ECLI:NL:RBGEL:2022:1136

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9544213
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding onregelmatige opzegging en transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst met dringende reden

In deze zaak heeft de kantonrechter te Arnhem op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en haar werkgever, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had op 13 september 2021 haar arbeidsovereenkomst opgezegd na een periode waarin haar salaris niet was uitbetaald. De werknemer verzocht de kantonrechter om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding, omdat zij meende dat de werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld door het salaris niet te betalen en haar te bedreigen met ontslag op staande voet.

De procedure begon met een verzoekschrift van de werknemer, dat op 5 november 2021 werd ingediend. De werkgever diende een verweerschrift in met zelfstandige tegenverzoeken. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 januari 2022. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de werknemer een dringende reden had gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen door het onbetaald laten van het salaris. Dit leidde tot de toewijzing van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 3.435,27 bruto, evenals de transitievergoeding van € 10.457,73 bruto en een billijke vergoeding van € 4.750,00 bruto.

De kantonrechter oordeelde verder dat de werkgever niet had aangetoond dat de werknemer zich schuldig had gemaakt aan verduistering van omzet, en dat de werkgever geen recht had op de gevraagde inzage in de bankafschriften van de werknemer. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, die in het ongelijk was gesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9544213 \ HA VERZ 21-196 \ 498 \ 28195
uitspraak van 21 februari 2022
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij, tevens verwerende partij in de zelfstandige tegenverzoeken
gemachtigde mr. J.M. O' Keefe
en
de besloten vennootschap
[verweerder]
gevestigd te Westervoort
verwerende partij, tevens verzoekende partij in de zelfstandige tegenverzoeken
gemachtigde mr. B. Anik
Partijen worden hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift (met producties 1 tot en met 7) ingediend, ter griffie ontvangen op 5 november 2021, gericht tegen [verweerder] .
1.2.
[verweerder] heeft een verweerschrift ingediend met zelfstandige tegenverzoeken (met producties 1 tot en met 10).
1.3.
[verzoeker] heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling (ontbrekende) producties toegestuurd.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 januari 2022.
1.5.
Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op 2 mei 1988, is op 1 februari 2008 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) [verweerder] , laatstelijk in de functie van Allround Haarstyliste op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het laatstgenoten salaris bedroeg
€ 2.120,54 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2.
Vanaf 1 juni 2021 heeft [verweerder] het salaris van [verzoeker] onbetaald gelaten.
2.3.
Op 29 juni 2021 hebben partijen elkaar WhatsApp-berichten met de volgende inhoud gestuurd:
[verweerder] :
[verzoeker]
je hebt een misdaad begaan door zonder toestemming de pin van het bedrijf te trekken. je hebt ons schuldig gemaakt aan de belastingdienst. Ik geef je een waarschuwing. jij bent verantwoordelijk voor wat er gebeurt
Je hebt je verantwoordelijkheden jegens de werkplek niet nagekomen, je hebt het illegaal gemaakt, je hebt de transacties in de kluis verborgen, daarom zal ik je arbeidsovereenkomst beëindigen.
U heeft verklaard en aanvaard dat u dit in uw eigen voordeel doet. Daarom begaat u een misdrijf tegen de belastingwetgeving. Ik beëindig uw arbeidsovereenkomst.
[verzoeker]
Wat is dit?
[verweerder] :
Ik zeg uw arbeidsovereenkomst op, u kunt uw pinapparaat nooit opzeggen zonder toestemming van het bedrijf, u ontduikt belasting voor uw eigen voordeel.
[verweerder] (doorgestuurd bericht):
Ongelovelijk. Heb de hele maand voor in me eentje staan werken en dan weer dit. Snap noet waar je mee bezig bent. En waarom ik dat heb gedaan omdat je MIJN loon daar aan het uitgeven bent. Ik heb ook me rekeningen die betaald moeten worden. En zeggen paar dagen wachten… ongelovelijk!!!!
[verweerder] :
het zijn jouw woorden
[verzoeker] :
Waar slaat dit op?
[verweerder] :
ofwel schrijf uw ontslagbrief en stuur deze nu vrijwillig of ik zal een strafrechtelijke klacht tegen u indienen.belastingdienst en rechtbank
Je kunt de pin niet annuleren zonder mijn toestemming. Dit is puur belastingontduiking en geldstelen.
goeiedag
[verzoeker] :
Ik heb de pin niet geannuleerd
Wat bedoel je?
[verweerder] :
maar je hebt de pin niet gebruikt om geld te krijgen, om geld te verstrekken. Het staat in zijn eigen verklaring
[verweerder] stuurt nogmaals bovenstaand doorgestuurde bericht door met daarbij:
This
[verzoeker]
Jullie snappen me niet
2.4.
[verzoeker] heeft [verweerder] op 1 juli 2021 de volgende e-mail gestuurd:
Hierbij wil ik even laten weten dat ik me van geen kwaad bewust ben en geen foute dingen heb gedaan.
(…)
Omdat ik nu deze week nog vakantie heb ga ik dinsdag gewoon weer werken.
Graag zou ik ook mijn loon van afgelopen maand te gemoed zien, mijn lasten gaan ook door!!!
2.5.
[verweerder] heeft per e-mail van dezelfde dag (1 juli 2021) als volgt gereageerd:
Vakantieverlof .afgekeurd omdat het een misdaad is om de pincode uit te schakelen. Het geld is niet op de bankrekening gestort en u heeft het niet aan mij overhandigd.
U heeft ons bedrijf in gevaar gebracht voor uw eigen belangen, dus u hebt een juridisch misdrijf begaan. Het is in uw eigen belang om vrijwillig ontslag te nemen voordat u de nodige juridische kennisgevingen doet.
Uiteraard staat het u vrij om rechtsbijstand in te roepen. Al mijn wettelijke rechten zijn echter voorbehouden. Geef je ontslag, het heeft geen zin om aan het werk te gaan.
Je beging een onfatsoenlijk schande in ons bedrijf door de pin uit te schakelen om je eigen salaris vast te stellen Wie gaf het geld in de kluis? Je hebt samengewerkt met mensen die mijn bedrijf niet mogen betreden Je hebt de bankgegevens van ons bedrijf aan derden doorgegeven.
2.6.
In juli en augustus 2021 heeft correspondentie plaatsgevonden tussen de gemachtigden van [verzoeker] en [verweerder] .
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 30 augustus 2021 is [verweerder] bij verstek, onder meer, veroordeeld tot betaling van het salaris over de periode juni, juli en augustus 2021 en tot betaling van het salaris vanaf 31 augustus 2021 tot aan de dag dat op een rechtsgeldige wijze een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst.
2.8.
Tot 7 september 2021 heeft [verzoeker] haar werkzaamheden in de kapsalon van [verweerder] verricht.
2.9.
Op 7 september 2021 heeft een gesprek plaats tussen [verweerder] en [verzoeker] plaatsgevonden, in aanwezigheid van haar vader, waarna de gemachtigde van [verzoeker] dezelfde dag de volgende e-mail aan [verweerder] heeft gestuurd:
U heeft cliënte vanmiddag verzocht de sleutels van het pand in te leveren, hetgeen cliënte in bijzijn van haar vader en een kennis heeft gedaan.
Middels dit schrijven bied ik uitdrukkelijk de diensten van cliënte aan. Cliënte zal op iedere oproep van u tot hervatting van de werkzaamheden gehoor geven (zij het op de normale werktijden van cliënte). Cliënte maakt ook na heden aanspraak op doorbetaling van haar salaris totdat haar dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd.
2.10.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft [verweerder] bij brief van 13 september 2021, onder andere, als volgt bericht:
U bent tot op heden nalatig gebleven in de uitbetaling van het aan cliënte verschuldigde salaris. Ondanks het feit dat cliënte haar werkzaamheden gewoon heeft uitgevoerd, heeft u tot op heden nagelaten het salaris aan haar uit te betalen over de periode juni tot en met augustus 2021.
Hierdoor heeft cliënte zich genoodzaakt gevoeld u in rechte te betrekken en op 30 augustus 2021 heeft de Voorzieningenrechter te Arnhem u bij verstek veroordeeld. Het betreffende verstekvonnis is op 9 september 2021 door de deurwaarder aan u betekend, waarbij u een laatste termijn werd gegund van twee dagen om alsnog het salaris aan cliënte te voldoen. Voornoemde termijn is vandaag verstreken, maar er is geen betaling van u ontvangen.
Het bovenstaande levert voor cliënte een dringende reden voor een ontslag op staande voet op, conform artikel 7:677, lid 1 jo artikel 7:679, lid 1 en 2, sub c Burgerlijk Wetboek. Middels dit schrijven en het namens cliënte genoemde ontslag op staande voet komt er per direct een einde aan het dienstverband van cliënte.
(…)
2.11.
[verzoeker] heeft op 26 oktober 2021 de eenmanszaak Kapsalon & [verzoeker] in het handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerd, met 1 november 2021 als startdatum van de onderneming.

3.Het verzoek, het verweer en de zelfstandige tegenverzoeken

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] , binnen tien dagen na betekening van de beschikking, van:
a. a) de vergoeding onregelmatig ontslag als bedoeld in artikel 7:677, lid 2 jo lid 3, sub a BW, ad € 3.435,27 bruto;
b) de transitievergoeding als bedoeld in artikel 7:673, lid 1, sub b BW, ad € 10.457,73 bruto;
c) de billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:673 lid 9 BW, ad € 10.457,73 bruto, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
d) de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (13 september 2021) over het onder a), b) en c) verzochte;
e) de buitengerechtelijke kosten, ad € 1.232,39;
f) alles onder overlegging binnen tien dagen na betekening van de beschikking van (een) deugdelijke specificatie(s) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat [verweerder] nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven;
g) met veroordeling van [verweerder] in de kosten van dit geding.
3.2.
[verzoeker] legt - kort samengevat - het volgende aan haar verzoeken ten grondslag. [verzoeker] stelt dat zij genoodzaakt was om zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Immers, zij verkeerde in acute financiële nood en zolang het dienstverband voortduurde, kon zij geen aanspraak maken op een WW-uitkering. [verzoeker] stelt daarbij dat de niet-nakoming van het vonnis van 30 augustus 2021 als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt en haar een dringende reden opleverde. [verzoeker] stelt voorts dat [verweerder] bewust een situatie in het leven heeft geroepen waarin dit ontslag op staande voet noodzakelijk is geworden. [verweerder] kan gelet op de gang van zaken ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten worden verweten, op grond waarvan [verweerder] aan haar een transitievergoeding en een billijke vergoeding is verschuldigd. ten aanzien van de hoogte van de billijke vergoeding zijn van belang: de duur van het dienstverband (13 jaar), haar jarenlange goede inzet en het feit dat zij haar werkzaamheden is blijven uitvoeren ondanks dat er al lange tijd geen salaris meer werd uitbetaald en ondanks de diverse ongefundeerde bedreigingen aan haar adres van de zijde van [verweerder] .
3.3.
[verweerder] voert gemotiveerd verweer en voert daartoe - kort samengevat - het volgende aan. [verweerder] heeft [verzoeker] al op 30 juni 2021 op staande voet ontslagen per WhatsApp-bericht en dat dat ontslag op 1 juli 2021 per e-mail bevestigd. [verweerder] verwijt [verzoeker] namelijk dat zij zonder toestemming de stekker van het pinapparaat eruit heeft getrokken en dat zij ook heeft bekend dat zij dit met opzet heeft gedaan, omdat - volgens haar - [verweerder] het salaris niet (tijdig) zou hebben betaald. [verweerder] voert aan dat zij geen loon heeft uitbetaald, omdat zij geen vertrouwen meer had in [verzoeker] nadat vanuit haar geen deugdelijke verklaring kwam voor de, ondanks de volle agenda, tegenvallende omzet en geen verklaring heeft gegeven wat zij met de omzet heeft gedaan. Ook heeft [verzoeker] geen gehoor gegeven aan het verzoek van [verweerder] om inzage te geven in haar eigen bankafschriften, aldus [verweerder] . [verweerder] verwijt [verzoeker] dat zij de contante betalingen van de klanten van [verweerder] heeft verduisterd. [verweerder] verwijt [verzoeker] daarnaast dat zij de kapsalon, tijdens de dagen dat de kapsalon wegens de lockdownmaatregelen van de overheid gesloten moest zijn, heeft gebruikt voor haar eigen kapperspraktijk en vervolgens de klanten van [verweerder] heeft meegenomen. Aan [verzoeker] komt geen vergoeding onregelmatig ontslag toe, omdat zij zelf heeft opgezegd en zij de gehele periode gewoon (thuis) heeft gewerkt voor de klanten van [verweerder] en deze omzet heeft behouden, aldus [verweerder] .
