Ingevolge van artikel 44, eerste lid aanhef en onder a, van de WAO, voor zover van belang, wordt, indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid, en wordt die uitkering niet ingetrokken of herzien, maar wordt die uitkering niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15%.
Ingevolge van artikel 58, eerste lid aanhef en onder a, van de Waz, voor zover van belang, wordt, indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering inkomen geniet doordat hij arbeid is gaan verrichten, die arbeid gedurende een aaneengesloten tijdvak van vijf jaar niet aangemerkt arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid, en wordt die uitkering niet ingetrokken of herzien, maar wordt die uitkering niet uitbetaald indien het inkomen zodanig is, dat als die arbeid wel in artikel 2, vierde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 25%.
Ingevolge artikel 57, eerste lid, van de WAO en artikel 63, eerste lid, van de Waz, wordt de uitkering die onverschuldigd is betaald teruggevorderd. Ingevolge het zesde lid van deze artikelen kan daarvan geheel of gedeeltelijk van worden afgezien indien daarvoor dringende redenen zijn.
Ingevolge artikel 80, eerste lid van de WAO, en artikel 70, eerste lid, van de Waz, is degene die in het genot is van een arbeidsongeschiktheidsuitkering verplicht om onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden waarvan het redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag dat daarvan wordt uitbetaald.
Op grond van artikel 29a, eerste lid, van de WAO en artikel 48, eerste lid, van de Waz, legt verweerder, indien de belanghebbende de op hem rustende inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, een boete op van ten hoogste het benadelingsbedrag.
Op grond van het derde lid van deze artikelen legt verweerder een bestuurlijke boete op van ten hoogste het bedrag van de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, indien het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag.
Op grond van het vierde lid van deze artikelen kan verweerder afzien van het opleggen van een boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van de inlichtingenverplichting, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de werknemer een zodanige waarschuwing is gegeven.