ECLI:NL:RBGEL:2022:5878

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
18 oktober 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2340
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboete bij levering bouwterrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ondernemer die een eenmanszaak drijft in de groothandel van meng- en krachtvoer voor kangoeroes, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had een naheffingsaanslag omzetbelasting ontvangen over het tijdvak van 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020, met een totaalbedrag van € 64.090, en een verzuimboete van 3% van dit bedrag. De rechtbank moest beoordelen of de levering van een perceel grond door eiseres aan een particulier als een economische activiteit kon worden aangemerkt en of het perceel als bouwterrein kwalificeerde.

Eiseres had in 2018 een anterieure overeenkomst gesloten met de gemeente voor de realisatie van twee vrijstaande woningen op de percelen. De rechtbank oordeelde dat eiseres actief stappen had ondernomen om de grond bouwrijp te maken en dat zij de gemeente had benaderd voor een bestemmingsplanwijziging. Dit leidde tot de conclusie dat de levering van het perceel een economische activiteit was, waardoor eiseres als ondernemer voor de omzetbelasting moest worden aangemerkt.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het perceel als bouwterrein kon worden gekwalificeerd, omdat het onbebouwde grond betrof die bestemd was om bebouwd te worden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de naheffingsaanslag en de verzuimboete. Tevens werd eiseres een immateriële schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 21/2340

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder

en
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid), te Den Haag, de Staat.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 april 2020 tot en met 30 juni 2020 een naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd naar een totaalbedrag van € 64.090. Tevens is bij beschikking een verzuimboete van 3%, zijnde € 1.922, opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 maart 2021 de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 3 mei 2021, ontvangen door de rechtbank op 4 mei 2021, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2022.
Namens eiseres zijn verschenen de gemachtigde en [persoon A] . Namens verweerder zijn verschenen [persoon B] en [persoon C] .
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres drijft een eenmanszaak onder de naam [bedrijf] , zijnde een groothandel in meng- en krachtvoer ten behoeve van kangoeroes. [bedrijf] fokt en levert tevens kangoeroes. Eiseres is ondernemer voor de omzetbelasting.
2. Eiseres was eigenaar van de voormalige landerijen (landbouwgrond) kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , perceelnummer [nummers] , gelegen aan de [adresgegevens] (later: kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , nummer [nummers] ), hierna te noemen: de percelen.
3. Eiseres heeft in 2018 met de [gemeente] een anterieure overeenkomst gesloten, waarin zij is aangeduid als exploitant. In de overeenkomst staat onder meer het volgende:

OVERWEGENDE:
a. dat exploitant eigenaar is van de percelen kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] ,
nummers [nummers] , gelegen aan de [adresgegevens] en een (bouw)plan heeft ontwikkeld om op deze percelen, het zogenaamde exploitatiegebied, 2 vrijstaande woningen te realiseren;
Bedoeld exploitatiegebied is bij benadering aangeduid op de aan deze overeenkomst gehechte
situatietekening/bestemmingsplankaartje (bijlage 1);
b. dat het (bouw)plan in strijd is met het vigerende bestemmingsplan [naam] , vastgesteld door de Raad van de [gemeente] op 01-04-2009;
c. dat in verband hiermee de exploitant de [gemeente] heeft verzocht om planologische medewerking, zodat realisering van het (bouw)plan mogelijk wordt;
d. dat de [gemeente] bij brief d.d. 23 07-2018 aan de exploitant kenbaar heeft gemaakt dat in eerste instantie een haalbaarheidsonderzoek dient te worden uitgevoerd, waarmee exploitant zich middels mede-ondertekening van gemeld schrijven akkoord heeft verklaard;
e. dat uit een eerste beoordeling van dit verzoek door de [gemeente] niet gebleken is van doorslaggevende planologische beletselen om aan dit verzoek mee te werken, zodat de
[gemeente] bereid is de planologische procedure voor het bouwplan te starten;
f. dat tevens vast is komen te staan dat het (bouw)plan aangemerkt moet worden als een bouwplan in de zin van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening juncto artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening, zodat de wettelijke bepalingen inzake grondexploitatie van toepassing zijn;
g. dat op grond van artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening in de overeenkomst over
grondexploitatie bepalingen opgenomen kunnen worden over financiële bijdrage aan de
grondexploitatie en de verrekening van planschade die voor vergoeding in aanmerking komt;
h. dat hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening tevens de basis biedt om nadere eisen aan de locatie te stellen, zoals regels voor werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte;
i. dat partijen besloten hebben om de afspraken over de grondexploitatie vast te leggen in deze overeenkomst, welke eerst tot stand komt met het besluit van Burgemeester en wethouders tot het aangaan van de onderhavige overeenkomst;
j. dat met het aangaan van deze overeenkomst alle eerder tussen de [gemeente] en de
exploitant gemaakte afspraken komen te vervallen, met dien verstande dat de door de exploitant betaalde kosten voor het haalbaarheidsonderzoek als voorschot op de financiële bijdrage aan de grondexploitatie wordt aangemerkt.

