202401559/1/V2
Datum uitspraak: 20 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 6 maart 2024 in zaak nr. NL23.40122 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 6 maart 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven. De vreemdeling heeft daarop gereageerd.
De Afdeling heeft de United Nations High Commissioner for Refugees (hierna: de UNHCR) in de gelegenheid gesteld aan de procedure deel te nemen.
De UNHCR heeft een reactie gegeven.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaken nrs. 202301071/1/V2 en 202401462/1/V2 ter zitting behandeld op 10 juni 2024, waar de vreemdeling, bijgestaan door mr. R. Balkenende, advocaat in Assen, en de staatssecretaris, nu de minister, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat in Den Haag, en mr. F.F. Favier, zijn verschenen. De UNHCR, vertegenwoordigd door [gemachtigde], heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. De vreemdeling heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij is Afghanistan in 2015 ontvlucht, omdat hij werd bedreigd door de Taliban omdat zijn broer werkte als lijfwacht voor een parlementslid. De vreemdeling heeft toen in Iran, Turkije en Griekenland verbleven zonder een verblijfsvergunning. Vanwege de gezondheid van zijn vader is de vreemdeling in 2020 teruggekeerd naar Afghanistan. Toen de Taliban in 2021 aan de macht kwamen, is hij weer gevlucht. Zijn vader had een winkel waar hij gas en diesel verkocht aan onder andere de lokale overheid. De Taliban hebben de winkel van de vader van de vreemdeling in beslag genomen nadat zij het dorp hadden ingenomen.
Leeswijzer
2. Alle bij deze uitspraak betrokken landeninformatie is vermeld in de bijlage van de uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
3. Deze uitspraak gaat over de vraag of Afghaanse vreemdelingen die na de machtsovername door de Taliban vanuit een westers land terugkeren naar Afghanistan, een reëel risico op ernstige schade lopen in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000, artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn en artikel 4 van het EU Handvest wegens hun verblijf in een westers land. Deze uitspraak gaat niet over de vraag of er in Afghanistan sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn, waarin een gewapend conflict willekeurig geweld meebrengt en waarin de mate van geweld zo hoog is dat een burger alleen al door zijn aanwezigheid een reëel risico op ernstige schade loopt. Daar is volgens de minister in zijn Kamerbrief van 29 juni 2022 (Kamerstuk 19 637, nr. 2912) geen sprake van en de vreemdeling heeft ter zitting gezegd het daarmee eens te zijn.
4. De Afdeling betrekt bij haar toets ook stukken waarop partijen pas na de uitspraak van de rechtbank een beroep hebben gedaan. Dit doet zij omwille van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling, de rechtsbescherming in algemene zin en de actualiteitswaarde van de uitspraak voor de behandeling van asielzaken van vreemdelingen die moeten terugkeren naar Afghanistan. Deze toets beperkt zich, gelet op de artikelen 8:65, eerste lid, en 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), tot het moment van sluiting van het onderzoek ter zitting bij de Afdeling op 10 juni 2024.
5. De Afdeling geeft onder 8-8.6 de informatie weer die volgt uit openbare bronnen. Vervolgens beantwoordt zij onder 13-13.3 de vraag of verblijf in het Westen bij terugkeer naar Afghanistan voor Afghaanse vreemdelingen tot een reëel risico op ernstige schade leidt. Onder 14-14.5 gaat zij in op de overige grieven van de vreemdeling.
De uitspraak van de rechtbank
6. De rechtbank heeft allereerst overwogen dat de minister zich op het standpunt mag stellen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inname van de winkel van zijn vader door de Taliban op enigerlei wijze te maken heeft met de omstandigheden dat zij brandstoffen leverden aan de lokale overheid, dat zij van Tadzjiekse afkomst zijn en dat de broer van de vreemdeling lijfwacht van een parlementariër is geweest. De vreemdeling heeft na de inname van de winkel geen bedreigingen van de Taliban ontvangen en niet is gebleken dat de Taliban navraag naar hem, zijn vader of zijn broer hebben gedaan. De vreemdeling heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de Taliban hem persoonlijk in het vizier zouden hebben.