3.4.
[verweerder] verzoekt bij zelfstandig tegenverzoek dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. bepaalt dat [verzoeker] op grond van artikel 843a Rv jo. 22 Rv haar bankafschriften vanaf 23 maart 2020 tot 11 mei 2020, vanaf 15 december 2020 tot 3 maart 2021 en vanaf 1 april 2021 tot en met 1 november 2021 in het geding brengt;
II. de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] per 30 juni 2021 te bekrachtigen;
III. [verzoeker] te veroordelen in alle kosten van het geding.
3.5.
Op de standpunten van partijen in de zelfstandige tegenverzoeken zal, voor zover relevant voor de beoordeling, hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling in het verzoek en het tegenverzoek

4.1.
Gelet op de nauwe samenhang worden beide verzoeken gezamenlijk beoordeeld.
4.2.
Tussen partijen staat allereerst ter discussie door wie en wanneer de arbeidsovereenkomst is opgezegd. Het standpunt van [verweerder] dat zij [verzoeker] op 29 juni 2021 op staande voet heeft ontslagen, volgt de kantonrechter niet. Van een eenduidig aan [verzoeker] gegeven ontslag is geen sprake. Weliswaar schrijft [verweerder] op 29 juni 2021 (r.o. 2.3) tweemaal in de WhatsApp dat zij de arbeidsovereenkomst beëindigt respectievelijk opzegt, maar twee berichten later op diezelfde dag stelt zij [verzoeker] voor de keuze: of [verzoeker] schrijft zelf een ontslagbrief of [verweerder] zal een strafrechtelijke klacht tegen haar indienen. Die gegeven keuze strookt niet met de stelling van [verweerder] dat zij [verzoeker] op 29 juni 2021 op staande voet heeft ontslagen. Ook de omstandigheid dat [verweerder] het feitelijk heeft toegestaan dat [verzoeker] na terugkeer van haar vakantie op 6 juli 2021 haar werkzaamheden in de kapsalon heeft hervat strookt niet met een op 29 juni 2021 gegeven ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft in haar e-mail van 1 juli 2021 aangekondigd zich van geen kwaad bewust te zijn en haar werkzaamheden op 6 juli 2021 te zullen hervatten. Als [verweerder] daadwerkelijk meende haar op 29 juni 2021 te hebben ontslagen dan had deze e-mail toch aanleiding moeten zijn voor een reactie en had [verweerder] haar zeker toen moeten verbieden haar werkzaamheden te hervatten. Gesteld noch gebleken is dat [verweerder] dat heeft gedaan. De omstandigheid dat de eigenaar van [verweerder] in het buitenland verbleef en daardoor, zoals hij stelt, geen zicht had op wat er in de zaak gebeurde, maakt zulks niet anders. [verzoeker] heeft uit de WhatsApp-berichten van [verweerder] niet begrepen dat zij op staande voet was ontslagen en zij heeft dat uit die berichten in onderlinge samenhang bezien ook niet hoeven te begrijpen. Van een door [verweerder] op 29 juni 2021 gegeven ontslag is derhalve geen sprake geweest.
De arbeidsovereenkomst is dan ook geëindigd door de opzegging door [verzoeker] op 13 september 2021.
vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.3.
Ten aanzien van de verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is vereist dat [verweerder] door opzet of schuld aan [verzoeker] een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. Het vanaf juni 2021 onbetaald laten van het loon aan [verzoeker] levert een door [verweerder] aan [verzoeker] gegeven dringende reden op. Dit maakt dat [verweerder] een vergoeding aan [verzoeker] is verschuldigd (artikel 7:677 lid 2 BW). De hoogte van de verzochte vergoeding, die door [verzoeker] overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:677 lid 3 aanhef en onder a BW is berekend op een bedrag van € 3.435,27 bruto, is door [verweerder] niet weersproken. De kantonrechter zal dan ook het verzochte bedrag van € 3.435,27 bruto toewijzen. De verzochte wettelijke rente wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, aldus vanaf 13 september 2021.
Transitievergoeding, ernstig verwijtbaar handelen/nalaten werkgever
4.4.
Voor de beantwoording van de vraag of [verweerder] aan [verzoeker] de transitievergoeding is verschuldigd moet worden beoordeeld of de arbeidsovereenkomst door [verzoeker] is opgezegd als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] (artikel 7:673 lid 1 sub b onder 1 BW).
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. [verweerder] heeft vanaf juni 2021, ook niet na in kort geding tot betaling te zijn veroordeeld, geen loon meer aan [verzoeker] uitbetaald, heeft niet onderbouwde verwijten aan [verzoeker] geuit, heeft gedreigd [verzoeker] op staande voet te ontslaan althans haar bewogen ontslag te nemen onder dreiging van een ‘strafklacht’ en heeft [verzoeker] - ca. twee maanden later - alsnog de toegang tot de kapsalon geweigerd. Deze gedragingen van [verweerder] zijn naar het oordeel van de kantonrechter te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen en nalaten en hebben - in het bijzonder het onbetaald laten van het loon na daartoe veroordeeld te zijn - geleid tot de opzegging van [verzoeker] geleid.
4.5.
Voor zover [verweerder] bij wijze van verweer betoogt dat het onbetaald laten van het loon een gerechtvaardigde reactie is op de - door haar aangevoerde - verduistering van de omzet door [verzoeker] , overweegt de kantonrechter het volgende. De bewijslast van de feiten en omstandigheden op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat [verzoeker] omzet van [verweerder] zou hebben verduisterd, rust op [verweerder] . Om tot bewijslevering te worden toegelaten dient [verweerder] haar stellingen, zeker gelet op de betwisting door [verzoeker] , deugdelijk te onderbouwen. Dat heeft zij nagelaten, zodat niet aan bewijslevering hiervan wordt toegekomen. Er is derhalve niet komen vast te staan dat [verzoeker] op enigerlei wijze geld van [verweerder] heeft verduisterd of zulks heeft erkend. Het bewuste Whatsapp-bericht waar [verweerder] ter onderbouwing van haar stelling naar verwijst is een doorgestuurd bericht dat daarmee uit de juiste context is gehaald, zoals door [verzoeker] ter zitting is toegelicht en door [verweerder] is erkend. Evenmin is komen vast te staan dat [verzoeker] klanten zou hebben geknipt gedurende de sluiting van de kapsalon, dat zij de stekker uit het pinapparaat zou hebben getrokken of dat zij contant kasgeld zou hebben achtergehouden.
4.6.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter tot de conclusie dat sprake is van het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Daarmee is de grondslag voor toewijzing van de verzochte transitievergoeding ter hoogte van € 10.457,73 bruto gegeven. De verzochte wettelijke rente wordt op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, aldus vanaf 14 oktober 2021.
billijke vergoeding
4.7.
