ECLI:NL:RBDHA:2025:5333
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hansen - Telman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Polen onder de Dublinverordening
Op 31 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Syrische eiser die in beroep ging tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de persoonlijke ervaringen van de eiser in Polen, waaronder mishandeling en push-backs, niet voldoende waren om aan te tonen dat de overdracht aan Polen zou leiden tot onevenredige hardheid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde dat de minister de aanvraag terecht niet in behandeling had genomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat de minister mag uitgaan van de veronderstelling dat Polen zijn internationale verplichtingen nakomt. De eiser had niet aangetoond dat zijn situatie anders was dan die van andere Dublinclaimanten. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende gemotiveerd had waarom de asielaanvraag niet in behandeling werd genomen en dat de stellingen van de eiser niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, en de eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten.