ECLI:NL:RBGEL:2022:5829
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een natuurvergunning op basis van interne saldering en de ontvankelijkheid van de betrokken partijen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan over de weigering van een natuurvergunning aan een maatschap die een vleeskalverenhouderij exploiteert. De maatschap had een aanvraag ingediend voor een nieuwe natuurvergunning na een wijziging van het bedrijf, maar het college van gedeputeerde staten van Gelderland weigerde deze vergunning op basis van interne saldering, waarbij werd gesteld dat er geen vergunningplicht bestond. De maatschap en een stichting, die zich opwierp als belanghebbende, hebben beroep ingesteld tegen deze weigering. De rechtbank oordeelde dat de stichting niet-ontvankelijk was omdat zij geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen bovenindividueel belang was dat de stichting vertegenwoordigde, aangezien de weigering enkel de maatschap raakte.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de maatschap ook niet-ontvankelijk was in haar beroep, omdat er geen procesbelang was. De rechtbank stelde vast dat de rechtsgevolgen van de positieve weigering gelijk waren aan die van een vergunning, en dat de maatschap geen feitelijk belang had bij het verkrijgen van een vergunning. De rechtbank benadrukte dat de maatschap niet meer rechten zou verkrijgen met een vergunning dan met de positieve weigering, en dat de rechtszekerheid die de maatschap zocht niet kon worden geboden door een vergunning. De rechtbank verklaarde beide beroepen niet-ontvankelijk en wees de proceskosten af.