KOMEN ALS VOLGT OVEREEN:

(…)
Artikel 2 Bouwprogramma
Het plan voorziet in de bouw van twee vrijstaande woningen, zoals is aangegeven op bijlage 2 (kavelpaspoort [adresgegevens] ).
(…)

Artikel 4 Financiële bijdrage

4.1
Ten behoeve van de realisering van het onderhavige (bouw)plan is exploitant op grond van artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening, gehouden aan de [gemeente] een bijdrage in de kosten van het in exploitatie brengen van de grond(en) te betalen.
Deze bijdrage bedraagt:
1. Gemeentelijke plankosten € 22.000,-
2. Procedure Hogere Grenswaarde (geluid) € 4.268,80
3. Kosten planschade ingevolge art. 5 € p.m.
4. Kosten archeologie ingevolge art. 6.1 € p.m.
5. Kosten bommen en granaten ingevolge art. 6.2 € p.m.
6. Kosten aanpassing/herstel openbaar gebied ingevolge art. 6.4 € p.m. Totale kosten € 26.268,80,- + p.m.
Betaalde kosten haalbaarheidsonderzoek € 15.268,80
Nog te betalen € 11.000,-+ p.m.
(…)

Artikel 6 Locatie-eisen

6.1
De exploitant stemt ermee in dat door de [gemeente] voor rekening van de exploitant archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd conform het voor rekening van de exploitant door de gemeente op te stellen PvE in de periode tussen de sloop van eventuele
huidige opstallen en de start van de bouw.
In afwijking van het bovenstaande kan de exploitant er eventueel voor kiezen het PvE te laten opstellen door een exteren bureau. In dat geval zijn er extra beoordelingskosten van toepassing, welke voor rekening van exploitant komen.
De uitvoering van het archeologisch onderzoek zal in overleg met de exploitant plaatsvinden, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de bouwplanning. Indien en voorzover ten gevolge van het archeologisch onderzoek sprake mocht zijn van enige vertraging bij de start van en/of tijdens de bouw, is de eventueel daaruit voortvloeiende schade voor rekening van de exploitant.
6.2
De exploitant is verplicht onderzoek te laten doen naar de eventuele aanwezigheid van bommen en granaten. Indien sprake is van een verdacht gebied zal in opdracht en voor rekening van de exploitant door een extern gecertificeerd bureau een projectplan dienen te worden opgesteld. Een dergelijk projectplan behoeft de goedkeuring van de Burgemeester.
De gemeentelijke kosten verbonden aan de gemeentelijke toetsing van het projectplan, alsmede de gemeentelijke toezichtskosten bij de uitvoering van het projectplan komen voor
rekening van de exploitant.
De kosten voor eventuele ruiming van explosieven zijn voor rekening van de exploitant.
6.3
Voor wat betreft het parkeren in het plangebied dient de exploitant zorg te dragen voor de aanleg en instandhouding van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein voor bewoners, bezoekers en personeel.
Het aantal te realiseren parkeerplaatsen zal op basis van de Herziening Nota Parkeernormen
2016 van de [gemeente] door de [gemeente] nader worden bepaald.
6.4
Indien en voor zover ten gevolge van de realisering van het plangebied aanpassingen in het reeds bestaande - buiten het onderhavige plangebied gelegen – openbaar gebied noodzakelijk zijn, dan wel indien er door bouwwerkzaamheden ter zake van de realisatie van het plangebied schade is ontstaan aan de in het openbaar gebied aanwezige voorzieningen die eigendom zijn van de [gemeente] , zal de exploitant deze aanpassingen en/of herstellingen voor zijn rekening en risico uitvoeren.
De aanpassingen en/of herstellingen dienen te geschieden conform de ter zake gangbare en
algemeen gehanteerde normen en kwaliteitseisen van de [gemeente] , afdeling
Stadsbeheer of de daarvoor in de plaats tredende afdeling.”
4. Het bestemmingsplan ' [naam] - [adresgegevens] ', dat de bestemming van de percelen wijzigde in een woonbestemming, is met ingang van 26 juli 2019 onherroepelijk geworden. Publicatie vond plaats in de Staatscourant op [gegevens] .
5. Eiseres heeft een makelaar benaderd met het verzoek te beoordelen of realisatie van woningen op de percelen haalbaar was. De makelaar benaderde vervolgens een ontwikkelaar voor het maken van schetsen van woningen voor de percelen.
6. Eiseres heeft de percelen als bouwkavel te koop aangeboden op de websites Funda en Landelijk wonen.
7. Eiseres heeft op 2 september 2019 een verzoek om vooroverleg voor de omzetbelasting ingediend en verzocht om een standpunt voor de omzetbelasting ten aanzien van de levering van drie van de percelen. Eiseres wenste een bevestiging van het standpunt dat de levering van de percelen vrij van omzetbelasting zou zijn.
8. In de brief van 24 maart 2020 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de levering van de percelen belast is met omzetbelasting.
9. Uit de akte van levering van 15 mei 2020 volgt dat een van de percelen, een perceel [naam] , bouwterrein, gelegen te [plaatsnaam] , [adresgegevens] ongenummerd, kadastraal bekend [gemeente] , [sectie] , nummer [nummer] , is geleverd aan een particulier. De koopprijs van dit perceel bedroeg € 311.110.
10. Eiseres heeft op 24 juli 2020 aangifte omzetbelasting gedaan voor het tweede kwartaal 2020. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Bedrag
Omzetbelasting
Btw op leveringen algemeen tarief
€ 311.110
€ 65.333
Btw op leveringen tegen verlaagd tarief
€ 4.203
€ 378
Verschuldigde omzetbelasting
€ 65.711
Voorbelasting
€ 1.621
Te betalen omzetbelasting
€ 64.090
11. Eiseres heeft de aangegeven omzetbelasting niet voldaan.
12. Op 7 augustus 2020 heeft eiseres bezwaar ingediend tegen haar eigen aangifte omzetbelasting.
13. Verweerder heeft op 27 augustus 2020 voor het tijdvak 1 april tot en met 30 juni 2020 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 64.090 en tevens een boetebeschikking van € 1.922.
14. Eiseres heeft op 2 september 2020 een e-mail gestuurd naar verweerder. Tussen partijen is afgesproken dat dit bericht wordt aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag.
Geschil
15. In geschil is of eiseres omzetbelasting is verschuldigd wegens de levering van het perceel in mei 2020. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres het perceel heeft geleverd in de hoedanigheid van ondernemer. Subsidiair is in geschil of sprake is van een bouwterrein.
16. Eiseres voert aan dat zij voor de verkoop van de percelen geen actieve stappen heeft ondernomen door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9, eerste lid, tweede alinea van de BTW-richtlijn 2006 aanwendt. Er is geen sprake van een economische activiteit. De levering is daardoor niet belast met omzetbelasting. De activiteit bestaande uit de levering van het perceel houdt daarnaast geen verband met de hoofdactiviteit, zoals in het arrest Kostov [1] . Subsidiair voert eiseres aan dat het betreffende perceel niet te kwalificeren is als bouwterrein in de zin van artikel 11, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Zij heeft de grond niet bewerkt en zij heeft geen voorzieningen getroffen die uitsluitend dienstbaar zijn aan de grond of de omgeving van de grond. Daarnaast was geen omgevingsvergunning (bouwvergunning) afgegeven op het tijdstip van levering. Volgens eiseres bestaan geen andere objectieve gegevens waaruit blijkt dat de onbebouwde grond op het tijdstip van de levering bestemd was om te worden bebouwd. Eiseres stelt daarnaast dat uit de intenties van partijen (in samenhang met objectieve facturen) ook niet de kwalificatie bouwterrein volgt.
17. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres het perceel heeft geleverd in de hoedanigheid van ondernemer. De levering van het perceel is een economische activiteit. Het perceel is volgens verweerder te kwalificeren als bouwterrein. De levering van een bouwterrein door een ondernemer is een prestatie die belast is met omzetbelasting.
Beoordeling van het geschil
Is de levering van het perceel een economische activiteit?
