ECLI:NL:RBDHA:2025:9122

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
23 mei 2025
Zaaknummer
NL25.20444
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Guinese vrouw, had op 17 februari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag, aangezien zij eerder op 18 januari 2023 in Frankrijk een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verplichtingen nakomen.

Eiseres betwist deze beslissing en stelt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, en dat er structurele tekortkomingen zijn in de Franse asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die de situatie in Frankrijk beschrijven, maar concludeert dat er geen voldoende nieuwe informatie is die zou rechtvaardigen dat de overdracht aan Frankrijk niet zou plaatsvinden. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet bijzonder genoeg zijn om van de overdracht af te zien. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de minister in stand blijft en eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20444

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. P.R. van de Water),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres verklaart dat zij is geboren op [datum] 2000 en de Guinese nationaliteit heeft. Zij heeft op 17 februari 2025 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 18 januari 2023 in Frankrijk een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Eiseres heeft verklaard dat de autoriteiten van Frankrijk dit verzoek om internationale bescherming hebben afgewezen. Verweerder heeft op 17 maart 2025 de autoriteiten van Frankrijk verzocht om eiseres terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening. Op 31 maart 2025 hebben de Franse autoriteiten dit verzoek aanvaard.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat verweerder ten aanzien van Frankrijk ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarbij voert eiseres aan dat er concrete aanwijzingen zijn dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en er structurele tekortkomingen in de Franse asielprocedure en opvangvoorzieningen zijn. Daarbij wijst eiseres op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 3 juni 2024 [1] alsook op het AIDA Country Report France, update 2023. Uit dat rapport volgt dat een groot deel van de asielzoekers, waaronder Dublinterugkeerders, op straat leeft en geen toegang heeft tot opvangvoorzieningen. Verder stelt eiseres dat verweerder er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat zij slachtoffer is van partnergeweld en daartegen geen effectieve bescherming heeft gekregen van de Franse autoriteiten.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Niet in geschil is dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voor Frankrijk terecht is uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt wordt ook bevestigd in de jurisprudentie. [2] Met de uitspraak van 11 april 2025 is de door eiseres aangehaalde uitspraak van 3 juni 2024 vernietigd. De Afdeling oordeelt dat niet is gebleken van dermate structurele en ernstige problemen dat op voorhand sprake is van een reëel risico op schending van artikel 4 van het EU Handvest [3] of artikel 3 van het EVRM. [4] Uit het meest recente AIDA-rapport over 2023 komt geen wezenlijk ander beeld naar voren over de opvangvoorzieningen in Frankrijk voor Dublinclaimanten. Omdat eiseres geen andere of nieuwe informatie heeft overgelegd dan waarvan de Afdeling is uitgegaan, ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de uitspraken van de Afdeling.

Artikel 17 van de Dublinverordening

7. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar individuele omstandigheden zo dat zij betoogt dat verweerder haar asielaanvraag aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd niet voldoende bijzonder zijn om van de overdracht aan Frankrijk af te zien vanwege onevenredige hardheid. Verweerder mocht er daarbij vanuit gaan dat eiseres zich eerder heeft gewend tot de Franse autoriteiten hetgeen ertoe heeft geleid dat haar partner is opgepakt. Niet is gebleken dat eiseres zich bij nieuwe problemen niet opnieuw tot de Franse autoriteiten kan wenden.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres mag worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 mei 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van A.A.M. Mangroe, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1863, van 30 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3552 en van 11 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1642.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.