Uitspraak
17.5549 AOW, 17/5550 AOW
OVERWEGINGEN
primairop het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte negeert dat de Svb onbevoegd was om de regularisatieverzoeken in behandeling te nemen. De Svb had deze verzoeken moeten doorzenden naar de Luxemburgse bevoegde autoriteit.
verwerptde primaire stelling van appellanten dat de rechtbank de bestreden besluiten reeds op grond van onbevoegdheid van de Svb had moeten vernietigen. De Raad onderkent dat op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 987/2009 (Vo 987/2009) over het tijdvak vanaf 1 mei 2010 een verzoek tot het sluiten van een regularisatieovereenkomst bij de Luxemburgse autoriteiten moest worden ingediend. Dit wil echter niet zeggen dat de Luxemburgse autoriteiten bij uitsluiting bevoegd zijn om op het verzoek te beslissen. Aangezien het verzoek strekt tot het sluiten van een overeenkomst, moet ook de Nederlandse bevoegde autoriteit besluiten al dan niet medewerking aan het verzoek te verlenen. Dit besluit is op rechtsgevolg gericht. De Raad zal het bestreden besluit opvatten als een weigering om, ook indien het verzoek eerst door de Luxemburgse autoriteiten in behandeling wordt genomen, over 2011 en 2012 medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een regularisatieovereenkomst. Dit besluit kan en zal inhoudelijk worden getoetst.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.