In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een Guinese vrouw, had op 17 februari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag, aangezien zij eerder op 18 januari 2023 in Frankrijk een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere EU-lidstaten hun verplichtingen nakomen.
Eiseres betwist deze beslissing en stelt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt, en dat er structurele tekortkomingen zijn in de Franse asielprocedure en opvangvoorzieningen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die de situatie in Frankrijk beschrijven, maar concludeert dat er geen voldoende nieuwe informatie is die zou rechtvaardigen dat de overdracht aan Frankrijk niet zou plaatsvinden. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet bijzonder genoeg zijn om van de overdracht af te zien. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het besluit van de minister in stand blijft en eiseres kan worden overgedragen aan Frankrijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.