Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.SANDOZ B.V.,
LABORATORIOS LESVI S.L.,
2.
NEURAXPHARM NETHERLANDS B.V.,
2.
MYLAN B.V.,
1.Waar gaan deze zaken over?
2.De procedure in de drie zaken
Market accesvan Biogen), haar advocaten mr. Van Schijndel, voornoemd, en mrs. R.J.F. Grijpink, D.W.R. Henderickx en J.B. Haase (allen advocaat te Amsterdam), E. Bottle (buitenlandse advocaat, coördinerend counsel voor de internationale procedures), S. Pohlman (octrooigemachtigde) en haar deskundige dr. M. Duddy (neuroloog). Op afstand, via een audiovisuele verbinding, nam verder van de zijde van Biogen deel aan de zitting D. Churchill (buitenlandse advocaat).
Market accessvan Sandoz Netherlands), haar advocaten mr. De Lange voornoemd alsmede mrs. B. Mooij, C. Tiems en I. Kleinveld (allen advocaat te Amsterdam). Op afstand hebben tevens deelgenomen, van de zijde van Polpharma c.s. haar deskundige prof. dr. T. Weber (neuroloog), dr. M. Rein en dr. K. Herzberg (beiden
Lead IP Litigation Counselvan Sandoz).
Head of IPvan Neuraxpharm).
Global Litigation Counselvan Viatris), [naam 3] (
Senior Patent Attorneyvan Viatris), haar octrooigemachtigde R. Raggers, haar advocaten mr. Bremer voornoemd alsmede mrs. J. Timmerman en J. Brugman (allen advocaat te Amsterdam), en haar deskundige dr. C. Wolf.
3.De feiten in de drie zaken
Compositions and uses for treating Multiple Sclerosis’, met onder meer gelding in Nederland. EP 873 strekt er in het bijzonder toe om een (orale) behandeling van Multiple Sclerosis (hierna: MS) met de stof dimethylfumarate (hierna: DMF) onder bescherming te stellen. EP 873 is op 20 juli 2022 verleend door het Europees Octrooibureau. Het octrooi betreft een
divisionalvan het inmiddels, na uitspraak van de Technische Kamer van Beroep, door het Europees Octrooibureau (EOB) wegens toegevoegde materie herroepen Europese (moeder)octrooi EP 2137537B1 (hierna: EP 537 of het moederoctrooi). De (PCT-)aanvrage met nummer PCT/US2008/001602 voor het moederoctrooi is op 7 februari 2008 ingediend onder inroeping van de prioriteit van de Amerikaanse octrooiaanvrage US 60/888,921 van 8 februari 2007. Die data gelden ook voor EP 873 als divisional van EP 537.
Nrf2 screening assays and related methods and compositions’ (hierna: WO 596).
clinical trialsmet de middelen fingolimod, natlizumab en DMF.
European Neurological Societycongres een presentatie gegeven, waarin hij onder meer de resultaten van een fase IIb-onderzoek (een doseringsstudie) gesponsord door Biogen besprak. Eén van de conclusies die Kappos deelde met het publiek was dat toediening van DMF in een dosis van 720 mg per dag effectief en veilig is bij de behandeling van RRMS. Uit de presentatie van Kappos volgt verder dat de overige twee doses die zijn onderzocht, 120 mg DMF per dag en 360 mg DMF per dag, geen statistisch significant effect ten opzichte van de placebogroep op de geteste
endpoints(met name het aantal nieuwe Gd+ laesies als
primary endpoint) laten zien. Die conclusies werden bevestigd in het persbericht dat Biogen diezelfde dag naar buiten bracht. De Generieken hebben foto’s van de betreffende, door Kappos gegeven (powerpoint)presentatie overgelegd (hierna: Kappos I). Bedoelde foto’s zijn afkomstig uit de oppositieprocedure die is gevoerd tegen de verlening van het moederoctrooi, EP 537. Een aantal slides uit Kappos I is hieronder weergegeven. In de slides wordt het toegediende DMF-product aangeduid als BG00012. De afkortingen qd en tid staan voor, respectievelijk, een maal daags en drie maal per dag.
4.Het geschil in de drie zaken
5.De beoordeling in conventie en in reconventie in de drie zaken
natural killer’ cellen spelen een rol bij het ‘scannen’ voor cellen waarin iets mis is, en vernietigen deze als dergelijke cellen worden gevonden.
relapsing-remittingMS (hierna: RRMS), secundair progressieve MS (hierna: SPMS) en primair progressieve MS (hierna: PPMS).
relapsein MS is deze barrière verstoord en kan Gd wel in de hersenen komen en in een laesie terecht komen en deze doen oplichten. Een dergelijke laesie wordt een Gd+ laesie genoemd. Gd+ laesies geven een indicatie van de activiteit van MS. Gd+ laesies duiden op recente actieve ontstekingen.
