ECLI:NL:RBDHA:2025:790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
NL25.1736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van ongedocumenteerde vreemdeling zonder nationaliteit en voortvarendheid van uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een ongedocumenteerde vreemdeling, eiser, die stelt geen nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 8 november 2024. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 21 januari 2025 gesloten.

De rechtbank overweegt dat eiser, geboren in 1999, geen nationaliteit heeft en dat er geen zicht is op uitzetting naar Algerije. Eiser heeft echter niet voldoende bewijs geleverd om zijn stelling dat er geen zicht op uitzetting is te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken en stelt vast dat er wel degelijk zicht is op uitzetting, aangezien er een aanvraag voor een laissez-passer is ingediend bij de Algerijnse autoriteiten. Eiser heeft zijn identiteit en nationaliteit niet onderbouwd met documenten en heeft geen actie ondernomen om zijn nationaliteit te verifiëren.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de minister voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure. De rechtbank concludeert dat het voortduren van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 november 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 21 januari 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij is geboren op [datum] 1999 en dat hij geen nationaliteit heeft.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Middelburg van 22 november 2024. [1] Vervolgens is een vervolgberoep ingediend. Verwezen wordt naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 december 2024. [2] Uit deze laatste uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 18 december 2024, rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije. Eiser heeft verklaard dat hij geen nationaliteit heeft. Verweerder heeft daarnaar verder geen onderzoek verricht.
5. In zijn algemeenheid bestaat er zicht op uitzetting naar Algerije, ook voor ongedocumenteerden zoals eiser. [3] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het zicht op uitzetting in zijn concrete geval ontbreekt. Op 22 november 2024 is voor eiser een aanvraag voor een laissez-passer (lp) ingediend bij de Algerijnse autoriteiten en blijkens verweerders voortgangsinformatie is deze nog in behandeling. Eiser is bekend onder verschillende aliassen. Daarbij heeft hij zijn identiteit en (het ontbreken van een) nationaliteit niet onderbouwd met documenten. Op 26 april 2019 heeft eiser een terugkeerbesluit ontvangen, waarin is uitgegaan van de Algerijnse nationaliteit. Verweerder mag hier dus, bij gebrek aan voldoende aanknopingspunten voor een ander nationaliteit, van uit gaan. Zoals de rechtbank al heeft overwogen in de uitspraak van 18 december 2024, is de enkele omstandigheid dat eiser stelt geen nationaliteit te hebben onvoldoende voor het oordeel dat zicht op uitzetting ontbreekt. Verder is van belang dat uit het vertrekgesprek van 17 december 2024 blijkt dat eiser geen actie heeft ondernomen om aan documenten te komen ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit of staatloosheid, terwijl op hem de verplichting rust actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting, ook vanuit detentie. Uit de met eiser gevoerde vertrekgesprekken komt naar voren dat eiser stelt dat zijn moeder in België verblijft. Niet is gebleken dat eiser enige aantoonbare poging heeft ondernomen om via haar zijn nationaliteit te onderbouwen. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
6. Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. Na de aanvraag om een lp op 22 november 2024 heeft verweerder alleen op 24 december 2024 gerappelleerd bij de autoriteiten van Algerije.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting. Sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure is door verweerder op 24 december 2024 en rappel gestuurd naar de Algerijnse autoriteiten in verband met de lp-aanvraag van eiser. Een vertrekgesprek is sindsdien weliswaar niet gevoerd. Echter het laatste vertrekgesprek heeft plaatsgevonden op 17 december 2024, een dag voor het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure.
8. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 januari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

3.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1892 en 15 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2842 en rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem van 17 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9584.