ECLI:NL:RBDHA:2025:5632
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J.P. Bosman
- M.C. Bakker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-overdracht naar Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J. van den Hoogen, heeft op 15 oktober 2024 asiel aangevraagd in Nederland. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. S. Deniz, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 6 maart 2025, maar beide partijen hebben aangegeven dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan. De rechtbank heeft daarom uitspraak gedaan buiten zitting.
Eiser stelt dat hij niet naar Bulgarije mag worden overgedragen, omdat er geen effectief rechtsmiddel zou zijn. De rechtbank overweegt dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Bulgarije in staat is om asielzoekers in overeenstemming met internationale verplichtingen te behandelen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat Bulgarije niet voldoet aan deze verplichtingen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter die bevestigen dat er nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.