Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster] , verzoekster,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoekster een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De zaak betreft een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling is genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Verzoekster heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval is de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op basis van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is, zoals bedoeld in de Dublinverordening. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoekster niet kan worden behandeld binnen de uiterste overdrachtstermijn, waardoor de vereiste onverwijlde spoed aanwezig is.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het belang van verzoekster om aanwezig te zijn bij de behandeling van haar beroep zwaarder weegt dan het belang van verweerder om verzoekster eerder over te dragen. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor het bestreden besluit wordt geschorst en verzoekster de behandeling van haar beroep in Nederland mag afwachten. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.