De kantonrechter kan voorts aan [verzoeker] ten laste van [verweerder] een billijke vergoeding toekennen als het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] (artikel 7:673 lid 3 sub a BW). Zoals hiervoor al is geoordeeld, is hiervan sprake. De kantonrechter ziet dan ook aanleiding voor het toekennen van een billijke vergoeding. Gezichtspunten voor het vaststellen van de hoogte van een billijke vergoeding zijn door de Hoge Raad (niet limitatief) opgesomd in de New Hairstyle beschikking (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187). In de onderhavige casus is sprake is van een andere situatie als in de New Hairstyle beschikking. Daar ging het om een door de werkgever gedane, maar vernietigbare opzegging. In de onderhavige casus gaat het om een, als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, aan de werknemer gegeven dringende reden die heeft geleid tot een door de werknemer genomen ontslag op staande voet. De kantonrechter is van oordeel dat de gezichtspunten genoemd in de New Hairstyle beschikking desalniettemin ook in de onderhavige zaak (grotendeels) tot uitgangspunt kunnen worden genomen. Niet kan worden meegenomen de specifieke gezichtspunten met betrekking tot de keuze van de werknemer een beroep op vernietiging te doen of niet (r.o 3.4.4. New Hairstyle). Uitgaande van de (overige) gezichtspunten gaat het er bij het vaststellen van de billijke vergoeding uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Daarbij spelen alle omstandigheden van het geval een rol, waaronder de mate van verwijtbaarheid van de werkgever en de gevolgen van het - in dit geval - genomen ontslag. Voor zover elementen van de vaststelling van de billijke vergoeding zien op de vergoeding van schade van de werknemer, lenen de wettelijke regels van art. 6:95 e.v. BW zich voor overeenkomstige toepassing.
Bij de bepaling van de financiële gevolgen van het - in dit geval - door de werkneemster, [verzoeker] , genomen ontslag moet een vergelijking gemaakt worden van haar inkomenspositie zonder ernstig verwijtbaar handelen dat tot opzegging leidde en de feitelijke situatie met verwijtbaar handelen, derhalve na opzegging (HR 17 juli 2019, ECLI:NL:HR:2020:1312, New Hairstyle II). Voorts speelt mee de lengte van het dienstverband (HR 29 mei 2020 ECLI:NL:HR:2020:955, Wn/Blue Circle HRM) alsook de vraag hoe lang arbeidsovereenkomst zonder de opzegging redelijkerwijs zou hebben (voort)geduurd (HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218, Wn/Servicenow Nederland B.V.).
Bij vergelijking van de feitelijke situatie met de hiervoor genoemde hypothetische situatie kan er rekening mee worden gehouden of de werknemer inmiddels andere inkomsten heeft en met de inkomsten die hij/zij in redelijkheid in de toekomst kan verwerven. Bij de vergelijking dient bovendien de eventueel aan de werknemer toekomende transitievergoeding te worden betrokken. De kantonrechter dient de billijke vergoeding te bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval.
4.8.
Dat leidt er toe dat de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding rekening zal houden met de ernst van de gedragingen van [verweerder] bestaande uit onder meer het onbetaald laten van het loon en de overige verwijten zoals opgesomd in r.o. 4.4, de lange duur van de arbeidsovereenkomst (sinds 2008), het loon dat [verzoeker] zou hebben genoten wanneer zij de arbeidsovereenkomst niet onverwijld had hoeven opzeggen en het inkomen wat [verzoeker] kan genereren met haar nieuwe onderneming per 1 november 2021. Bij dat laatste wordt opgemerkt dat deze onderneming nog moet worden opgebouwd. Voorts zal de kantonrechter bij de bepaling van de billijke vergoeding betrekken de hiervoor reeds toegekende transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Het voorgaande in samenhang bezien brengt de kantonrechter tot de volgende begroting van de billijke vergoeding.
