11.9.Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder, in de gevallen dat de Nederlandse wetgeving op grond van de Rijnvarendenovereenkomst van toepassing is, de A1-verklaring over de toepasselijke Nederlandse wetgeving ambtshalve kan afgeven. Deze beroepsgrond slaagt niet.
12. Verweerder heeft terecht op eiser over de periode in geding, voorlopig, de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing verklaard. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond.
Schadevergoeding redelijke termijn
13. Eiser heeft verzocht om een schadevergoeding toe te kennen van € 500,- wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verweerder heeft ter zitting te kennen gegeven dat deze overschrijding geheel is toe te rekenen aan verweerder en dat hij deze schade zal vergoeden. De rechtbank overweegt dat, nu de redelijke termijn aanvangt op 17 oktober 2017, zijnde het moment van ontvangst van het bezwaarschrift, deze op 17 oktober 2019 is overschreden. Nu een vergoeding gepast is van € 500,- per half jaar waarmee de redelijke termijn is overschreden en de overschrijding is toe te rekenen aan de bezwaarfase, zal verweerder veroordeeld worden tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 500,- aan eiser.
Proceskosten en griffierecht
14. Omdat verweerder het bestreden besluit II pas heeft genomen nadat beroep is ingesteld, bepaalt de rechtbank dat verweerder het griffierecht van eiser vergoedt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 1 punt voor het indienen van de aanvullende gronden, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).