ECLI:NL:RBDHA:2025:4878
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en voortduren van de maatregel in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Libische eiser. De maatregel van bewaring was op 11 december 2024 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 21 maart 2025, die via telehoren werd gehouden, was eiser aanwezig vanuit het detentiecentrum in Rotterdam, terwijl zijn gemachtigde en een tolk in de rechtbank in Groningen aanwezig waren. De minister werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken en de voortgang van de uitzetting van eiser. Eiser betoogde dat er geen zicht was op uitzetting, omdat er nog geen laissez-passer was verstrekt door de Libische ambassade. Hij voerde ook aan dat hij bereid was zich aan een meldplicht te houden in plaats van in bewaring te blijven. De rechtbank oordeelde echter dat er nog steeds zicht op uitzetting naar Algerije bestond en dat de minister voldoende voortvarend handelde in de uitzettingsprocedure. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, evenals het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier S. Strating, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.