ECLI:NL:RBDHA:2025:8920
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Afghaanse eiser met risico op vervolging door de Taliban
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Afghaanse nationaliteit, heeft op 3 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 16 augustus 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. Het onderzoek is heropend na uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het risico voor Afghaanse vreemdelingen bij terugkeer na verblijf in Europa. Op 17 april 2025 is het onderzoek hervat.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op vervolging door de Taliban. Eiser heeft gewerkt voor het Afghaanse leger en vreest voor zijn leven bij terugkeer, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank wijst erop dat oud-medewerkers van de voormalige overheid niet langer als risicogroep worden aangemerkt en dat de vrees van eiser voor problemen met de Taliban niet als zelfstandig asielmotief kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.