6.1. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Dat uit het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2023 blijkt dat er nog veel onduidelijkheden bestaan over de risico’s die Afghanen die terugkeren uit het Westen lopen, is daarvoor onvoldoende. Het is aan de vreemdeling om dat aannemelijk te maken. Alleen de stelling van de vreemdeling dat hij bij terugkeer mogelijk de aandacht zal trekken van de Taliban omdat hij is verwesterd, maakt dat niet anders, omdat hij dat niet nader heeft onderbouwd. Alleen het verblijf van twee jaar in Nederland is daarvoor onvoldoende. De minister heeft de omstandigheid dat de vreemdeling Tadzjiek is onvoldoende mogen achten om de gestelde vrees bij terugkeer aannemelijk te achten.
Hoger beroep
7. De vreemdeling betoogt dat bij de inschatting van het terugkeerrisico niet alleen van belang is wat de directe aanleiding is geweest voor zijn vertrek uit Afghanistan, maar dat daarbij alle omstandigheden dienen te worden betrokken die zich hebben voorgedaan voor, tijdens en na het vertrek uit het land van herkomst. Zijn broer is lijfwacht geweest van een parlementslid, de Taliban hebben zijn familie geconfronteerd met leveringscontracten aan de overheid en hij keert terug uit Europa. Volgens de vreemdeling kunnen deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leiden tot negatieve aandacht van de Taliban. De vreemdeling betoogt dat er geen eenduidig beeld is over de wijze waarop de Taliban omgaan met familieleden van voormalig veiligheidspersoneel.
7.1. Verder betoogt de vreemdeling dat het onduidelijk is of Afghanen die vrijwillig terugkeren vanuit het Westen vanwege hun verblijf daar, een reëel risico op ernstige schade lopen. Ter ondersteuning daarvan verwijst hij naar het algemeen ambtsbericht van juni 2023 en de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 28 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2023:21288. Gelet op deze onduidelijkheid, de werkzaamheden van zijn broer en het feit dat hij Engels spreekt en eerder problemen met de Taliban heeft ondervonden, betoogt de vreemdeling dat hij bij terugkeer de aandacht van de Taliban zal trekken en daardoor een reëel risico op ernstige schade loopt. 7.2. In het nader stuk van 19 maart 2024 wijst de vreemdeling er op dat uit openbare informatie het beeld naar voren komt dat terugkeerders uit het Westen als overlopers, verraders en westerlingen, en derhalve als opposanten worden gezien. Ook zal hij als Tadzjiek, die komt uit het in het noordoosten gelegen Kapisa, extra in de negatieve belangstelling staan. Uit openbare informatie volgt volgens hem namelijk dat de Taliban Tadzjieken ervan verdenken dat zij actief zijn voor de "National Resistance Force of Afghanistan" (hierna: NRF) van [persoon A] en dat er in het noordoosten van Afghanistan in verhoogde mate sprake is van vijandigheid tussen de Taliban en de NRF.
7.3. In zijn nader stuk van 29 mei 2024 wijst de vreemdeling voor de risico’s van familieleden van voormalige bodyguards naar paragraaf 3.2 van de EUAA Country Guidance van mei 2024.
7.4. De Afdeling gaat eerst in op de informatie uit openbare bronnen over Afghanen die vrijwillig zijn teruggekeerd naar Afghanistan.
Informatie uit openbare bronnen over terugkerende Afghanen
8. In het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van de minister van Buitenlandse Zaken van november 2020, p. 69, dat gaat over de periode vóór de machtsovername door de Taliban, is vermeld dat burgers die werden geassocieerd met de voormalige Afghaanse regering, de internationale gemeenschap of de internationale strijdkrachten, gericht werden aangevallen door gewapende groepen (bijlage, noot 1).
8.1. De UNHCR stelt in het document "Position on returns to Afghanistan" van augustus 2021, opgesteld toen de Taliban bezig waren met hun opmars en al 26 van de 35 provinciehoofdsteden hadden overgenomen, dat, gelet op de machtsovername door de Taliban, zou moeten worden afgezien van gedwongen terugkeer naar Afghanistan. De UNHCR ziet vooral een risico op mensenrechtenschendingen voor Afghanen die door de Taliban worden geassocieerd met de voormalige Afghaanse regering en met internationale troepen en organisaties in Afghanistan (bijlage, noot 2). De UNHCR heeft op de zitting verklaard actief te zijn in Kabul, maar dat er sprake is van onderrapportage doordat mensen bang zijn om vrijuit te spreken en de omstandigheden moeilijk zijn. Volgens de UNHCR is er weinig informatie over terugkeerders uit het Westen en kan er op basis daarvan niet geconcludeerd worden dat zij bij terugkeer geen problemen ondervinden.
8.2. Het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van de minister van Buitenlandse Zaken van maart 2022, vanaf p. 182, rapporteert over de positie van uit Europa teruggekeerde Afghanen vóór de machtsovername door de Taliban. Geraadpleegde bronnen stellen dat terugkeerders uit Europa systematisch het slachtoffer werden van geweld of slechte behandeling door de Afghaanse autoriteiten bij aankomst op het vliegveld. In het ambtsbericht is vermeld dat de Duitse antropologe Friederike Stahlmann stelt dat de Taliban vaak zeer snel op de hoogte waren van Afghanen die uit Europa waren teruggekeerd. De Taliban namen een paar dagen na terugkeer van de terugkeerders contact op met hun families en zetten die onder druk om hun verblijfplaats bekend te maken. Stahlmann omschrijft in haar onderzoek 63 Afghaanse terugkeerders uit Duitsland die na terugkeer langer dan twee maanden in Afghanistan verbleven. Daarvan was 90,5% slachtoffer geworden van geweld. Het ging daarbij zowel om geweldsincidenten die direct gerelateerd waren aan de status van de persoon als terugkeerder, als om geweldsincidenten die iedereen in Afghanistan hadden kunnen overkomen. In de eerste categorie vielen incidenten met familieleden of bekenden van de terugkeerder, omdat zij vermoedden dat hij zich in Europa had misdragen of niet in staat was zijn leningen terug te betalen waarmee hij zijn reis naar Europa had gefinancierd.
Op p. 112 van het ambtsbericht is vermeld dat een bron stelde dat veel Afghanen die in Europa zijn geweest, verdacht werden van het niet naleven van de islamitische normen en zelfs van bekering, omdat veel Afghanen dachten dat het alleen mogelijk is om asiel in het Westen te krijgen door je te bekeren. Een andere bron bevestigde dat conservatieve elementen in de Afghaanse samenleving elk contact met het Westen als verdacht zagen, omdat dit Afghanen blootstelde aan het christendom. Volgens een aantal bronnen bestond er wel een zekere mate van begrip in de Afghaanse samenleving voor het aanvoeren van bekering om strategische redenen om de kans op toelating te vergroten. Een andere bron gaf te kennen dat teruggekeerde Afghanen die verdacht werden van bekering, een groot risico liepen op represailles van familie, de bredere gemeenschap of de Taliban. (bijlage, noot 3).
8.3. In het EUAA-rapport "Afghanistan Targeting of Individuals" van augustus 2022, p. 55, dat gaat over de periode ná de machtsovername door de Taliban, is vermeld dat een anonieme organisatie die aanwezig is in Afghanistan, heeft gerapporteerd dat Afghanen die terugkeerden soms problemen ondervonden met de Taliban, maar dat er geen duidelijk verband was met het feit dat zij Afghanistan hadden verlaten. De problemen leken vooral te maken te hebben met de ‘originele status’ van de terugkeerders, zoals het geassocieerd worden met de voormalige regering of het hebben van problemen wegens hun etnische achtergrond of een andere reden. Een vertegenwoordiger van het Deense comité voor hulp aan Afghaanse vluchtelingen verklaarde dat hij niet de indruk had dat Afghanen die terugkeerden uit het Westen, doelwit zouden zijn van de Taliban, tenzij er sprake was van een persoonlijk geschil of bloedwraak (bijlage, noot 4). De Country Guidance: Afghanistan van het EUAA van januari 2023 (bijlage, noot 5) bevat dezelfde informatie en verwijst naar paragraaf 1.5.2 van het rapport van augustus 2022, zie p. 77.