Fumariaof
ficinalis), nuttig zijn bij de behandeling van matige tot ernstige psoriasis.
in vivogemetaboliseerd tot MMF.
biological pathways” zoals het induceren van apoptose (sterfte) van T-cellen en/of het opreguleren van IL-10.
in vitro- en dierstudies, geschikte startdoses te verkrijgen voor klinische studies. Bij de preklinische tests worden de farmacologische eigenschappen, het metabolisme en de toxicologische eigenschappen van een (potentieel) werkzame stof onderzocht. De resultaten van de preklinische proeven fungeren als indicatoren voor het gedrag van de werkzame stof bij de mens. Zodra de proeven echter op de mens overgaan en er klinische data beschikbaar komen, wordt de relevantie van de preklinische gegevens voor de besluitvorming geleidelijk minder en uiteindelijk tenietgedaan door de toenemende hoeveelheid klinische gegevens.
proof of concept’-studies die hoofdzakelijk bedoeld zijn om de werkzaamheid (dat wil zeggen de beoogde therapeutische respons), de veiligheid en de verdraagbaarheid van het beoogde geneesmiddel te onderzoeken in een geselecteerde populatie van patiënten met de ziekte. In het algemeen wordt de maximaal getolereerde dosis (hierna: MTD) of een dosis die dicht bij de MTD ligt, geselecteerd op basis van de gegevens uit de fase I-studies om de beste kans te hebben om werkzaamheid aan te tonen. Deze studies testen meestal op effecten op surrogaatresultaten zoals laboratoriummetingen, beeldvormingsresultaten op MRI of CT, of andere metingen waarmee kan worden beoordeeld of een kandidaat-geneesmiddel het onderliggende ziekteproces op een gunstige manier beïnvloedt. Fase IIa-onderzoeken zijn doorgaans omvangrijker dan fase I-onderzoeken (honderden patiënten).
dose ranging’ (dosering) studies uitgevoerd bij een groter aantal patiënten met als doel de dosis-respons-relatie (werkzaamheid, veiligheid en verdraagbaarheid) te bepalen, en om geschikte doses vast te stellen voor de fase III-studies. In fase IIb-studies zou idealiter de gehele dosis-responscurve moeten worden vastgesteld, waarbij een dosis zonder effect, een minimale effectieve dosis en doses die het plafond van de gewenste effecten vertegenwoordigen (maximale effecten) worden gevonden. De minimale effectieve dosis is de kleinste hoeveelheid van een geneesmiddel die nodig is om een gewenst effect te bereiken. Het is in de praktijk overigens vaak zo dat niet de gehele dosis-responscurve in fase IIb wordt vastgesteld, maar slechts een deel daarvan.
squeeze). De rechtbank zal dat hieronder nader toelichten.
endpointsin de behandeling van (RR)MS. De twee lagere doseringen lieten niet een (statistisch significant) effect zien ten opzichte van placebo.
verbeterdeorale behandeling van MS zou zijn (pleitnota randnummer 103). Dat is noch uit het octrooi zoals verleend noch uit de aanvrage af te leiden. De aanvrage geeft immers in paragraaf [0116] slechts een aantal doseringsintervallen die variëren van (omgerekend bij een lichaamsgewicht van 70 kg) 70 mg per dag tot 3500 mg per dag, om als laatste interval te benoemen 480-720 mg en tot slot ongeveer 720 mg per dag. Daarin wordt geen enkel voordeel genoemd bij enige van die bereiken en zeker niet bij 480 mg per dag. Als voorts de vakpersoon al enige rangschikking in die steeds enger wordende bereiken zou zien als steeds meer geprefereerd, zoals Biogen betoogt en de Generieken betwisten, dan ziet die persoon bovendien die preferentie dan voor 720 mg per dag. Anders dan in de Apixaban-zaak [3] aan de orde, is er dus geen sprake van dat dit verbeterde effect door de leer van de aanvrage wordt omvat. Hierbij speelt ook mee dat de aanvrage niet gericht was op het zoeken naar de beste dosis van DMF maar naar het screenen op mogelijk tegen MS actieve stoffen (die lijken op DMF of MMF). Zie met name [0009, onder 1) en 4)]:
pointerdie de gemiddelde vakpersoon op het spoor van de uitvinding zou zetten. Daartoe heeft Biogen er in de eerste plaats op gewezen dat de in Kappos I en Kappos II gepresenteerde resultaten, wegwijzen van de uitvinding. Daaruit blijkt dat 720 mg per dag de enige dosis is die effectief is voor de behandeling van (RR)MS en dat de lagere dosis van 360 mg per dag niet beter presteerde dan placebo. De door conclusie 1 van het octrooi geclaimde dosis van 480 mg per dag ligt dichter bij de volgens Kappos I en Kappos II niet effectieve dosis van 360 mg per dag, dan bij de wel effectieve dosis van 720 mg per dag. Daarbij komt, zo heeft Biogen – ondersteund door de ter zitting afgelegde verklaring van haar deskundige prof. Duddy – betoogd, dat de (specialistische) gemiddelde vakpersoon na kennisneming van Kappos I en Kappos II niet geneigd zou zijn om een dosis onder de 720 mg per dag te onderzoeken, omdat die vakpersoon – op basis van genoemde presentaties – ervanuit zou gaan dat de effectiviteit van de behandeling van MS bij een dosering van 720 mg per dag op een minimumniveau zou zijn, terwijl de vakpersoon in die presentaties eveneens zou zien dat een lagere dosering van 360 mg per dag niet tot minder bijwerkingen leidt.
sweet spot’). Dit gaf de vakpersoon derhalve een drijfveer om lagere doses te onderzoeken. Als onderdeel van die zoektocht zou de vakpersoon in een routine
dose-rangingstudie (al dan niet in een nieuw fase II-onderzoek of direct in een fase III-onderzoek) een dosering van 480 mg per dag hebben getest. De keuze voor die specifieke dosering ligt voor de gemiddelde vakpersoon voor de hand, omdat DMF verkrijgbaar was in tabletten van 120 mg en van 240 mg, en ook in Kappos I en Kappos II met doseringen van (een veelvoud van) 120 mg per dag werd gevarieerd. De gemiddelde vakpersoon zou aldus zonder inventieve denkarbeid hebben gevonden dat toediening van DMF in een dosering van 480 mg per dag even effectief is in de behandeling van MS als toediening van DMF in een dosering van 720 mg per dag.
primary endpoint(zie 3.13). De rechtbank is echter van oordeel dat de gemiddelde vakpersoon – die met zijn medisch specialistische vakkennis de in Kappos I en Kappos II gepresenteerde resultaten met een kritische houding beoordeelt – zou opmerken dat de baselinewaarde met betrekking tot het aantal Gd+-laesies aanzienlijk hoger lag in de 360 mg per dag-groep dan in de andere drie groepen en dat die groep dus een (veel) hogere ziekteactiviteit had. Verder ziet de gemiddelde vakpersoon in Kappos I en II dat de mate waarin patiënten tijdens de studie
relapseservaren in de 360 mg per dag-groep hoger was dan in de 120 mg per dag- en zelfs de placebogroep. Daaraan ontneemt de vakpersoon minst genomen de duidelijke suggestie dat de ziekte, zowel bij aanvang van de studie als tijdens de studie, aanzienlijk actiever was in de 360 mg per dag-groep dan in de andere groepen, inclusief de placebogroep. Hogere ziekteactiviteit tijdens de studie heeft directe invloed op het aantal nieuwe Gd+-laesies dat tijdens de studie ontstaat. De vakpersoon realiseert zich dat de hogere ziekteactiviteit in de 360 mg per dag-groep zeer waarschijnlijk invloed zal hebben gehad op de resultaten. Toediening van de dosering van 360 mg per dag kan zo heel goed geleid hebben tot ook een (significante) reductie van het aantal laesies, maar deze werkzaamheid is door de hogere ziekteactiviteit gemaskeerd. De vakpersoon zou dus begrijpen dat er in de weergave in Kappos I en Kappos II van de effecten van de verschillende doseringen DMF op het
primary end pointvan de studie (vermindering Gd+ laesies) mogelijk sprake is van een (substantiële) onderschatting van de effecten van 360 mg DMF per dag op het ontstaan van nieuwe Gd+-laesies. Gelet daarop zou de gemiddelde vakpersoon juist op basis van Kappos I en Kappos II, anders dan Biogen betoogt, niet uitsluiten dat een dosering lager dan 720 mg per dag of zelf de dosering van 360 mg per dag (toch) effectief kan zijn. Dat inzicht in combinatie met de algemene vakkennis waarover de vakpersoon beschikt, waaronder het gegeven dat zowel de werkzaamheid als de bijwerkingen van DMF dosisafhankelijk zijn, vormt een directe hint in de richting van de in conclusie 1 van EP 873 geclaimde uitvinding.
in confesso– conclusie 1 van EP 873 een voorbeeld is, mee dat getoetst moet worden of het therapeutische effect van de samenstelling en het doseringsregime voor de geclaimde medische indicatie (in dit geval MS) is geopenbaard in de aanvrage/het octrooischrift dan wel, bij afwezigheid daarvan, op de relevante datum geloofwaardig (‘
credible’) is. Voor het voldoen aan het nawerkbaarheidsvereiste is noodzakelijk en voldoende dat voor de gemiddelde vakpersoon voldoende aannemelijk is of wordt gemaakt dat het geclaimde therapeutisch effect bij die dosering zich zal voordoen. Dat betekent dat wanneer het gewenste technische effect onderdeel is van de conclusie, maar in het octrooi niet wordt bewezen of op zijn minst aannemelijk wordt gemaakt dat dit technische effect bereikt wordt door de leer van het octrooi, en de vakpersoon dit evenmin op basis van zijn algemene vakkennis dan wel literatuur waarnaar wordt verwezen aanneemt, er sprake is van niet-nawerkbaarheid. De Grote Kamer van Beroep (hierna: de GKB) van het EOB heeft dit recent bevestigd in punt 74 in de zaak G2/21 (hierna: GKB G2/21):
Hence, because the subject-matter of second medical use claims is commonly limited to a known therapeutic agent for use in a new therapeutic application, it is necessary that the patent at the date of its filing renders it credible that the known therapeutic agent, i.e. the product, is suitable for the claimed therapeutic application. (…)”
sufficiency of disclosure’ volgens artikel 83/138 EOV uit de aanvrage/het octrooischrift de geschiktheid voor de geclaimde therapeutische indicatie geloofwaardig (‘
credible’) moet zijn, tenzij dit bij de gemiddelde vakpersoon op de prioriteitsdatum al bekend was (op grond van zijn algemene vakkennis). Zie voorts punt 77 van de
Reasonsvan GKB G 2/21:
The reasoned findings of the boards of appeal in the decisions referred to above make clear that the scope of reliance on post published evidence is much narrower under sufficiency of disclosure (Article 83 EPC) compared to the situation under inventive step (Article 56 EPC). In order to meet the requirement that the disclosure of the invention be sufficiently clear and complete for it to be carried out by the person skilled in the art, the proof of a claimed therapeutic effect has to be provided in the application as filed, in particular if, in the absence of experimental data in the application as filed, it would not be credible to the skilled person that the therapeutic effect is achieved. A lack in this respect cannot be remedied by post-published evidence.”
‘credible’te maken dat (720 mg per dag of) 480 mg per dag DMF effectief is in de behandeling van (RR)MS, de stelling moet innemen (en heeft ingenomen) dat Kappos I en II algemene vakkennis zijn. Zonder immers enige experimentele data in het octrooischrift/de aanvrage, is die werkzaamheid anders (al helemaal) niet gegeven. Biogen heeft die stelling evenwel onvoldoende onderbouwd. Het is ook niet anderszins komen vast te staan, al niet omdat het hier immers geen vakkennis uit een handboek betreft en Biogen bovendien (in het kader van inventiviteit) juist betoogt dat deze presentaties een efemerisch karakter hebben. Overigens, indien Kappos I en II niettemin algemene vakkennis zouden vertegenwoordigen, is (conclusie 1 van) het octrooi eens te meer niet inventief.
6.De beslissing in de drie zaken
relapsing
(RRMS), welke samenstelling omvat:
multiple scleroseRRMS, en waarbij
relapsing remittingmultiple sclerose
(RRMS), waarbij het dimethylfumaraat
RRMSmultiple sclerosemet een dosis van
relapsing remittingmultiple sclerose
(RRMS), welke samenstelling omvat:
multiple scleroseRRMS, en waarbij de toe te dienen dosering van het dimethylfumaraat of het monomethylfumaraat 480 mg per dag bedraagt.
relapsing remittingmultiple sclerose
(RRMS), waarbij het dimethylfumaraat of monomethylfumaraat oraal dient te worden toegediend aan een individu dat behoefte heeft aan behandeling van
RRMSmultiple sclerosemet een dosis van 480 mg per dag.
een van deconclusie
s5
-8, waarbij het dimethylfumaraat of het monomethylfumaraat in de vorm van een tablet, een suspensie, of een capsule dient te worden toegediend.