ECLI:NL:RBDHA:2025:6749
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Turkse eiser in het bestuursrecht met betrekking tot de voortduring van de maatregel van bewaring en de voortvarendheid van de minister
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 18 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduring van de maatregel van bewaring van een Turkse eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 12 februari 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 11 april 2025 was eiser niet aanwezig, maar de minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om aanvullende informatie te verkrijgen over de gebruikelijke werkwijze bij het versturen van rappels in lp-procedures richting Turkije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld, ondanks de vertraging in de verzending van de lp-aanvraag. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht is op uitzetting naar Turkije en dat eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting. Het beroep is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.