoge eisen worden gesteld.
5.2.13.Op 22 april 2022 is [verzoekende partij] door [naam 3] [naam 9] geïnformeerd over het niet voortzetten van het dienstverband. Anders dan [verzoekende partij] stelt, althans suggereert, is niet gebleken dat zij voor die tijd misstanden als bedoeld in artikel 1, onderdeel d van de Wet Huis voor Klokkenluiders heeft gemeld.
De eerste maanden na aanvang van het dienstverband heeft [verzoekende partij] zich, samengevat, onder meer beklaagd over het niet krijgen van de toegezegde auto, de werkdruk, de onmogelijkheid overuren te boeken, de onmogelijkheid de gestelde norm van declarabele uren te halen, de ICT-programma’s waar zij mee moest werken en het niet beschikbaar hebben van een laptop. Dat zijn geen misstanden als hier bedoeld, al was het maar vanwege het ontbreken van enig relevant maatschappelijk belang.
5.2.14.In het najaar van 2021 heeft [verzoekende partij] [naam 2] laten weten een gesprek te willen voeren met haar en/of [naam 1] . Eind oktober 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden en dat heeft vervolgens geleid tot de op 10 november 2021 toegezonden bevindingen van [verzoekende partij] . Daarin gaat het in de kern om de workload en registratie van uren, dossiers etc. onderwerpen die aan de organisatie van het werk zijn gerelateerd en in ieder geval geen misstanden betreffen als hier bedoeld. De ‘misstanden’ die [verzoekende partij] daar beschrijft zijn geen misstanden als bedoeld in artikel 1 onderdeel d van de Wet Huis voor Klokkenluiders en vallen onder de bescherming van art 7:658c BW. Alleen al niet omdat het geen misstanden betreft met een maatschappelijk belang. Derhalve is de stelling dat [verzoekende partij] voor haar beoordeling in december 2021, misstanden heeft gemeld op grond waarvan zij bescherming hoort te genieten niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de kritiek die [verzoekende partij] wel op 10 november 2021 heeft geuit van invloed is geweest op haar beoordeling. Nu die stelling niet (voldoende) is onderbouwd, wordt aan een bewijsopdracht ter zake niet toegekomen.
5.2.15.[verzoekende partij] heeft vervolgens medio maart 2022 aan de vertrouwenspersoon van Eiffel laten weten een melding van misstanden te willen doen. Die enkele mededeling betreft geen melding als bedoeld in artikel 7:658c BW en leidt dus niet tot bescherming.
Het contact met de vertrouwenspersoon heeft vervolgens geleid tot een afspraak met [naam 8] op 26 april 2022. Reeds daarvoor, op 22 april 2022, heeft [naam 3] [naam 9] [verzoekende partij] laten weten dat de arbeidsovereenkomst, die per 31 mei 2022 van rechtswege zou eindigen, niet zou worden verlengd. Gelet op deze volgorde kan van causaal verband tussen het melden van beweerdelijke misstanden als bedoeld in artikel 7:658c BW op 26 april 2022 en de mededeling van het niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst op 22 april 2022 geen sprake zijn. [verzoekende partij] heeft gesteld dat [naam 9] , die haar de mededeling van het niet verlengen deed ongetwijfeld heeft geweten van de afspraak die zij 26 april 2022 had met [naam 8] . Eiffel betwist dat - onderbouwd met een e-mail Van [naam 9] aan [verzoekende partij] van 22 april 2022 - met klem. Wat daar van zij; ook dat kan [verzoekende partij] niet baten omdat op 22 april 2022 de misstanden nog niet waren gemeld en, zoals hiervoor is overwogen de enkele mededeling misstanden te willen of zullen melden niet valt onder de bescherming van artikel 7:658c BW. Daargelaten de vraag of de meldingen die [verzoekende partij] op 26 april 2022 heeft gedaan, aangevuld met een klacht tegen [naam 10] en [naam 9] , voldoen aan de daaraan gestelde criteria in artikel 1 onder d Wet huis voor Klokkenluiders, is van enig causaal verband tussen het indienen van een veelheid aan (vermeende) misstanden bij Eiffel en niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet gebleken. Dat betekent dat [verzoekende partij] geen bescherming toekomt als bedoeld in artikel 7:658c BW.
Voor zover het niet-voortzetten van de arbeidsovereenkomst mede het gevolg is van ‘het gedoe’ al vanaf het begin van het dienstverband en de in de loop van de tijd gemaakte kritische opmerkingen over de organisatie van Eiffel, stond het Eiffel zonder meer vrij van verlenging af te zien. Derhalve is het niet voorzetten van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Eiffel. Het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding wordt daarom afgewezen.
5.2.16.Voor zover de gemachtigde van [verzoekende partij] nog heeft gesteld dat de enkele omstandigheid dat Eiffel heeft voorgesteld tot een non-actiefstelling over te gaan een grondslag voor een billijke vergoeding oplevert wordt die stelling als zijnde onjuist verworpen. Voor zover het verzoek van [verzoekende partij] daarop is gebaseerd, wordt het afgewezen.
Schadevergoeding wegens handelen van Eiffel in strijd met goed werkgeverschap?
5.2.17.[verzoekende partij] verzoekt om toekenning van een bedrag van € 21.098,88 bruto ter zake schadevergoeding omdat Eiffel jegens haar te kort geschoten is door niet als goed werkgever te handelen. Hoewel het betoog aan de zijde van [verzoekende partij] niet steeds even eenduidig is geformuleerd, begrijpt de kantonrechter het standpunt van [verzoekende partij] aldus dat Eiffel schadeplichtig is, omdat (aan Eiffel toe te rekenen werknemers/leidinggevenden) zich negatief over [verzoekende partij] hebben uitgelaten jegens derden zowel binnen als buiten de organisatie van Eiffel, als gevolg waarvan [verzoekende partij] beschadigd is en dat ook tot gevolg heeft gehad dat een sollicitatiegesprek met een potentieel nieuwe werkgever werd afgezegd. Eiffel heeft de juistheid hiervan betwist en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
5.2.18.Gelet op die betwisting ligt het op de weg van [verzoekende partij] haar stellingen te bewijzen. Nu zij een gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan zal [verzoekende partij] in de gelegenheid gesteld worden het bewijs ter zake te leveren.
Vordering ter zake eindafrekening
5.2.19.Bij aanvullend verzoekschrift heeft [verzoekende partij] verzocht Eiffel te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.371,06 ter zake de eindafrekening. Eiffel heeft ter zitting verweer gevoerd en aan de hand van de salarisspecificaties en bankafschriften onderbouwd dat het bij aanvullend verzoekschrift gevorderde bedrag wel is voldaan. Het bestond, aldus Eiffel, uit het salaris over de maand mei 2022 inclusief vakantiegeld, zijnde € 3.882,50 en de eindafrekening met transitievergoeding, in totaal zijnde een bedrag van € 4.488,56. Beide bedragen, en daarmee in totaal € 8.371,06, zijn uitbetaald. [verzoekende partij] heeft de juistheid van dit verweer niet meer betwist. De vordering wordt afgewezen.
Vordering ter zake thuiswerkvergoeding
5.2.20.De vordering, bij aanvullend verzoek gedaan, ter zake de thuiswerkvergoeding van
€ 2.750,00 (12 maal € 250,-) wordt afgewezen. Voor die vordering is geen grondslag gebleken. Anders dan door [verzoekende partij] is gesteld, bedraagt de thuiswerkvergoeding blijkens het verweer van werkgever, onderbouwd met het met de ondernemingsraad overeengekomen beleid (prod 11 vw) geen € 250,- per maand, maar eenmalig € 250,00. Dat had [verzoekende partij] , gelet op de gebruikelijke thuiswerkvergoedingen die werkgever in de Coronatijd zoal verstrekten, duidelijk moeten althans kunnen zijn.
Aanhouden beslissingen tot eindbeschikking
5.2.21.Om proceseconomische redenen wordt iedere beslissing, behoudens die hierna in het dictum vermeld, aangehouden tot de eindbeschikking.
op het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (zaaknummer 10164442)
- wijst het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af;
- veroordeelt [verzoekende partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van Eiffel begroot op € 498,-;
op de verzoeken in de bodemzaak (zaaknummer 10038010)
- stelt [verzoekende partij] in de gelegenheid te bewijzen dat Eiffel (bij monde van werknemers/leidinggevenden) zich intern en extern negatief over [verzoekende partij] hebben uitgelaten, alsmede de strekking van de aard en inhoud van die uitlatingen;
- indien [verzoekende partij] tot bewijslevering wenst over te gaan dient zij uiterlijk op 10 februari 2023 dat schriftelijk kenbaar te maken aan de griffie van het team kanton van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem onder vermelding van het zaaknummer. Daarbij dient zij tevens opgave te doen van het aantal te horen getuigen en de verhinderdata aan de zijde van beide partijen en (zo mogelijk) van de getuigen;
- indien niet uiterlijk op 10 februari 2023 door [verzoekende partij] is medegedeeld tot het leveren van bewijs te willen overgaan, zal een eindbeschikking worden gegeven;
- houdt iedere verdere beslissing aan tot de eindbeschikking.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, op
11 januari 2023.