ECLI:NL:RBDHA:2025:8230

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2025
Publicatiedatum
12 mei 2025
Zaaknummer
NL25.16471
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres en haar kinderen; verantwoordelijkheid van Bulgarije onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiseres, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 8 mei 2025 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat Bulgarije de internationale verplichtingen nakomt en dat de minister in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen. Eiseres heeft niet aangetoond dat de overdracht aan Bulgarije onevenredig hard zou zijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen recht heeft op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16471

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiseres

ook namens haar minderjarige kinderen:
[naam 2], V-nummer [nummer 2],
[naam 3], V-nummer [nummer 3],
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J.R. Sotthewes-de Jonge).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit om eiseres’ aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister Bulgarije terecht verantwoordelijk heeft geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft, mede namens haar jongste zoon, op 3 december 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Haar oudste zoon heeft dezelfde dag ook een aanvraag ingediend. De minister heeft de aanvraag van eiseres en haar kinderen met het bestreden besluit van 4 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en daarbij verzocht om een voorlopige voorziening. Vervolgens heeft de minister op 24 april 2025 een kennisgeving van de vlucht gestuurd, waarin staat dat eiseres en haar twee kinderen op 13 mei 2025 zullen uitreizen naar Bulgarije.
2.2.
Eiseres heeft daarom verzocht om een spoedbehandeling van het verzoek om voorlopige voorziening. Eiseres heeft ook een bezwaarschrift bij de minister ingediend tegen de feitelijke uitzetting. Eiseres heeft het verzoek om voorlopige voorziening kort voor de zitting ingetrokken.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van de minister heeft aan de zitting deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
3. Het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting is ingediend tijdens de beroepsprocedure over het besluit van 4 april 2025. In zo’n situatie staat tegen de feitelijke uitzetting geen bezwaar open. Dit is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [1] Het bezwaar wordt dan aangemerkt als een verzoek om een voorlopige voorziening of als een nadere aanvulling van het beroepschrift. In dit geval is het verzoek om voorlopige voorziening kort voor de zitting ingetrokken. De rechtbank merkt het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting aan als een aanvulling van het beroep.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Claimakkoord
5. Eiseres wijst erop dat Bulgarije enkel een claimakkoord heeft gegeven voor eiseres, maar nergens staat vermeld dat ook haar kinderen worden geaccepteerd. Volgens eiseres moet de minister zich ervan vergewissen dat ook de kinderen een asielaanvraag in Bulgarije kunnen indienen.
6. Het betoog van eiseres slaagt niet. De minister heeft er terecht op gewezen dat uit het claimverzoek blijkt dat de minderjarige kinderen meereizen met eiseres en dat de Bulgaarse autoriteiten dat verzoek hebben geaccepteerd. Dat de minderjarige kinderen meereizen met eiseres, is op grond van artikel 20, derde lid, van de Dublinverordening ook de normale gang van zaken. Uit de aanvullende transferannouncement van 29 april 2025 – die op de zitting is laten zien en daarna aan het dossier is toegevoegd - blijkt nogmaals dat de Bulgaarse autoriteiten op de hoogte zijn van de medekomst van de minderjarige kinderen van eiseres. De enkele omstandigheid dat de kinderen niet expliciet benoemd staan in het claimakkoord, leidt er dan ook niet toe dat de minister hier nader onderzoek naar had moeten doen.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
7. Eiseres voert aan dat het asielsysteem in Bulgarije ernstige tekortkomingen kent en stelt dat zij ter onderbouwing nadere documentatie zal overleggen.
8. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat hij mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
9. De minister mag in beginsel ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dit is meermaals en ook recentelijk nog bevestigd door de Afdeling. [3] Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Eiseres moet aannemelijk maken dat dit in haar geval niet kan.
9.1.
Eiseres is hierin niet geslaagd. De enkele stelling dat het asielsysteem in Bulgarije tekortkomingen kent, is hiervoor onvoldoende. Eiseres heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van haar betoog. De rechtbank ziet daarom geen reden om van het oordeel van de Afdeling af te wijken.
9.2.
De minister heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Bulgarije de internationale verplichtingen nakomt.
Had de minister toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
10. Eiseres wijst erop dat haar echtgenoot in Nederland woont en genaturaliseerd is. Eiseres stelt dat het op de weg van de minister had gelegen om tijdens het gehoor of tijdens het voornemen aan te geven dat een toelichting op de gezinsband verlangd werd en dat documenten nodig zijn voor de onderbouwing daarvan. Dit leidt volgens eiseres tot een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek.
10.1.
Eiseres voert daarnaast aan dat de belangen van de kinderen onderbelicht zijn gebleven. Zij hebben een belang om bij hun stiefvader te verblijven en met hem de gezinsband te blijven onderhouden. Volgens eiseres zijn zij hierover niet bevraagd en dat leidt ook tot een motiverings- dan wel zorgvuldigheidsgebrek.
11. De minister stelt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor overdracht aan Bulgarije onevenredig hard zou zijn. De minister is gemotiveerd tot de conclusie gekomen dat in dit geval geen aanleiding bestaat om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
12. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in redelijkheid geen toepassing gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Eiseres heeft allereerst niet toegelicht waarom de omstandigheid dat haar gestelde echtgenoot in Nederland woont, ertoe leidt dat overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. De gestelde onevenredige hardheid valt ook niet af te leiden uit de door eiseres geschetste omstandigheden, namelijk dat de man niet de vader is van haar kinderen en dat zij elkaar ook al tien jaar niet hebben gezien. De minister heeft in dit kader terecht overwogen dat de Dublinverordening niet bedoeld is als route om verblijf bij een gezinslid te verkrijgen, waardoor het op de weg van eiseres ligt om een reguliere procedure te starten als zij de band met haar echtgenoot kan onderbouwen.
12.2.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de kinderen. De minister is uitgebreid ingegaan op de situatie van de kinderen, waarbij is betrokken dat zij bij hun moeder zullen blijven, dat de gestelde partner van eiseres in Nederland niet hun vader is en dat daarnaast ook nergens uit blijkt dat hij die rol voor de kinderen invult of dat zij op andere wijze invulling geven aan de gestelde gezinsband. Eiseres heeft niet toegelicht wat de belangen van de kinderen zouden zijn bij verblijf in Nederland, terwijl de minister wel alle omstandigheden en de belangen van de kinderen heeft betrokken. De rechtbank concludeert dat de minister daarmee concreet en specifiek in is gegaan op de belangen van de kinderen en zich daarvan voldoende rekenschap heeft gegeven. [4]
12.3.
Dat eiseres niet voldoende is bevraagd over de gezinsband of dat niet duidelijk is gemaakt dat zij haar band diende te onderbouwen, volgt de rechtbank niet. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat overdracht aan Bulgarije van onevenredige hardheid getuigt. Van haar mocht dan ook verwacht worden dat zij tijdens het gehoor ofwel in beroep invulling geeft aan en onderbouwing geeft voor de door haar aangedragen gezinsband en de gestelde belangen van de kinderen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraken van 14 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1080), 11 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:968), 23 december 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:5358) en van 29 februari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:870).
4.Zie hierbij: ECLI:NL:RVS:2022:1671 en het Informatiebericht 2022/77 (Belang van het kind in Dublinzaken).