Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar aanleiding van het arrest van 21 september 2023 heeft de minister Informatiebericht 2023/77 uitgebracht. Daarin wordt onder meer ingegaan op de manier waarop de gestelde vrees voor vervolging vanwege politieke overtuiging moet worden beoordeeld. Daarover staat onder andere het volgende opgemerkt:
“(…) Bij het bepalen van het risico op vervolging kan het bijvoorbeeld van belang zijn om bij de beoordeling te betrekken:
- welke politieke opvatting, gedachte of mening een vreemdeling heeft
- hoe in het land van herkomst door de potentiële actoren van vervolging tegen die opvatting, gedachte of mening wordt aangekeken;
- welke activiteiten de vreemdeling heeft verricht in het kader van diens politieke overtuiging in het land van herkomst dan wel in Nederland;
- voor het geval de vreemdeling heeft aangegeven dat hij zich pas in Nederland of nog helemaal niet politiek heeft geuit, welke redenen hij daarvoor heeft opgegeven;
- of en in hoeverre de vreemdeling betrokken is bij een politieke beweging of organisatie;
- welke taken de vreemdeling eventueel heeft binnen een politieke beweging of organisatie en in hoeverre de vreemdeling in dat verband verantwoordelijk is voor bepaalde activiteiten;
- op welke manier de vreemdeling diens opvattingen uit/heeft geuit en in hoeverre die uitingen openbaar zijn geworden;
- of de potentiële actoren van vervolging in het land van herkomst van de uitingen van de politieke overtuiging op de hoogte kunnen zijn geraakt; en
- of de vreemdeling in het verleden problemen heeft ondervonden vanwege het uiten van zijn mening. (…)”
Niet in te zien valt waarom het arrest van 21 september 2023 of Informatiebericht 2023/77 maken dat de minister een aanvullend gehoor zou moeten houden in alle zaken waarin gestelde vrees voor vervolging vanwege politieke overtuiging een rol speelt. Het is immers aan de minister om een zorgvuldig en gemotiveerd besluit te nemen. Als het daarvoor nodig is om een nieuw gehoor te houden, moet de minister dat doen. Als alle relevante aspecten al in het eerdere gehoor aan de orde zijn gekomen, kan zij dat nalaten. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat er in dit geval geen aanleiding bestond om eiser nogmaals te horen. Uit het gehoor opvolgende aanvraag van 26 september 2022 leidt de rechtbank af dat de hiervoor opgesomde onderwerpen uit Informatiebericht 2023/77 aan bod zijn gekomen en dat eiser in staat is gesteld over die onderwerpen verklaringen af te leggen. Eiser heeft ook niet geconcretiseerd waarover hij nader had moeten worden bevraagd en/of welke aspecten tijdens het gehoor opvolgende aanvraag niet aan bod zijn gekomen dan wel onderbelicht zijn gebleven.