18. Voor de vraag of de levering van het perceel in mei 2020 een economische activiteit is, is het volgende van belang. In het arrest Kostov verklaarde het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof van Justitie) voor recht dat een natuurlijke persoon die voor zijn activiteiten als zelfstandig gerechtsdeurwaarder reeds is onderworpen aan de btw, ook voor elke andere economische activiteit, die hij incidenteel verricht, als ”belastingplichtige” moet worden aangemerkt, mits deze activiteit een activiteit is in de zin van artikel 9, eerste lid, tweede alinea, van BTW-richtlijn 2006. In deze tweede alinea worden als economische activiteit aangewezen alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen alsmede de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Anders dan eiseres betoogt, volgt uit het arrest Kostov niet dat de incidentele economische activiteit in verband moet staan met de hoofdactiviteit. In het arrest Kostov ging het juist ook om een economische activiteit die tot een ander werkterrein behoorde en het Hof van Justitie heeft beslist dat het gaat om elke andere economische activiteit. Eiseres is door haar bedrijf met kangoeroes al ondernemer voor de OB, zodat elke andere incidentele economische activiteit wordt meegetrokken in het ondernemerschap.
19. De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of de levering van het perceel in mei 2020 op zichzelf een economische activiteit is, omdat een levering van een onroerende zaak dat niet in alle gevallen is. Uit het arrest Slaby en Kuc van het Hof van Justitie [2] volgt dat de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht op zich niet als een economische activiteit kan worden beschouwd. Dat ligt evenwel anders wanneer de betrokkene voor de verkoop van een onroerende zaak actief stappen onderneemt door middelen in te zetten die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter in de zin van artikel 9, eerste lid, tweede alinea, van de BTW-richtlijn aanwendt. Dergelijke actieve stappen kunnen onder meer bestaan in de uitvoering van werken om deze terreinen bouwrijp te maken en het gebruik van beproefde verkooptechnieken. Aangezien dergelijke initiatieven normaal gezien niet passen bij het beheer van een privévermogen, kan de levering van een onroerende zaak in een dergelijk geval niet worden beschouwd als de loutere uitoefening door de eigenaar van zijn eigendomsrecht.
20. Anders dan in de zaak van het genoemde arrest Slaby en Kuc, heeft eiseres zelf de gemeente benaderd om een bestemmingsplanwijziging van de percelen te realiseren. Eiseres heeft in het vierde kwartaal van 2018 een anterieure overeenkomst met de [gemeente] gesloten ter realisatie van het ontwikkelde bouwplan voor twee vrijstaande woningen op de percelen. De wijziging is dus niet buiten de wil van eiseres tot stand gekomen, maar juist op initiatief van eiseres en overeenkomstig haar uitdrukkelijke wil. Dit brengt mee dat de situatie in dit geval wezenlijk anders ligt dan bij het arrest Slaby en Kuc.
21. De rechtbank leidt uit de gedingstukken af dat eiseres werkzaamheden heeft verricht die zijn te vergelijken met die van een handelaar. Zo heeft eiseres, zoals hiervoor al vermeld, actief bewerkstelligd dat woningbouw (en dus verkoop als hoger gewaardeerde (bouw)grond) mogelijk werd. Zij heeft een bouwplan opgesteld. Zij is voorts met de [gemeente] overeengekomen dat zij kosten draagt die verband hielden met bijzondere procedures, nadere onderzoeken, planschade, de gemeentelijke toetsing aan het projectplan, kosten voor eventuele ruiming van explosieven, alsmede de gemeentelijke toezichtkosten bij de uitvoering van het project plan. Uit de verkoopadvertentie volgt verder dat voorafgaand aan de verkoop akoestisch onderzoek, bodemonderzoek en een quickscan flora en fauna zijn uitgevoerd. Voorts heeft eiseres een makelaar benaderd met het verzoek te beoordelen of realisatie van woningen op de percelen haalbaar zou zijn. De makelaar heeft schetsen laten maken van op de kavels te realiseren woningen, teneinde de verkoop te stimuleren. Al deze werkzaamheden tezamen bezien zijn niet gebruikelijk voor een particulier die louter zijn eigendomsrecht uitoefent en behelzen meer dan alleen een verkaveling van een perceel, zoals in het arrest Slaby en Kuc
.De werkzaamheden die eiseres heeft verricht zijn te vergelijken met die van een handelaar die de beste omstandigheden creëert met het oog op de verkoop. De levering van het perceel is, zowel gelet op het arrest Kostov als op het arrest Slaby en Kuc, daarom een economische activiteit. Dit brengt mee dat eiseres het perceel in de hoedanigheid van btw-ondernemer heeft geleverd.
Kan het perceel worden aangemerkt als een bouwterrein?
22. De levering van onroerende zaken is vrijgesteld van de heffing van omzetbelasting, tenzij sprake is van (onder meer) een bouwterrein. [3] Een perceel grond kwalificeert als een bouwterrein als sprake is van onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd met een of meer gebouwen. [4]
23. Een richtlijnconforme uitleg brengt met zich dat sprake is van een bouwterrein indien uit een beoordeling van alle omstandigheden - met inbegrip van de intentie van partijen, mits deze wordt ondersteund door objectieve gegevens - blijkt dat op de datum van de levering het betrokken terrein daadwerkelijk was bestemd te worden bebouwd. [5] Hierbij moet acht worden geslagen op hetgeen ten tijde van de levering is beoogd met de grond. [6] De beoordeling dient niet alleen te geschieden aan de hand van de contractuele bepalingen, maar ook aan de hand van de omstandigheden ter zake van de transactie voorafgaand aan en ten tijde van die handeling. [7]
24. Niet in geschil is dat sprake is van onbebouwde grond. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle feiten en omstandigheden de grond ten tijde van de levering bestemd was om te worden bebouwd met een of meer gebouwen. Dat volgt onder meer uit het bouwplan van eiseres voor de realisatie van twee woningen, de wijziging van het bestemmingsplan ( [adresgegevens] , 2 woningen) en de verkoopadvertenties van de makelaar waarin het perceel als bouwkavel is aangeboden. Ook in de akte van levering staat dat een bouwterrein is geleverd. Kort na de verkoop is ook een omgevingsvergunning afgegeven om een woning op het perceel te bouwen. Hieruit blijkt dat de grond geschikt was om te bebouwen en ook dat de intentie van partijen was dat de grond bebouwd zou gaan worden. De stelling dat eiseres ten tijde van de levering van het perceel niet op de hoogte zou zijn van de intentie van de koper acht de rechtbank niet aannemelijk. Eiseres heeft het perceel immers aangeboden en verkocht als een bouwterrein voor een woning en in de verkoopadvertenties staat een voorbeeld van een woning afgebeeld op het betreffende perceel. Een woonbestemming zorgt bovendien voor een aanzienlijk hogere prijs, zodat niet aannemelijk is dat de koper deze prijs wilde betalen terwijl hij een andere intentie had met het perceel dan het daarop laten bouwen van een woning.
25. De conclusie is dat verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd.
Is de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?
26. Bij te late voldoening van verschuldigde omzetbelasting kan de inspecteur, op grond van artikel 67c, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een boete opleggen. Op grond van paragraaf 23, derde lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, wordt in geval van een betalingsverzuim als hier aan de orde een verzuimboete van 3% van de niet binnen de termijn betaalde belasting opgelegd. De verzuimboete heeft tot doel een gebod tot nakoming van fiscale verplichtingen in te scherpen. Voor het opleggen van een dergelijke boete is niet vereist dat er sprake is van opzet of grove schuld. Alleen bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven.
27. Omzetbelasting moet betaald worden binnen één maand na het einde van het betreffende tijdvak. [8] In dit geval was dat uiterlijk 31 juli 2020. Vast staat dat hieraan niet is voldaan, zodat sprake is een verzuim als bedoeld in artikel 67c van de AWR. Eiseres heeft weliswaar een verzoek om uitstel van betaling gedaan in het bezwaarschrift tegen de eigen aangifte van 7 augustus 2020, maar dat uitstelverzoek is na 31 juli 2020 en dus na afloop van de betalingstermijn gedaan. Eiseres was ten tijde van het verzoek om uitstel al in verzuim en dat kan niet hersteld worden door het latere verzoek om uitstel van betaling. De rechtbank is van oordeel dat de verzuimboete passend en geboden is. Eiseres heeft immers de aangegeven omzetbelasting niet voldaan. Zij heeft ook niet gesteld dat sprake is van avas of strafverminderende omstandigheden. Dergelijke omstandigheden zijn evenmin uit het dossier gebleken.
Conclusie
28. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
Immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
29. Eiseres heeft opgemerkt dat de gehele overleg- en bezwaarfase onnodig en onredelijk lang heeft geduurd.
30. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dat verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016. [9] De redelijke termijn bedraagt in beginsel twee jaar vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift tot de uitspraak van de rechtbank. Het bezwaar dateert van 2 september 2020. De periode tussen deze datum en de uitspraak van de rechtbank is (afgerond) twee jaar en twee maanden. De rechtbank ziet geen redenen om de redelijke termijn in dit geval langer of korter vast te stellen dan twee jaar. De redelijke termijn is dus met twee maanden overschreden. Afgerond naar boven is dit een half jaar. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 500. De uitspraak op bezwaar van verweerder is van 26 maart 2021. Dit is (afgerond) één maand langer dan zes maanden. Verweerder moet daarom van de totale schadevergoeding een bedrag betalen van één maand gedeeld door twee maanden keer € 500 is (afgerond) € 250. De Staat moet de rest betalen, dus € 250. De rechtbank zal verweerder en de Staat veroordelen om deze bedragen aan eiseres te betalen.
31. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder en de Staat ieder voor de helft te veroordelen om de kosten te vergoeden die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. [10] Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 759 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5). Een wegingsfactor van 0,5 is toegepast, omdat het beroep alleen leidt tot toekenning van vergoeding voor immateriële schade en voor het overige ongegrond is.
32. Ook voor het griffierecht geldt dat verweerder en de Staat dit ieder voor de helft aan eiseres moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 250;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 250;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 379,50;
- gelast dat verweerder en de Staat ieder voor de helft (€ 24,50) het door eiseres betaalde griffierecht van € 49 vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Germs-de Goede, voorzitter, mr. F.M. Smit en
mr. J.J.J. Engel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Hof van Justitie van 13 juni 2013, Galin Kostov, C‑62/12, ECLI:EU:C:2013:391.
2.Hof van Justitie 15 september 2011, nr. C-180/10, ECLI:EU:C:2011:589.
3.Artikel 11, aanhef en eerste lid, letter a, ten eerste, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB).
4.Artikel 11, zesde lid, van de Wet OB.
5.Hoge Raad 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA2222.
6.Hoge Raad 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3566.
7.Hoge Raad 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1866.
8.Zie artikel 19 van de AWR.
10.Zie het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, onder 3.14.1. en 3.14.2.