8.4. In het Algemeen ambtsbericht Afghanistan van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2023, p. 147-149, is vermeld dat er geen betrouwbare informatie is over de behandeling door de Taliban van personen die vrijwillig terugkeerden naar Afghanistan. Vanuit westerse landen zijn er geen Afghanen gedwongen teruggekeerd naar Afghanistan. Verder vermeldt het ambtsbericht dat het niet duidelijk is of verblijf in het Westen een rol speelt bij het ondervinden van problemen bij terugkeer, omdat niet veel mensen vrijwillig zijn teruggekeerd vanuit een westers land, en als dat al gebeurt, dan meestal via een derde land. Volgens het ambtsbericht is het niet duidelijk of Afghanen die terugkeren uit Europa of uit buurlanden, verschillend worden behandeld. Een bron stelt dat het mogelijk is dat Afghanen die uit een westers land komen, meer vragen moeten beantwoorden bij binnenkomst (bijlage, noot 6).
8.5. Het rapport van het EUAA van december 2023, vanaf p. 97, vermeldt dat dr. Liza Schuster, lector sociologie aan de Universiteit van Londen met een expertise in de gevolgen van uitzetting naar Afghanistan, tijdens een conferentie heeft gezegd dat Afghanen die na 2021, dus na de machtsovername, het land hebben verlaten, door de Taliban vaak worden gezien als verraders. Verder vermeldt het rapport op p. 98 dat er geen Afghanen gedwongen worden uitgezet en dat de IOM en Frontex de begeleiding van terugkeerders hebben opgeschort, zodat er geen informatie is over Afghanen die na de machtsovername zijn teruggekeerd naar Afghanistan. Het rapport bevat geen specifieke informatie over de positie van terugkeerders uit het Westen, maar alleen over terugkeerders in het algemeen. Het meldt dat de houding van de Taliban jegens hen mild lijkt te zijn en dat terugkeer mogelijk is. De Taliban hebben zeer beperkte achtergrondinformatie over terugkeerders en over de landen waar zij vandaan komen (bijlage, noot 7).
8.6. Tot slot is er op 17 mei 2024 een nieuw "Country Guidance Afghanistan" van het EUAA verschenen. Op p. 58-60 is vermeld dat de houding van de Taliban tegenover Afghanen die naar westerse landen zijn vertrokken, dubbelzinnig blijft. Enerzijds zeggen de Taliban dat deze mensen vluchten om economische redenen en niet omdat zij problemen met de Taliban hadden, anderzijds dat het gaat om de elite. Leden daarvan worden niet gezien als Afghanen, maar als corrupte marionetten van de bezetters. Een bron vermeldt dat Afghanen die terugkeren na verblijf in het Westen, gestigmatiseerd worden en onder verhoogde aandacht staan van de Taliban, omdat zij ervan verdacht worden besmet te zijn met de westerse levensstijl. Afghanen die als verwesterd worden gezien, kunnen worden bedreigd door hun naaste omgeving of de Taliban (bijlage, noot 8).
