Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
16 maart 2006 met een restschuld van € 1.790,10.
3.De vordering en het verweer
1. Afnemer zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 534,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2006,
2. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en Afnemer gesloten overeenkomst met nummer 24002737 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan Afnemer verschuldigd is,
met veroordeling van Afnemer in de proceskosten.
4.De beoordeling
afwachten ontwikkelingen in de jurisprudentie
Het enkele feit dat er een mogelijkheid bestaat dat de jurisprudentie zich op enig moment in de toekomst in een voor Afnemer gunstiger zin zal kunnen ontwikkelen, betekent niet dat thans niet zou kunnen of mogen worden beslist over de aanspraken van Afnemer.
Afnemer heeft overigens niet gesteld of onderbouwd dat en waarom een oordeel over de effectenbemiddeling door Vero van invloed zou kunnen zijn op de beoordeling in deze procedure, terwijl gesteld noch gebleken is dat bemiddeling door Vero in het geval van Afnemer heeft plaatsgevonden.
advisering door tussenpersoon4.9. Afnemer heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via een tussenpersoon, Pont & Partners B.V. Afnemer stelt dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. Dexia heeft dit niet weersproken. Beoordeeld moet daarom worden of de tussenpersoon beleggingsadvieswerkzaamheden verrichtte en of Dexia daarvan op de hoogte was of behoorde te zijn.
- Een advies is een geïndividualiseerde aanbeveling. Dit veronderstelt dat niet slechts informatie wordt verschaft over de mogelijke beleggingen, maar dat tevens een waardeoordeel wordt gegeven over de door de individuele Afnemer te nemen beslissing. Uit de stellingen van Afnemer moet blijken dat de tussenpersoon een op zijn of haar specifieke situatie toegesneden advies heeft verstrekt (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:465, rov. 3.13.3:en 3.13.4, bij HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO).
- Het feit dat de tussenpersoon een beloning ontvangt kan wel een bewijsvermoeden ten aanzien van het geven van vergunningplichtig advies opleveren in de verhouding tussen toezichthouder en tussenpersoon, maar niet in de rechtsverhouding tussen Dexia en afnemer (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:465, rov. 3.14.1 en 2, bij HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1714, gevolgd, 81 RO).
- Voor de schadeverdeling is dus als zodanig niet bepalend of het contact tussen de afnemer en Dexia is gelegd door de afnemer, door Dexia of door een tussenpersoon (Conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:464, rov. 3.2, bij HR 30 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO).
- De particuliere belegger mag in beginsel ervan uitgaan dat de onafhankelijke beleggingsadviseur diens zorgplicht jegens hem naleeft. Hieruit volgt dat de particuliere belegger bij een door de dienstverlener geadviseerde constructie minder snel bedacht hoeft te zijn op, en zich minder snel eigener beweging behoeft te verdiepen in, niet vermelde risico’s dan degene die zich wendt tot een aanbieder van een effectenleaseproduct (Conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:464, rov. 3.9 nr. 2.5, bij HR 30 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO), in zoverre afwijkend van Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:8990), rov. 4.13.
- De afnemer die uit eigen beweging Dexia heeft benaderd had meer bedacht moeten zijn op risico’s dan de afnemer die door een tussenpersoon is geadviseerd als bedoeld in
HR 2 september 2016 (B./Dexia) (Conclusie AG ECLI:NL:PHR:2020:464, rov. 3.9 nr. 3.1 en 4, bij HR 30 oktober 2020 ECLI:NL:HR:2020:1713, gevolgd, 81 RO).
In 1998 heeft Afnemer de adviseur van de tussenpersoon, de heer Van Uffelen, ontmoet op een verjaardag. Daarbij is door de echtgenote van Afnemer aan de adviseur verteld dat zij geen pensioen opbouwde, terwijl ze dat wel wilde. Er is een afspraak gemaakt voor een huisbezoek. Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur besproken wat Afnemer en zijn echtgenote maandelijks konden missen. Dat bleek ƒ 250,- te zijn. De adviseur adviseerde een Direct Rendement Effect Overeenkomst. De overeenkomst kon, volgens de adviseur, niet op naam van de echtgenote gezet worden, omdat zij geen eigen inkomen had. Het rendement van de overeenkomst zou bestemd worden voor het pensioen van de echtgenote. Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur rekenvoorbeelden laten zien van het rendement bij een inleg van 250,- per maand. Hij gaf aan dat het een erg goede deal was. De adviseur heeft Afnemer niet geïnformeerd over risico’s. Er is door de adviseur niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd, dat de inleg verloren kon gaan en dat een restschuld kon ontstaan. De adviseur heeft aan Afnemer een brief gestuurd over het Direct Rendement Effect. De aanvraag is door de adviseur in orde gemaakt op naam van Afnemer en per post aan Afnemer gezonden voor ondertekening.
- de overeenkomst van 4 augustus 1998, waarop de naam van de tussenpersoon is vermeld,
- een rekenvoorbeeld met het briefhoofd van de tussenpersoon en het opschrift ‘Direct Rendement Effect van Bank Labouchere’,
- een brief, afkomstig van de tussenpersoon en gericht aan Afnemer, van 22 juli 1998, waarin de mogelijkheid wordt geboden om deel te nemen aan het ‘direct rendement ‘click’-effect’.
- een brief, afkomstig van de tussenpersoon en gericht aan Afnemer van 5 augustus 1998, waarin de overeenkomst aan Afnemer wordt toegezonden met het verzoek deze ondertekend te retourneren. In de brief is onder meer te lezen:
“(…) Uw bijzondere aandacht vragen wij voor de afzonderlijke brief van Labouchere inzake de keuzemogelijkheid van dividend. Om optimaal te profiteren van de huidige fiscale mogelijkheden adviseren wij te kiezen voor stockdividend (…)”.- een schriftelijke verklaring van Afnemer en zijn echtgenote van 7 augustus 2020.
4.13. Dexia is in de dagvaarding ingegaan op een mogelijk door Afnemer te voeren verweer omtrent de rol van de tussenpersoon. Hetgeen daarbij door Dexia is aangevoerd is een onvoldoende weerlegging van de door Afnemer gestelde concrete gang van zaken met betrekking tot het huisbezoek en de advisering en de ter onderbouwing overgelegde stukken. Aangenomen moet daarom worden dat sprake is geweest van advisering door een tussenpersoon zonder de vereiste vergunning.
Het volgende punt dat ter beoordeling voor ligt is dan de wetenschap van Dexia met betrekking tot de onbevoegde advisering.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5.De beslissing
20 januari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.