Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van
[eiser 1] , te [woonplaats] ,
het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, verweerder.
[derde-partij], te [woonplaats] , vergunninghouder.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, omwonenden van een varkenshouderij, en het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de weigering van het college om de aan de derde-partij verleende omgevingsvergunning voor de varkenshouderij in te trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 25 september 2018 het verzoek van eisers om intrekking van de vergunning heeft afgewezen en dat het bezwaar van eisers tegen deze beslissing op 21 mei 2019 ongegrond is verklaard.
De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij op 26 augustus 2020 een zitting heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is de gemachtigde van eisers verschenen, evenals de vertegenwoordiger van het college en de derde-partij. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de stelling dat de vergunning niet meer voldoet aan de Beste Beschikbare Technieken (BBT) en dat er ontoelaatbare milieugevolgen zijn, zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeert dat de vergunning nog steeds voldoet aan de eisen en dat er geen aanleiding is voor intrekking op basis van de aangevoerde gronden.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over dierenwelzijn en proceskosten in de bezwaarfase behandeld. Het standpunt van het college dat het toezicht op dierenwelzijn niet onder de omgevingsvergunning valt, werd door de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenvergoeding toegekend, omdat er geen sprake was van herroeping van het besluit.