Er zijn geen hele concrete aanwijzingen dat zonder het ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] het dienstverband met [verzoeker] op (hele) korte termijn om andere redenen zou zijn geëindigd. Mogelijk had, zoals door [verweerder] tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht, de slechte bedrijfseconomische situatie van [verweerder] als gevolg van de langdurige bedrijfssluiting door de coronamaatregelen tot een voortijdig einde kunnen leiden. [verweerder] heeft die stelling evenwel niet met stukken onderbouwd, zodat die gepasseerd moet worden. Wel zouden in de tijdens de Coronapandemie opgelopen spanningen tussen partijen een begin van een verstoorde relatie kunnen worden gevonden die op enig moment tot ontbinding zou hebben kunnen leiden. De kantonrechter stelt de te verwachten duur van de arbeidsovereenkomst zonder ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] op circa een jaar. Tot 1 november 2021 wordt het inkomensverlies gedekt door de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Vanaf november 2021 is de onderneming van [verzoeker] gestart, maar zal zij naar verwachting niet direct op hetzelfde inkomstenniveau zitten als bij [verweerder] en heeft er nóg een lockdownsluiting plaatsgevonden. Een bedrag aan inkomstenderving baseert de kantonrechter op circa 50% voor de duur van vier maanden, hetgeen afgerond neerkomt op een bedrag ter hoogte van € 4.500,00 bruto. Vanwege de overige omstandigheden, waaronder de ernst van de verwijtbaarheid en de door [verzoeker] te ontvangen transitievergoeding ziet de kantonrechter aanleiding voor een correctie op dit bedrag. De kantonrechter zal de billijke vergoeding in totaal vaststellen op een bedrag van € 4.750,00 bruto. De verzochte wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking, omdat aangenomen moet worden dat [verweerder] vanaf dat moment in verzuim is met de betaling daarvan.
buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[verzoeker] maakt aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten. Echter, gesteld noch gebleken is dat [verzoeker] dergelijke kosten heeft gemaakt nadat zij de arbeidsovereenkomst op 13 september 2021 heeft opgezegd. Alle correspondentie met [verweerder] dateert van vóór 13 september 2021 en ziet op het daaraan voorafgaande kort geding tot betaling van haar loon. De verzochte buitengerechtelijke incassokosten worden daarom afgewezen.
specificaties
4.10.
Het verzoek om (een) deugdelijke specificatie(s) binnen tien dagen na betekening van deze beschikking is toewijsbaar. Gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen zal de gevorderde dwangsom eveneens worden toegewezen met ingang van de elfde dag na betekening van deze beschikking. De kantonrechter ziet aanleiding tot matiging van de dwangsom naar € 50,00 per dag met een maximum van € 3.000,00.
tegenverzoek
4.11.
Voor wat betreft het tegenverzoek resteert thans nog het verzoek van [verweerder] op grond van artikel 843a jo 22 Rv met betrekking tot de bankafschriften van [verzoeker] . Zoals hiervoor reeds is geoordeeld, heeft [verweerder] onvoldoende aangevoerd om tot bewijslevering van enige vermoedens van verduistering van de omzet door [verzoeker] te worden toegelaten. [verweerder] heeft dan ook geen rechtmatig belang bij inzage in de bankafschriften of een afschrift van de bankschriften van [verzoeker] , zodat dit verzoek wordt afgewezen.
proceskosten
4.12.
[verweerder] wordt, zowel in het verzoek als in het zelfstandig tegenverzoek, in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Gelet op de samenhang tussen het verzoek en het tegenverzoek, worden de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] in het tegenverzoek begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
ten aanzien van de verzoeken van [verzoeker]
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] binnen tien dagen na betekening van deze beschikking van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 3.435,27 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 september 2021;
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] binnen tien dagen na betekening van deze beschikking van de transitievergoeding ter hoogte van € 10.457,73 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2021;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] binnen tien dagen na betekening van deze beschikking van de billijke vergoeding ter hoogte van € 4.750,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking;
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot overlegging aan [verzoeker] binnen tien dagen na betekening van deze beschikking van (een) deugdelijke specificatie(s), op straffe van verbeurte van een dwangsom vanaf de elfde dag na betekening van deze beschikking van € 50,00 per dag voor iedere dag dat [verweerder] nalatig is om aan deze veroordeling uitvoering te geven, met een maximum van € 3.000,00;
5.5.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] binnen tien dagen na betekening van deze beschikking van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoeker] begroot op € 507,00 aan griffierecht en € 747,00 aan salaris gemachtigde;
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
ten aanzien van de verzoeken van [verweerder]
5.8.
wijst de verzoeken af;
5.9.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [verzoeker] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022.