ECLI:NL:CRVB:2016:2376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens exploitatie van een hennepkwekerij en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellante op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de exploitatie van een hennepkwekerij. Appellante ontving sinds 9 februari 2011 bijstand, maar na een anonieme melding op 27 juni 2013 over haar verblijf bij een man en de ontdekking van een hennepkwekerij op haar uitkeringsadres, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de hennepkwekerij en haar verblijfplaats. Het college heeft daarop de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken, wat door de rechtbank gedeeltelijk werd vernietigd. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat appellante niet tijdig en niet volledig had gemeld waar zij verbleef en dat de hennepkwekerij een bedrijfsmatig karakter had. De Raad concludeerde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormde voor de intrekking van de bijstand, omdat niet kon worden vastgesteld of appellante recht had op bijstand in de betreffende periode.