In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiseres, een Ecuadoriaanse vrouw zonder verblijfsvergunning, had een aanvraag om kinderbijslag ingediend voor haar in Nederland geboren zoon. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had vastgesteld dat eiseres vanaf het tweede kwartaal van 2011 geen recht had op kinderbijslag, omdat zij niet rechtmatig in Nederland verbleef. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 oktober 2014 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en heeft de SVB zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet verzekerd is op grond van de AKW, omdat zij niet rechtmatig in Nederland verblijft. Eiseres heeft betoogd dat de SVB ten onrechte het standpunt van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) leidend heeft geacht voor de beoordeling van haar verblijfsrecht. De rechtbank heeft dit betoog gevolgd en geoordeeld dat de SVB niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksverplichting.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de SVB de IND had moeten raadplegen over de vraag of eiseres recht heeft op een verblijfsrecht op basis van artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een Zambrano-situatie, omdat de vader van het kind een bijdrage levert in de kosten van verzorging en opvoeding. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Tevens is de SVB veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.