Antwoorden van de minister op de gestelde vragen
9. De minister heeft op 14 mei 2024 antwoord gegeven op de vragen die de Afdeling hem heeft gesteld. Volgens de minister blijkt uit het ambtsbericht van juni 2023 en het EUAA-rapport van december 2023 dat de veiligheidssituatie in Afghanistan sinds de machtsovername door de Taliban stabiel is, alhoewel de mensenrechtensituatie zorgelijk is. De Taliban hebben in feite gezag over het hele land. Sinds de machtsovername is er sprake van een sterke daling van het aantal burgerslachtoffers; burgers kunnen in relatieve vrede leven. Er zijn twee groepen die zich gewapend verzetten tegen de Taliban, maar dat geweld is voornamelijk doelgericht van aard. In 2023 is er in de Europese Unie op ongeveer 64.000 asielaanvragen van Afghanen beslist. Van die aanvragen is 60% ingewilligd. De minister wijst erop dat in België de enkele omstandigheid dat een Afghaan in het Westen heeft verbleven geen reden vormt om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen. Dat blijkt uit drie arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen van 10 november 2022, 8 december 2022 en 16 januari 2023. Volgens de minister zetten westerse landen geen afgewezen Afghaanse asielzoekers uit naar Afghanistan. In 2023 zijn er vanuit Nederland twintig Afghanen die een verblijfsvergunning hadden, vrijwillig teruggekeerd en in de eerste vier maanden van 2024 tien. Zij zijn begeleid door de Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DT&V) en zij hebben gebruikgemaakt van routes via de Verenigde Arabische Emiraten en, in beperktere mate, Turkije. De DT&V heeft van een paar terugkeerders te horen gekregen dat zij na aankomst niet zijn ondervraagd door de Taliban, maar hij monitort de situatie van vrijwillig teruggekeerde Afghanen niet. Verder stelt de minister dat hij niet over informatie beschikt waaruit blijkt dat Afghanen na terugkeer een bijzonder veiligheidsrisico zouden lopen vanwege hun verblijf in een westers land. Ook is hem niet bekend dat Afghanen die voor de machtsovername zijn teruggekeerd uit westerse landen, problemen hebben ondervonden alleen door die terugkeer uit het Westen. Het is op dit moment niet mogelijk meer informatie te krijgen over de positie van Afghanen die na verblijf in het Westen terugkeren naar Afghanistan. Er zijn volgens de minister te weinig aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat alleen door het verblijf in het Westen aannemelijk moet worden geacht dat terugkeerders uit het Westen een reëel risico op ernstige schade lopen.
Reactie van de vreemdeling op de antwoorden van de minister
10. De vreemdeling komt in zijn reactie op de antwoorden van de minister met een notitie van Vluchtelingenwerk waarin informatie uit diverse openbare bronnen wordt aangehaald, die hiervoor onder 8-8.6 zijn vermeld. Ook wordt een e-mailwisseling met [persoon B] aangehaald. Zij is assistent professor antropologie aan de Zayed University in Abu Dhabi en is gespecialiseerd in de positie van Hazara’s. Zij stelt dat iedereen die vanuit het Westen naar Afghanistan terugkeert, te maken kan krijgen met verhoogde aandacht en controle van de Taliban. De Taliban gaan er allereerst van uit dat een vreemdeling een reden heeft gehad om asiel aan te vragen en zullen proberen de reden daarvoor te begrijpen, bijvoorbeeld vanwege werk voor de voormalige overheid, afvalligheid of sympathieën voor westerse idealen. Als gevolg van het verblijf in het Westen, zullen Afghaanse vreemdelingen nauw contact hebben gehad met westerse mensen waardoor zij van het islamitische pad zijn afgedwaald, in de ogen van de Taliban. Als Afghanen gedwongen terugkeren uit het Westen, zal dat volgens haar onmiddellijk opvallen bij de Taliban. Ook wijst de vreemdeling erop dat volgens [persoon C], co-oprichter van het Afghanistan Analysts Network, het waarschijnlijker is dat de vreemdeling een groter risico loopt als het parlementslid waar zijn broer lijfwacht van is geweest, een prominent parlementslid was. Volgens [persoon C] blijkt uit openbare informatie dat het betreffende parlementslid hoofd van de interne veiligheidscommissie van het Lagerhuis was.
Juridisch kader
11. Uit artikel 31 van de Vw 2000 volgt dat de minister de beoordeling van het reële risico op ernstige schade moet verrichten aan de hand van de persoonlijke kenmerken van een vreemdeling, diens individuele omstandigheden en wat een vreemdeling verder heeft aangevoerd. Die omstandigheden moeten worden bezien tegen de achtergrond van de algemene veiligheidssituatie in het land van herkomst. Het is aan een vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij op individuele gronden in aanmerking komt voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2793, onder 3.1. 11.1. Uit het arrest van het EHRM, F.G. tegen Zweden, van 23 maart 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:0323JUD004361111, onder 112, volgt dat er voor een geslaagd beroep op artikel 3 van het EVRM sprake moet zijn van een minimumniveau van de ernst van de situatie ("a minimum level of severity"). Of het minimumniveau bereikt is, hangt af van de beoordeling van de individuele feiten en omstandigheden. Uit vaste rechtspraak volgt dat bij de uitleg van artikel 4 van het EU Handvest rekening moet worden gehouden met artikel 3 van het EVRM, zoals uitgelegd door het EHRM. Zie bijvoorbeeld het arrest van het Hof van Justitie van 9 november 2023, X en Y, ECLI:EU:C:2023:843, onder 60.
