ECLI:NL:RBDHA:2024:20148

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
NL24.45803
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublinverordening en behandeling in Nederland

Op 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoekster een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De zaak betreft een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling is genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval is de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is, zoals bedoeld in de Dublinverordening. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoekster niet kan worden behandeld binnen de uiterste overdrachtstermijn, waardoor de vereiste onverwijlde spoed aanwezig is.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoekster om aanwezig te zijn bij de behandeling van haar beroep zwaarder weegt dan het belang van verweerder om verzoekster eerder over te dragen. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor het bestreden besluit wordt geschorst en verzoekster de behandeling van haar beroep in Nederland mag afwachten. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45803

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep (NL24.45802) ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoekster is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is, zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoekster dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoekster niet kan worden behandeld binnen deze uiterste overdrachtstermijn. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekster om bij de behandeling van haar beroep aanwezig te zijn zwaarder dan het belang van verweerder om verzoekster daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter zal dan ook bij wijze van ordemaatregel het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toewijzen op de hierna te melden wijze. De uiterste overdrachtstermijn wordt daarmee opgeschort. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat het beroep op korte termijn, te weten op 16 januari 2025, op zitting zal worden behandeld. Het bestreden besluit wordt op die zitting inhoudelijk beoordeeld op rechtmatigheid.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster de behandeling van haar beroep (zaak met nummer NL24.45802) in Nederland mag afwachten;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ter hoogte van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 2 december 2024 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.