In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Eiser, een Angolees, had zijn aanvraag ingediend op medische gronden, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze afgewezen, stellende dat de noodzakelijke zorg in Angola beschikbaar en toegankelijk is. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, welke ook werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 4 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg in Angola niet toegankelijk is en dat de minister zijn besluit op het Bureau Medische Advisering (BMA) advies mocht baseren. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, maar veroordeelt de minister tot vergoeding van de proceskosten van eiser vanwege een procedureel gebrek in de afhandeling van de zaak.