Zijn vreemdelingen die vrijwillig uit westerse landen terugkeren naar Afghanistan, een groep die een reëel risico loopt op ernstige schade?
12. De vreemdeling heeft betoogd dat het onduidelijk is of Afghanen die vrijwillig terugkeren vanuit het Westen, een reëel risico op ernstige schade lopen en dat dit niet voor zijn rekening mag komen.
13. De Afdeling zal daarom eerst de vraag beantwoorden of Afghanen die in het Westen verbleven hebben, bij terugkeer naar Afghanistan als groep een reëel risico op ernstige schade lopen, omdat zij systematisch worden blootgesteld aan een praktijk van onmenselijke behandelingen. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI7619, onder 2.2.1, en het arrest van het EHRM van 17 juli 2008, N.A. tegen het Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:0527JUD002656505, onder 116. Hierbij neemt de Afdeling net als de minister de vrijwillige terugkeer van Afghanen, in de praktijk vooral via buurlanden, als uitgangspunt, omdat er vanuit westerse landen geen Afghanen gedwongen worden uitgezet naar luchthavens in Afghanistan. Uit de openbare bronnen volgt dat er weinig informatie is over de situatie van Afghanen die na de machtsovername door de Taliban vanuit westerse landen naar Afghanistan zijn teruggekeerd. De informatie die er wel is, laat een diffuus beeld zien. Zoals hiervoor onder 8-10 uiteen is gezet, lijken de Taliban volgens sommige bronnen coulant te zijn tegenover terugkeerders, maar zien zij anderzijds Afghanen die vanwege de machtsovername zijn vertrokken, als verraders. Verder bestaat onder de Taliban het beeld dat Afghanen die in het Westen hebben verbleven, westerse normen en waarden hebben overgenomen en de islamitische normen niet hebben nageleefd. Maar andere bronnen melden dat er geen directe relatie is tussen problemen bij terugkeer en het verblijf in het Westen. Ook zijn er sinds de machtsovername vanuit westerse landen geen Afghanen gedwongen uitgezet en is het maar de vraag of de Taliban altijd op de hoogte zijn van Afghanen die vrijwillig uit het Westen terugkeren. Hoewel de informatie uit de openbare bronnen niet eenduidig is, kan daaruit wel worden afgeleid dat vreemdelingen bij terugkeer naar Afghanistan vanwege hun verblijf in het Westen in de negatieve belangstelling van de Taliban, familieleden of dorpsgenoten kunnen komen te staan. 13.1. Dat Afghanen die uit westerse landen terugkeren, in de negatieve belangstelling kunnen staan, is onvoldoende om een reëel risico op ernstige schade aan te nemen. Bij een reëel risico op ernstige schade moet het gelet op het hiervoor genoemde arrest van het EHRM, F.G. tegen Zweden, gaan om een onmenselijke of vernederende behandeling van een zekere ernst, waarna, om een groepsrisico aan te nemen, die behandeling ook een systematisch karakter moeten hebben. De Afdeling is van oordeel dat de beschikbare informatie uit de openbare bronnen geen aanknopingspunten bevat dat uit westerse landen teruggekeerde Afghanen, alleen al wegens verblijf in een westers land, systematisch aan een vernederende of onmenselijke behandeling van een zekere ernst worden blootgesteld. Het algemene beeld dat daaruit naar voren komt, is dat het risico op een vernederende of onmenselijke behandeling vooral samenhangt met de reden van vertrek uit Afghanistan, het profiel van de teruggekeerde Afghaan zelf en het bestaan van vetes en persoonlijke conflicten.
