ECLI:NL:RBDHA:2024:10504

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
NL24.19278 en NL24.22773
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegankelijkheid van medische behandeling in Angola voor asielzoeker met schizofrenie en licht verstandelijke beperking

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 juli 2024, zijn de beroepen van eiser gegrond verklaard. Eiser, een asielzoeker met een V-nummer, had aanvragen ingediend voor uitstel van vertrek, die door de minister van Asiel en Migratie waren afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de door eiser overgelegde bronnen voldoende twijfel oproepen over de feitelijke toegankelijkheid van de benodigde medische behandeling in Angola, gezien zijn gediagnosticeerde schizofrenie en licht verstandelijke beperking. De rechtbank stelt vast dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd dat de noodzakelijke behandeling daadwerkelijk toegankelijk is voor eiser in Angola. Eiser heeft op basis van verschillende bronnen, waaronder nieuwsartikelen en medische adviezen, aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in de psychiatrische zorg in Angola, met name in het Luanda Psychiatric Hospital. De rechtbank concludeert dat de minister nader onderzoek moet doen naar de toegankelijkheid van de zorg en de besluiten moet vernietigen wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De minister is opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de minister ook heeft veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1750,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19278 en NL24.22773

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en
de minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), de minister
(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afwijzingen van zijn aanvragen om uitstel van vertrek te verlenen.
1.1.
De minister heeft deze aanvragen afgewezen. Met de twee afzonderlijke besluiten van 2 mei 2024 op de bezwaren van eiser is de minister bij de afwijzingen van de aanvragen gebleven.
2. De rechtbank heeft de beroepszaken tegen die afzonderlijke besluiten gevoegd op 28 juni 2024 op zitting behandeld, samen met de verzoeken om voorlopige voorziening (zaaknummers NL23.12116 en NL24.3545). Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van de besluiten

3. Eiser heeft op 12 september 2022 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Bij besluit van 20 april 2023 is de aanvraag afgewezen. Eiser heeft daartegen bezwaar ingediend.
3.1.
Op 27 juni 2023 heeft eiser opnieuw een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Op 31 januari 2024 is ook die aanvraag afgewezen. Eiser heeft opnieuw bezwaar ingediend.
3.2.
Het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft in de adviezen van 25 november 2022 en van 6 november 2023 vastgesteld dat eiser een psychiatrische aandoening heeft, waarvoor blijvende behandeling noodzakelijk is. De medische klachten van eiser bestaan uit onderliggende schizofrenie van paranoïde type en een licht verstandelijke beperking. Uit de adviezen blijkt ook dat eiser therapie (POH-GGZ) krijgt en onder medicamenteuze behandeling staat bij een psychiater. Zonder behandeling kan door psychotische ontregeling een levensbedreigende toestand voor eiser ontstaan of een toestand waarin gedwongen opname noodzakelijk is. Volgens het BMA kan dus wel een medische noodsituatie ontstaan, maar is de benodigde behandeling aanwezig in Angola. Het BMA heeft daarnaast een fysieke overdracht als reisvoorwaarde gesteld, vanwege de noodzakelijke continuïteit van de behandeling.
3.3.
De minister heeft in twee afzonderlijke besluiten op 2 mei 2024 de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. De minister heeft bevestigd dat uit de adviezen van het BMA blijkt dat er bij het uitblijven van de medische behandeling een medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht, maar dat de noodzakelijke medische behandeling in Angola aanwezig is en dat daarom de aanvraag terecht is afgewezen. Ook heeft de minister erop gewezen dat het terugkeerbesluit van 13 oktober 2014 nog geldig is en dat eiser meteen naar Angola moet terugkeren.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzingen van de aanvragen aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De beroepen zijn gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is voldoende gemotiveerd dat eiser feitelijke toegang heeft tot de zorg in Angola?
6. Eiser voert aan dat de noodzakelijke medische behandeling in Angola niet beschikbaar en feitelijk niet toegankelijk is voor hem en dat het BMA dat had moeten beoordelen in het medisch advies. Daartoe stelt hij zich ten eerste op het standpunt dat het Luanda Psychiatric Hospital onvoldoende capaciteit heeft om de voor hem benodigde zorg te regelen. Het Luanda Psychiatric Hospital is het enige psychiatrische ziekenhuis in Angola en één ziekenhuis is volgens eiser onvoldoende om de psychiatrische zorg te kunnen leveren in een land. Meerdere bronnen bevestigen dat er onvoldoende capaciteit is en dat de omstandigheden erbarmelijk en inhumaan zijn in het Luanda Psychiatric Hospital. Eiser wijst op een nieuwsitem op Youtube van Camunda News van 30 januari 2023, waarin een arts wordt geïnterviewd. De arts omschrijft dat er veel te weinig capaciteit is, dat het eten ondermaats is, dat er onvoldoende bedden zijn en dat er sprake is van slechte hygiënische omstandigheden. De video toont ook beelden van het ziekenhuis. Een aantal schermafbeelding daarvan heeft eiser overgelegd. Daarnaast onderschrijft een artikel van Imparcial Press van 26 september 2023 deze problemen. Eiser legt uit dat het artikel is geschreven naar aanleiding van een anonieme brief van verpleegkundigen die werkzaam zijn in het ziekenhuis. In de brief wordt de directeur van het ziekenhuis beschuldigd van nepotisme en corruptie. Het artikel beschrijft dat er in het Luanda Psychiatric Hospital een tekort is aan psychiaters en ruimte en dat de financiële ondersteuning is weggevallen. Met name de mannenafdeling wordt gezien als een ‘doodscorridor’. Patiënten sterven van honger, door een gebrek aan medicijnen en door ziektes. In dat artikel staat ook dat er een tekort is aan medicijnen en voedsel en dat patiënten besmet raken met tuberculose en longontsteking, waaraan zij komen te overlijden. Ook is er onvoldoende kleding en zijn er onvoldoende lakens. De directeur van het ziekenhuis ontkent dat er een tekort is aan voedsel, maar geeft wel toe dat patiënten sterven aan ziektes die ze in het ziekenhuis oplopen. De directeur heeft bevestigd dat er geen financiële ondersteuning meer is ontvangen, waardoor er medicijntekorten zijn. Eiser wijst op een ander artikel van 1 oktober 2023, waaruit blijkt dat er zorgen zijn over het groeiende aantal opnames van patiënten in het Luanda Psychiatric Hospital. Met een verwijzing naar een nieuwsartikel van 12 september 2022 van Centro de Imprensa Anibal de Melo, licht eiser toe dat er een tekort is van meer dan 10.000 psychologen in Angola. Daardoor zijn er wachtlijsten van drie tot zes maanden. Die wachttijd kan voor eiser leiden tot een medische noodsituatie, zoals ook volgt uit het BMA-advies. Daarnaast leidt de beperkte capaciteit van het ziekenhuis er volgens eiser toe dat een fysieke overdracht niet mogelijk is. Eiser stelt zich concluderend op het standpunt dat niet kan worden uitgegaan van de beschikbaarheid van de voor hem noodzakelijke zorg in het Luanda Psychiatric Hospital.
6.1.
Eiser voert verder aan dat zijn persoonlijke omstandigheden er ook toe leiden dat de medische behandeling niet toegankelijk zal zijn voor hem in Angola. Eiser wijst erop dat hij in 1996 in Nederland is aangekomen en hier verblijf heeft gekregen als alleenstaande minderjarige asielzoeker. Eiser was alleen en had geen familie, waardoor hij in pleeggezinnen en opvangtehuizen terecht is gekomen. Dat betekent dat eiser de Portugese taal niet beheerst en het is voor hem ook niet mogelijk die taal op korte termijn te leren. Hij heeft namelijk een licht verstandelijke beperking en is een zeer kwetsbaar persoon, dat blijkt volgens eiser uit zijn medische geschiedenis. Eiser legt uit dat hij de voertaal in Angola niet machtig is, terwijl het voor de behandeling met de psycholoog of psychiater van noodzakelijk belang is dat hij met de zorgverleners kan spreken. Daarnaast wijst eiser erop dat hij geen sociaal vangnet heeft in Angola die hem zouden kunnen helpen en ondersteunen tijdens zijn behandeling. Hij heeft geen woonplek en is vanwege zijn psychische en mentale gezondheid niet in staat om te werken in Angola. Dit zal volgens eiser tot gevolg hebben dat hij bij terugkeer naar Angola geen behandelingen of medicijnen zal kunnen bekostigen die buiten de publieke voorzieningen vallen. Eiser stelt dat hij in het geheel niet in staat zal zijn om zich te redden in Angola en dat hij daarom ook niet zelfstandig naar de zorginstelling zal kunnen reizen.
6.2.
De minister heeft erop gewezen dat het BMA op basis van Medical country of origin information (MedCOI) geconcludeerd heeft dat de noodzakelijke medische behandeling in Angola aanwezig is, waardoor hij uit mocht gaan van die informatie. Het is volgens de minister dan aan eiser om aannemelijk te maken dat die zorg voor hem niet toegankelijk is. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser dit niet heeft gedaan. Volgens de minister heeft eiser niet aangetoond dat de capaciteit in het ziekenhuis onvoldoende is, vooral omdat eiser alleen ambulante behandeling nodig heeft. Verder heeft eiser geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij geen inkomen zou kunnen genereren of niet naar een zorginstelling kan reizen. Uit de medische stukken blijkt volgens de minister juist dat eiser onder medicatie zelfstandig functioneert. De minister heeft erop gewezen dat eiser contact heeft (gehad) met zijn ouders, broer en zussen en dat daarom niet wordt gevolgd dat eiser de Angolese of Portugese taal helemaal niet spreekt. Zijn familieleden zijn allemaal opgegroeid in Angola, waardoor het volgens de minister in de rede ligt dat zij onderling de Angolese voertaal spreken. Bovendien heeft de minister benadrukt dat het BMA als voorwaarde heeft gesteld dat eiser na de reis fysiek overgedragen moet worden aan de zorginstelling en dat de uitzetting alleen plaats zal vinden als aan die voorwaarde kan worden voldaan. De minister heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem onmogelijk is om zijn behandeling in Angola voort te zetten.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de minister heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. De minister heeft immers aangegeven dat het BMA zich met betrekking tot de beschikbaarheid van de behandeling gebaseerd heeft op MedCOI en dat het BMA op basis van die informatie kon concluderen dat de voor eiser benodigde behandeling beschikbaar is in het Luanda Psychiatric Hospital. Eiser heeft niet toegelicht of onderbouwd op welke manier het BMA-advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of niet inzichtelijk en concludent is. Eiser stelt weliswaar ter discussie of het Luanda Psychiatric Hospital voldoende capaciteit heeft, of een behandeling daar niet enkel onder schrijnende omstandigheden mogelijk is en of de behandeling voor hem feitelijk beschikbaar is, maar hij heeft niet gesteld dat de benodigde behandeling in Angola helemaal niet beschikbaar is. De minister heeft daarom in beginsel uit mogen gaan van de juistheid van het BMA-advies.
6.4.
De rechtbank overweegt dat als de minister tot de conclusie komt dat de voor eiser benodigde behandeling beschikbaar is in Angola, het vervolgens aan eiser is om aannemelijk te maken dat die behandeling voor hem niet toegankelijk is. [1] Hoewel het dus in de eerste plaats aan eiser is om aannemelijk te maken dat de behandeling voor hem niet toegankelijk is, blijkt uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat de omstandigheden van de vreemdeling ertoe kunnen leiden dat er ook een plicht voor de minister bestaat om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. [2]
6.5.
De rechtbank oordeelt dat de door eiser overgelegde bronnen leiden tot voldoende twijfel over de feitelijke toegankelijkheid van de benodigde behandeling voor eiser in Angola. Dit, in samenhang met eisers gediagnosticeerde schizofrenie en vastgestelde licht verstandelijke beperking, betekent dat het in deze zaak op de weg van de minister ligt om uitgebreider te onderzoeken en motiveren dat de benodigde behandeling daadwerkelijk toegankelijk is voor eiser. In de door eiser overgelegde artikelen staat namelijk dat er in het Luanda Psychiatric Hospital te weinig capaciteit is voor patiënten met psychische problemen, onder meer door een tekort aan psychiaters, gebrek aan financiële ondersteuning en ruimtetekorten. Verder wordt in meerdere artikelen aangegeven dat er grote tekorten zijn aan psychologen en psychiaters in Angola, waardoor lange wachttijden voor behandelingen bestaan. In een van de artikelen heeft de directeur van het ziekenhuis bevestigd dat het ziekenhuis problemen heeft met het ontvangen van fondsen en dat er een tekort is aan psychiaters. Ook staat in die artikelen dat er medicijntekorten zijn in het Luanda Psychiatric Hospital. De directeur van het psychiatrisch ziekenhuis zegt hierover dat het ziekenhuis nog nooit een “volledige breuk” van de medicijnvoorraden heeft gehad. De rechtbank leidt daaruit af dat er wel degelijk sprake is van medicijntekorten. Het BMA heeft vastgesteld dat voor eiser therapeutische behandeling en daarnaast medicamenteuze behandeling door een psychiater noodzakelijk is, terwijl de artikelen wijzen op tekorten van medicijnen, psychologen en psychiaters in het door het BMA genoemde ziekenhuis. Te meer nu eiser kampt met schizofrenie van het paranoïde type, hij licht verstandelijk beperkt is en hij al sinds 1996 in Nederland verblijft, ligt het naar het oordeel van de rechtbank in dit geval eerst op de weg van de minister om nader te onderzoeken en te motiveren waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de behandeling in Angola voor hem feitelijk niet toegankelijk is. Hoewel de minister erop heeft gewezen dat eiser ambulant wordt behandeld, leidt dat er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de twijfel over de toegankelijkheid van de behandeling is weggenomen. Eiser zal volgens het BMA-advies weliswaar niet hoeven worden opgenomen in het Luanda Psychiatric Hospital, maar hij zal wel medicijnen, een psychiater en mogelijk een psycholoog nodig hebben voor zijn behandeling. Anders dan de minister heeft gesteld, betekent een fysieke overdracht aan een psychiater in Angola niet meteen dat een aansluitende behandeling plaats zal vinden en dat eiser feitelijk toegang zal hebben tot de verdere behandeling. Dit heeft de minister ter zitting ook niet kunnen bevestigen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de besluiten in zoverre in strijd zijn met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.6.
