ECLI:NL:RBDHA:2025:829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
NL24.45802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische vrouw in het kader van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Syrische vrouw. De eiseres had op 28 juni 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres had eerder in Bulgarije internationale bescherming aangevraagd, en Bulgarije had het verzoek om haar terug te nemen geaccepteerd. Eiseres voerde aan dat zij in Bulgarije onmenselijk was behandeld en dat er geen adequate psychische zorg voor haar beschikbaar was, wat haar overdracht aan Bulgarije onaanvaardbaar zou maken.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiseres psychische klachten had, er geen bewijs was dat Bulgarije niet in staat zou zijn om haar de noodzakelijke medische zorg te bieden. De rechtbank bevestigde dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Bulgarije haar asielaanvraag op een humane manier zou behandelen. De persoonlijke ervaringen van eiseres in Bulgarije werden niet als voldoende bewijs gezien voor structurele tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had besloten de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij de verantwoordelijkheden van lidstaten in het Europese asielbeleid worden belicht. De rechtbank wees erop dat de Dublinprocedure niet bedoeld is als een alternatieve route naar een verblijfsrecht op reguliere gronden, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om van de standaardprocedures af te wijken. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en dat eiser niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat op het beroep is beslist. [1]
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is aanwezig [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [datum] 1978 en heeft de Syrische nationaliteit. Op 28 juni 2024 heeft eiseres een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiseres op 14 juni 2024 in Bulgarije om internationale bescherming heeft verzocht. Verweerder heeft daarom op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening [2] de Bulgaarse autoriteiten verzocht om eiseres terug te nemen. Op 30 juli 2024 heeft Bulgarije het verzoek geaccepteerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Bulgarije vaststaat.
3. Eiseres voert aan dat ten aanzien van Dublinclaimanten met psychische problemen in Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en stelt daartoe als volgt. Eiseres is in Bulgarije onmenselijk behandeld en heeft daardoor een trauma opgelopen. Zij is door de politie vernederd, beledigd en geslagen met een soort elektriciteitskabel en aangevallen met een taser of stroomstootwapen. Eiseres heeft na haar aanhouding drie dagen moeten verblijven in een gevangenis. Zij moest zich daar volledig uitkleden om gefouilleerd te worden en moest daarbij ook haar hoofddoek afdoen. Eiseres werd in een cel geplaatst met een wildvreemde man. In de gesloten opvang heeft zij gezien dat vrouwen werden verkracht, dat er dronken mannen waren en dat er veel werd gevochten. De Bulgaarse autoriteiten hebben zich niet aan hun internationale verdragsverplichtingen gehouden ten aanzien van haar behandeling in de gevangenis. Eiseres geeft aan dat er een vermoeden is van een posttraumatische stressstoornis. Zij verwijst in dit verband naar een overzicht van haar medische gegevens. In de Bulgaarse opvang is geen behandeling voor haar psychische problemen mogelijk. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar het AIDA ‘Country Report: Bulgaria 2023 Update’ van18 april 2024 (AIDA-rapport), een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 11 december 2023 [3] en een uitspraak van de ‘Federal Administrative Court’ van Zwitserland van 24 augustus 2023. [4] Daarnaast heeft zij de feitelijke mogelijkheid om te klagen niet benut, omdat het kwaad al was geschied. Verder dient behandeling van een trauma in ieder geval in een omgeving plaats te vinden die als veilig wordt ervaren. Nederland is daarom het meest geschikte land voor de medische behandeling van eiseres.
4. Ook stelt eiseres dat verweerder haar asielaanvraag aan zich had moeten trekken vanwege haar persoonlijke omstandigheden. Eiseres is een analfabete vrouw. Daarnaast is haar trauma ontstaan in Bulgarije en is er in Bulgarije geen psychische behandeling mogelijk. Voorts verblijven de enige levende familieleden van eiseres met wie zij lange tijd samen heeft geleefd in Nederland. Eiseres en haar zus kunnen elkaar helpen. In dit verband heeft eiseres een instemmingsverklaring van haar zus overgelegd. Overdracht aan Bulgarije getuigt dan ook van onevenredige hardheid. Verder heeft eiseres aanvankelijk met overlegging van stukken benoemd dat zij een beroep wilde doen op artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening, maar nadien gesteld dat dit niet het geval is. Tot slot heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik maakt van zijn bevoegdheid om de asielaanvraag aan zich te trekken. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 2 januari 2025. [5]
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
6. In zijn algemeenheid mag verweerder ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling [6] heeft in haar uitspraak van 19 augustus 2024 [7] bevestigd dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daarbij heeft de Afdeling in deze uitspraak het AIDA-rapport waarnaar eiseres verwijst betrokken. In wat eiseres heeft aangevoerd, wordt geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. De persoonlijke ervaringen van eiseres bieden geen grond voor het oordeel dat er sprake is van structurele tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Bulgarije. De verklaringen van eiseres over de door haar ervaren slechte behandeling door de Bulgaarse autoriteiten gaan namelijk over de wijze waarop zij bij eerste aankomst in Bulgarije is behandeld en niet over de situatie dat eiseres als Dublinclaimant aan Bulgarije zal worden overgedragen. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij bij overdracht als Dublinclaimant in een vergelijkbare situatie terecht zal komen als vreemdelingen die illegaal de buitengrens van Bulgarije oversteken, of in dezelfde situatie als waarin zij eerder heeft verkeerd. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [8] en artikel 4 van het Handvest [9] .
Met het claimakkoord van 30 juli 2024 hebben de autoriteiten van Bulgarije gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiseres in behandeling wordt genomen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Mocht zij na overdracht aan Bulgarije van mening zijn dat Bulgarije zijn verplichtingen niet nakomt, dan ligt het op haar weg om daarover in Bulgarije te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor haar niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken.
6. Hoewel uit het door eiseres overgelegde overzicht van haar medische gegevens blijkt dat zij psychische klachten heeft, is niet gebleken dat eiseres in Bulgarije geen medische zorg kan krijgen. Daarbij zijn geen aanwijzingen aanwezig dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiseres. Niet is gebleken dat eiseres een medische behandeling nodig heeft die zij alleen in Nederland kan krijgen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat de noodzakelijke medische zorg voor eiseres beschikbaar is in Bulgarije.
7. Tot slot heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de behandeling van de aanvraag van eiseres aan zich te trekken. Verweerder heeft in de door eiseres aangevoerde omstandigheden in dit geval in redelijkheid niet zo bijzonder hoeven vinden dat deze tot toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening hadden moeten leiden. De persoonlijke ervaringen van eiseres in Bulgarije zijn al beoordeeld in het kader van de vraag of van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dat daarnaast sprake is van familiebanden met de in Nederland verblijvende zus en zij elkaar zouden kunnen helpen, heeft verweerder niet zo bijzonder hoeven vinden dat overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. Daarbij merkt verweerder terecht op dat de Dublinprocedure niet is bedoeld als alternatieve route naar een verblijfsrecht op reguliere gronden. Dat verweerder in het verleden een aanvraag om reguliere verblijfsvergunning voor verblijf bij haar zus heeft afgewezen, geeft geen aanleiding tot een andere conclusie. Tot slot heeft verweerder de omstandigheid dat eiseres een analfabete vrouw eveneens geen dusdanig bijzondere omstandigheid hoeven vinden. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met het kenmerk: ECLI:NL:RBDHA:2024:20148.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Met het kenmerk: D-5019/2022.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
9.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.