13.2. Op basis van het voorgaande komt de Afdeling tot de conclusie dat uit de informatie uit de openbare bronnen niet volgt dat vreemdelingen die in een westers land hebben verbleven, alleen al om die reden een reëel risico op ernstige schade lopen als zij vrijwillig terugkeren naar Afghanistan. Vreemdelingen die vrijwillig terugkeren na een verblijf in het Westen, zijn daarom niet aan te merken als een groep die een reëel risico op ernstige schade loopt wegens dat verblijf in het Westen. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat hoewel niet kan worden uitgesloten dat Afghanen die terugkeren vanuit het Westen een reëel risico op ernstige schade lopen, dat onvoldoende is om een verblijfsvergunning asiel te verlenen. Het is, gelet op artikel 31 van de Vw 2000, aan de vreemdeling die terugkeert vanuit het Westen om met individuele omstandigheden aannemelijk te maken waarom hij in de aandacht van de Taliban staat en dat die aandacht kan leiden tot een behandeling in strijd met artikel 15, onderdeel b, van de Kwalificatierichtlijn en artikel 4 van het EU Handvest. Zie ook de onder 11 genoemde uitspraak. Of de vreemdeling daarin in dit geval is geslaagd, komt hierna aan de orde.
13.3. Het betoog faalt.
Bespreking overige grieven
14. De vreemdeling klaagt over het oordeel van de rechtbank dat de minister de bedreiging door de Taliban vanwege de werkzaamheden van zijn broer als lijfwacht van een Afghaans parlementslid terecht niet als relevant element heeft aangemerkt, omdat deze geen direct verband heeft met zijn recente vertrek uit Afghanistan. De vreemdeling betoogt dat niet alleen moet worden gekeken naar de directe aanleiding van het vertrek, maar dat ook rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden die zich hebben voorgedaan voor, tijdens en na het vertrek. Daarom heeft de minister niet alle relevante elementen in de beoordeling betrokken. Verder betoogt hij dat de minister de relevante elementen niet alleen op zichzelf had moeten bezien, maar ook in onderlinge samenhang om het risico op problemen met de Taliban bij terugkeer te beoordelen.
14.1. Afghanen die terugkeren naar Afghanistan na een verblijf in het Westen, zijn geen groep die een reëel risico op ernstige schade loopt, zoals overwogen onder 13-13.2. Daarom is het aan een vreemdeling die stelt dat hij onder meer vanwege zijn verblijf in het Westen bij terugkeer naar Afghanistan problemen zal krijgen, om aannemelijk te maken waarom juist hij, gelet op het samenstel van zijn individuele omstandigheden, problemen zal krijgen en waaruit die bestaan. De minister moet bij zijn beoordeling of een vreemdeling dat aannemelijk heeft gemaakt alle relevante individuele factoren die een vreemdeling heeft aangedragen, in onderlinge samenhang bezien. Daartoe behoort ook de factor dat een vreemdeling in het Westen heeft verbleven. Het verblijf in het Westen zou er, in combinatie met andere individuele factoren en afhankelijk van de aangeleverde informatie uit algemene bronnen over de problemen die kunnen ontstaan, toe kunnen leiden dat een vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat er een reëel risico op ernstige schade bestaat.
14.2. De vreemdeling betoogt terecht dat de werkzaamheden van zijn broer als lijfwacht van een parlementslid ten onrechte niet als relevant element zijn aangemerkt. Relevante elementen zijn feiten of omstandigheden die raken aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en die in verband staan met vluchtelingschap dan wel artikel 3 van het EVRM. Dat is met de werkzaamheden van de broer het geval. De minister heeft de werkzaamheden en dat de vreemdeling daardoor door de Taliban is bedreigd en gevlucht immers geloofwaardig geacht. De vreemdeling is in 2020 weliswaar teruggekeerd naar Afghanistan omdat zijn vader ziek was, maar hij heeft verklaard dat hij illegaal is ingereisd en dat de Taliban niet op de hoogte waren van zijn terugkeer. Het dorp waar de vreemdeling vandaan komt, was ten tijde van zijn terugkeer nog niet ingenomen door de Taliban. Toen de Taliban dat dorp innamen, was de vreemdeling in Kabul en kon hij niet terugkeren naar zijn dorp. Hij is toen opnieuw uit Afghanistan vertrokken. De rechtbank heeft daarom niet onderkend dat de bedreiging wegens de werkzaamheden van zijn broer ook een rol heeft gespeeld bij het meest recente vertrek. De vreemdeling heeft er in hoger beroep, in zijn reactie op de antwoorden van de minister, op gewezen dat hij volgens [persoon C], Afghanistan-expert en co-oprichter van het Afghanistan Analysts Network, wel in de negatieve aandacht van de Taliban zal staan, omdat zijn broer lijfwacht is geweest van een prominent Afghaans parlementslid. Uit informatie uit openbare bronnen volgt dat familieleden van beveiligingspersoneel problemen kunnen ondervinden. De rechtbank heeft daarom ten onrechte overwogen dat de minister de werkzaamheden terecht niet als relevant element heeft beschouwd.
14.3. De minister heeft geloofwaardig gevonden dat de vader van de vreemdeling een winkel had, waar de vreemdeling werkte, en dat die winkel volgens vaste contracten brandstoffen leverde aan de lokale overheid, dat de Taliban de winkel hebben ingenomen met die contracten in de hand en dat de Taliban zijn familieleden vervolgens uit hun huis hebben gezet. De rechtbank heeft overwogen dat de vreemdeling daardoor niet behoort tot de risicogroep van burgers die geassocieerd worden met de voormalige Afghaanse autoriteiten, en dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door die werkzaamheden persoonlijk in de negatieve belangstelling van de Taliban stond. Hiermee is de rechtbank eraan voorbijgegaan dat de minister wel geloofwaardig heeft gevonden dat er enig verband bestond tussen de contracten met de lokale overheid en de inname van de winkel en het familiehuis. De vreemdeling betoogt dan ook terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat aan deze omstandigheid betekenis moet toekomen en dat de minister deze niet in onderlinge samenhang met de andere relevante omstandigheden heeft beoordeeld.
14.4. Hoewel de rechtbank terecht heeft overwogen dat de minister alleen het feit dat de vreemdeling Tadzjiek is onvoldoende heeft mogen vinden om de gestelde vrees bij terugkeer aannemelijk te achten, is zij eraan voorbijgegaan dat de minister de Tadzjiekse afkomst niet in onderlinge samenhang heeft bezien met de andere aangevoerde omstandigheden. De vreemdeling heeft gesteld dat hij uit het noordoosten van Afghanistan komt en ter zitting bij de Afdeling dat hij door zijn achternaam ook als zodanig te herkennen is. De vreemdeling heeft gewezen op informatie uit openbare bronnen waaruit blijkt dat er in dat gebied sprake is van vijandigheid tussen de Taliban en de NRF en dat de Taliban Tadzjieken ervan verdenkt de NRF te steunen. De rechtbank is eraan voorbijgegaan dat de minister deze omstandigheid niet in onderlinge samenhang heeft beoordeeld met de andere aangevoerde omstandigheden.
14.5. Gelet op het voorgaande, betoogt de vreemdeling terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister bij het beoordelen van het terugkeerrisico niet de aangedragen individuele omstandigheden in onderlinge samenhang heeft bezien. De rechtbank heeft daarom niet onderkend dat de minister het besluit in strijd met artikel 3:46 van de Awb ondeugdelijk heeft gemotiveerd. De grieven slagen.
15. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 18 december 2023 wordt vernietigd. De minister moet een nieuw besluit op de asielaanvraag nemen met inachtneming van deze uitspraak en daarbij een nieuwe risico-inschatting maken. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 6 maart 2024 in zaak nr. NL23.40122;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 18 december 2023, V-[…];
V. veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.937,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024
307-1088
BIJLAGE - Geraadpleegde bronnen
1. Het Algemeen ambtsbericht Afghanistan november 2020.
2. UNHCR, Position on returns to Afghanistan, augustus 2021.
3. Het Algemeen ambtsbericht Afghanistan maart 2022.
4. Het rapport van het EUAA, Afghanistan - Targeting of Individuals, van augustus 2022.
5. Het rapport van het EUAA, Country Guidance: Afghanistan, van
januari 2023.
6. Het Algemeen ambtsbericht Afghanistan juni 2023.
7. Het rapport van het EUAA, Afghanistan - Country Focus, van december 2023.
8. Het rapport van EUAA, Country Guidance: Afghanistan, van mei 2024.