ECLI:NL:RBDHA:2025:8009

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
8 mei 2025
Zaaknummer
NL25.18755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

Op 2 mei 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduren van een maatregel van bewaring tegen een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 26 januari 2025, op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 2 mei 2025 is eiser, ondanks een bericht van verhindering, niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank overwoog dat er geen aanleiding was om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko was, en dat de minister voldoende voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat eiser geen gelijk kreeg. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18755
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2025 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. P.J.J. van de Kerkhof),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1.1.
De minister heeft op 26 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst, zoals volgt uit de uitspraak van 25 maart 2025 (in de zaak NL25.11805). In dit beroep is daarom van belang wat er sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 21 maart 2025 is gebeurd.
4. De gemachtigde van eiser refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om in het algemeen of in het geval van eiser te oordelen dat zicht op uitzetting naar Marokko binnen een redelijke termijn ontbreekt. De rechtbank wijst op de uitspraken van de Afdeling [2] van 14 november 2022, 8 augustus 2023 en 27 januari 2025, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [3] Ook is niet gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven dat zij voor eiser in het bijzonder geen lp [4] zullen afgeven. Op eiser rust bovendien de rechtsplicht Nederland te verlaten. Deze plicht brengt onder meer met zich, dat eiser actieve en volledige medewerking aan zijn uitzetting dient te verlenen. [5] Niet is gebleken dat eiser aan deze verplichting voldoende invulling geeft. Ook om deze reden bestaat er op dit moment al voldoende zicht op uitzetting.
5.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure is op 10 april en 1 mei 2025 gerappelleerd op de lp-aanvraag. Ook is op 23 maart 2025 geprobeerd een vertrekgesprek met eiser te voeren en is op 16 april 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend.
5.2.
De rechtbank ziet ook verder geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel sinds 21 maart 2025 onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

6. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de bewaring nu dus niet wordt opgeheven. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2025 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt en door middel van gepseudonimiseerde publicatie openbaar gemaakt op rechtspraak.nl op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Uitspraken van de Afdeling van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269, 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033 en 27 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:219.
4.Laissez-passer.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85 en 2 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2210.