De rechtbank overweegt verder dat eiser zijn stellingen over zijn persoonlijke omstandigheden tot nu toe niet heeft onderbouwd. Zijn betoog over het lage loon in Angola, de hoge kosten van behandelingen en medicijnen, zijn gebrek aan opleiding en de omstandigheden dat hij gedetineerd is geweest en licht verstandelijk beperkt is, is zonder nadere onderbouwing onvoldoende voor de conclusies dat hij in het geheel niet in staat zal zijn om te werken en dat hij ook nu geen financiële middelen heeft. Het ligt op eisers weg om aan de hand van bijvoorbeeld een deskundigenverklaring aannemelijk te maken dat hij wegens zijn medische omstandigheden en licht verstandelijke beperking niet in staat zal zijn om te werken. Ook zal hij met een bankafschrift of ander stuk zijn huidige financiële situatie moeten onderbouwen. Dat heeft eiser tot nu toe niet gedaan. Dat eiser niet zelfstandig zou kunnen reizen heeft hij ook niet nader onderbouwd. Dat mag wel van hem verwacht worden, te meer nu in het BMA-advies is opgenomen dat eiser onder behandeling zelfstandig functioneert. Eiser heeft met zijn verklaringen wel aannemelijk gemaakt dat hij geen Portugees spreekt. Hij is immers al sinds 1996 in Nederland en eiser heeft toegelicht dat hij in de Engelse taal met zijn (mogelijke) familie heeft gesproken. De rechtbank volgt de minister daarom niet in zijn tegenwerping dat het in de rede ligt dat eiser de Angolese voertaal spreekt. Eiser heeft echter niet met een verklaring van een behandelaar of ander stuk onderbouwd dat het spreken van de Portugese taal noodzakelijk is voor het volgen van de behandeling in Angola.
6.7.
De rechtbank volgt eiser overigens niet in zijn betoog dat het BMA had moeten onderzoeken of de benodigde behandeling voor hem persoonlijk toegankelijk is in Angola. Het BMA is immers een medisch deskundige en kan daarom geen uitspraken doen over eisers andere persoonlijke omstandigheden.
6.8.
Concluderend overweegt de rechtbank dat de besluiten moeten worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. De minister zal nader moeten onderzoeken en motiveren of de noodzakelijke behandeling feitelijk toegankelijk zal zijn voor eiser en daarbij zal hij alle relevante omstandigheden moeten betrekken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank zal de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen dan wel om en bestuurlijke lus toe te passen, omdat het aan de minister is om nader onderzoek te verrichten en een nieuwe beoordeling te maken. De minister moet binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit nemen op de aanvragen van eiser, met inachtneming van deze uitspraak.
9. Door vernietiging van het bestreden besluit valt het bezwaar weer open. Dat bezwaar heeft geen schorsende werking. De rechtbank zal daarom gebruik maken van de in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb opgenomen bevoegdheid tot het treffen van een voorlopige voorziening. Deze voorlopige voorziening houdt in dat eiser niet wordt uitgezet tot vier weken nadat de minister een nieuw besluit heeft genomen.
10. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten;
  • draagt de minister op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: EHRM 13 december 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1213JUD004173810 en ECLI:NL:RVS:2022:3134 en ECLI:NL:RVS:2022:3102
2.Zie in dit verband bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2022:3102, r.o. 2.2.