Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Syrische vrouw. De eiseres had op 28 juni 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de minister van Asiel en Migratie weigerde deze in behandeling te nemen, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van haar aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres had eerder in Bulgarije internationale bescherming aangevraagd, en Bulgarije had het verzoek om haar terug te nemen geaccepteerd. Eiseres voerde aan dat zij in Bulgarije onmenselijk was behandeld en dat er geen adequate psychische zorg voor haar beschikbaar was, wat haar overdracht aan Bulgarije onaanvaardbaar zou maken.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiseres psychische klachten had, er geen bewijs was dat Bulgarije niet in staat zou zijn om haar de noodzakelijke medische zorg te bieden. De rechtbank bevestigde dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat Bulgarije haar asielaanvraag op een humane manier zou behandelen. De persoonlijke ervaringen van eiseres in Bulgarije werden niet als voldoende bewijs gezien voor structurele tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had besloten de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij de verantwoordelijkheden van lidstaten in het Europese asielbeleid worden belicht. De rechtbank wees erop dat de Dublinprocedure niet bedoeld is als een alternatieve route naar een verblijfsrecht op reguliere gronden, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet voldoende waren om van de standaardprocedures af te wijken. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding.