Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die een WAO-uitkering ontving, had niet gemeld dat hij slagerswerkzaamheden verrichtte voor een uitzendbureau. Naar aanleiding van een melding van de Belastingdienst heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de uitkering. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant in de periode van 1 april 2008 tot 1 januari 2010 inkomsten had gegenereerd die niet waren gemeld. Het Uwv heeft deze inkomsten geschat en in mindering gebracht op de WAO-uitkering, en daarnaast een boete opgelegd wegens schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellant was van mening dat er geen daadwerkelijke arbeidsverhouding bestond en dat de inkomsten niet aan hem waren toegekomen. De Raad oordeelde echter dat appellant niet kon worden gevolgd in zijn stelling dat hij geen vergoeding had ontvangen voor zijn werkzaamheden. De Raad bevestigde dat het Uwv de inkomsten op een redelijke wijze had geschat, gezien het gebrek aan betrouwbare gegevens van appellant.
De Raad concludeerde dat appellant zowel objectief als subjectief verwijtbaar had gehandeld door zijn werkzaamheden niet te melden. De opgelegde boete van € 940,- werd als evenredig beschouwd. Het hoger beroep van appellant werd verworpen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, waarbij ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep.